Keizerin Charlotte van Mexico
Achiel Bettesone ((+)
Jef De Cuyper
Sib 2025
___________________________________________________________________________________
Inhoud :
1. Charlotte en haar familie
2. Charlotte in Oostenrijk
3. Keizerin Charlotte in Mexico
4. Keizerin Charlotte in Frankrijk en Rome
5. Keizerin Charlotte in Miramar en haar terugkeer naar België
6. Keizerin Charlotte in Tervuren
7. Keizerin Charlotte in Meise
Bibliografie
Archief Sib
_______________________________________________________
1. Charlotte en haar familie.
Haar ouders en grootouders: Leopold I ,
koning van België op 4-6-1831, eedaflegging op 21-7-1831
Leopold-Georges-Chrétien-Frederik prins van Saksen-Coburg-Gotha (1826) landgraaf
van Thuringen, geboren op 16-12-1790 en overleden op 10-12-1865 te Brussel.
Zoon van de hertog van
Saksen, Francis-Frederik geboren op 15-7-1750 , (+) 9 . 12 . 1806 en van gravin Augusta-Caroline-Sophie van
Reuss Ebersdorf (° 19-1-1757 - +
16-11-1831 )
Francis
was gehuwd op 13-6-1777. Leopold had een zus prinses Sophie (4.8.1813 –
14.2.1871).
Leopold I huwde op
9.8.1832 te Compiègne met Louise-Marie Thérèse Caroline Isabelle, prinses van
Orléans geboren op 3.4.1812 te Palermo en stierf op 11.10.1850 te Oostende.
Dochter van Louis-Philippe koning van Frankrijk van 1830, (geboren in 1775,
overleden 28.8.185O), troonsafstand op
24.2.1848 en van Marie-Amelie van
Bourbourg geboren 26 april 1782 en
overleden 24.3.1866, gehuwd en dochter
van koning Ferdinand IV en van Marie Caroline van Oostenrijk.
Leopold was reeds
weduwnaar van Charlotte Augusta prinses van Wales dochter van prins-regent en later koning
Georges IV, geboren op 7.1.1790, prinses van Wales later koningin Victoria. Zij
was een nicht van Charlotte met wie zij correspondeerde. Zij overleed echter bij de geboorte van een
dood kind op 6.11.1817. Zij verbleven in het Carlton House te Londen dat hun
blijvend werd toe gewezen.
1) Louis-Philippe, was vroeg overleden ( geboren 24.7 1833 - overleden 16.5.1834)
Koning Leopold I had nog twee onwettige zonen
van Arcadie Meyer Clairette de Viscourt genaamd baron Georges en baron Arthur
Meyer.
Leopold II en zijn afstammelingen: ( troonsbestijging op 17.12.1865 met overdracht van kasteel van Tervuren aan zijn zus Charlotte. Het park werd ter beschikking gesteld van het publiek )
Koning Leopold II en
koningin Marie Henriette, die nieuw leven in het paleis te Laken bracht voor
Charlotte door haar jonge leeftijd.
1) Prinses Louise,
geboren op 18.2.1858 te Brussel,
overleden te Wiesbaden op 1.3.1924. Gehuwd met prins
Philippe van Saksen-Coburg-Gotha op 4.2.1875, hij was 14 jaar ouder. Gescheiden in 1906. Wegens
wangedrag werd zij bij decreet verbannen, daarna opgesloten in een
psychiatrische instelling. Zij had een dochter die erfgenaam werd van de
nalatenschap van Charlotte. 2)
Prins Leopold, graaf van Henegouwen en hertog van Brabant, geboren op 12.6.1859
en overleden op 22.1 1869 slechts 9 jaar oud. Hij was geboren met een afwijking
aan het hart en was bovendien in in het koude water van de vijver van het park
gevallen.
3) Prinses Stephanie werd geboren op 21.5.1864 en overleed op 23.8.194
Zij huwde op 10.5.1881 met
Rudolf aartshertog van
Oostenrijk, die overleed bij het drama van Mayerling op 30.1.1889, samen met zijn minnares. Haar
dochter met hem, Elisabeth-Maria (Erszi) die leefde van 1883 tot 1963, moest
zij afstaan aan het keizerlijk hof, bij het tweede huwelijk van Stefanie
met graaf (prins ) Elemer van Lonyay een
Hongaar, op 22.3.1900 te Miramare.
4) Prinses Clementine werd geboren op
30.7.1872 en overleed op 8.3.1955. Zij huwde met Victor-Napoleon-Bonaparte, prins van Frankrijk, die leefde van 1862 tot
1926. Vader Leopold had zich tot aan
zijn dood verzet tegen dit huwelijk. Op 18.10.1908 werd Congo een Belgische
kolonie. Op 25.2.1825 was Leopold II te Berlijn aangesteld als hoofd van de
nieuwe Staat. Leopold II had een
liefdesaffaire met Blanche Zélia Josephina Delacroix, door iedereen Caroline
genoemd. Zij was geboren in mei 1883 te Boekarest en woonde samen met Emmanuel
Durieux in hotel Elisée Palace. Caroline was ook in de villa te Oostende, die onderaards verbonden was met het koninklijk paviljoen. Zij kreeg de
titel van barones de Vaughan.
Prins Philippe en afstammelingen: ( Hij huwde redelijk laat en genoot lang van zijn jeugd als vrijgezel )
1) Prins Baudewijn,
geboren op 3.6.1869 en overleden in 1891
2) Prinses Henriette geboren in 1870 3)
Prinses Josephine I geboren in 1870 en overleden in1871.
4)Prinses Josephine II in 1872 geboren
5)Prins Albert ( Albert-Leopold-Clement-MarieMeinrad.)
geboren op 8.4.1875 en
overleden op 17.2.1934. Hij huwde met Elisabeth hertogin van Beieren op
2.10.1900. Zij was geboren op 25.7.1876 en overleed op 23.11.1965. Prins Albert werd koning Albert I op 23.12. 1909.
De afstammelingen van
koning Albert I en koningin Elisabeth
1) Prins Leopold, later koning Leopold III, werd geboren op 3.11.1901 en
overleed op 25.9.1983. Hij was koning op 23.2.1934. Troonsafstand op 16.7.1951. Hij huwde met Astrid, prinses van Zweden op 4.11.1926. Astrid werd
geboren op 17.11.1905 en overleed op 29.8.1935, te Küssnacht ( Zwitserland )
bij een auto ongeval.
2) Karel, prins –regent werd geboren op 10.10.I903. Hij was prins- regent van 20.9.1944 tot
29.7.1950.
3) Prinses Marie-Josée werd geboren op
4.8.1906 en overleed op 27-O1-2001. Zij
huwde met Umberto van Italië (°15.9.19O4). Hij werd koning van Italië in
1946. Hij overleed op 18.3.1983.
2. Charlotte in Oostenrijk
Charlotte, aartshertogin van Oostenrijk.
De familie van
Maximiliaan bestond uit zijn moeder Sophie, aartshertogin. Zijn vader
Frans-Karel, was reeds overleden op 8.3 1878. Zijn andere broer Frans-Joseph
was keizer geworden van Oostenrijk die gehuwd was met Elisabeth Wittelbach van
Beieren, Sissi genoemd Toen zij huwde was zij slechts 15 jaar oud. ( 24.4.1854
) Aan de oever van het Meer van Genève
zou zij vermoord worden op 10.9.1898 door Luigi Lucche, met de punt van
een vijl.
De zieke keizer Ferdinand van Oostenrijk had op 2.12.1848 zijn troon afgestaan aan de jonge Frans-Joseph, aangezien zijn broer Frans-Karel afstand had gedaan van zijn rechten Maximiliaan ( Ferdinand-Maximiliaan-Joseph ) de tweede zoon was gehuwd met Charlotte. De derde zoon was Ludwig-Victor. De vierde zoon was Karel-Ludwig die gehuwd was met Margaretha van Saksen. Hij stierf kort nadien aan tyfus. Uit het huwelijk van keizer Frans-Joseph met Sissi werden een viertal kinderen geboren maar slechts één zoon. Deze zoon Rudolf was de kroonprins. Hij huwde met prinses Stephanie van België, op 10 mei 1881. Het bleek echter geen gelukkig huwelijk te zijn. In een liefdesaffaire met zijn minnares Marie Vetsera, besloten Rudolf en Marie samen uit het leven te stappen. Het werd het drama van Mayerling. Rudolf liet een wettige dochter na met Stephanie, die geboren werd in het jaar 1883. Zij noemde Elisabeth. Door een moeilijke bevalling zou Stephanie nog moeilijk kinderen kunnen krijgen. Voor Rudolf betekende dit dat hij geen opvolger meer zou krijgen. Het drama Mayerling speelde zich af in het jachtpaviljoen. Eerst kreeg Marie Vetsera een kogel door het hoofd die door Rudolf werd afgevuurd. Nadien schoot hij zichzelf een kogel door het hoofd. Het voorval werd pas te Wenen bevestigd op 31 januari 1889.
Prinses Stephanie en aartshertog Rudolf.
Marie Vetsera.
Toen Stephanie opnieuw wilde huwen, moest zij eerst haar dochter afstaan aan de keizerlijke familie te Wenen. De tweede man van Stephanie is echter vlug overleden door kanker. Stephanie is daarna niet meer gehuwd. Daardoor had zij de mogelijkheid om meer op bezoek te gaan bij haar tante Charlotte op het koninklijk domein van Boechout te Meise.
Charlotte,
vice-koningin van Venetië-Lombardije.
Nog voor dat het huwelijk
plaats vond van Charlotte en Maximiliaan, bekwam koning Leopold
I van keizer Frans-Joseph dat hij zijn broer benoemde tot
gouverneur-generaal van de Italiaanse provincies Venetië-Lombardije, die onder
het Oostenrijks bewind waren gekomen sedert het congres van Wenen van 1815,
Lombardije reeds in 1714 en Venetië sinds 1797, o.a. in ruil voor de Zuidelijke
Nederlanden. De benoeming gebeurde reeds op 28 februari 1857. De Italiaanse bevolking vocht toen al
hardnekkig, om los te komen van de dictatuur die door gouverneur Radetsky van
Oostenrijk werd gevoerd. Toch werden Maximiliaan en Charlotte met veel luister
ontvangen. Vooral Charlotte legde zich toe om de Italiaanse taal te kunnen
spreken met haar onderdanen. Hun residentie was bepaald in het hertogelijk paleis te Milaan, maar zij
verkozen te verblijven in het meer intiem kasteel van Monza, waar zij
feestelijk werden ingehaald op 6 september 1857. Begin
1859 werd Charlotte echter te Milaan zodanig uitgejouwd, dat Maximiliaan haar
naar het veiliger Triëst stuurde.
Het tij was niet meer te keren en het werd
oorlog. Keizer Frans-Joseph stelde generaal Guylan aan om de zaak te bestrijden
met man en macht. Maximiliaan werd dan ontslagen als gouverneur-generaal wegens
te toegeeflijk. Dit gebeurde op 20 april 1859. Op 3 mei 1859 verklaarde ook
Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk om Italië te steunen in zijn strijd. Op 4
juni 1859 vond de eerste veldslag plaats in de buurt van Magenta, dicht bij
Milaan. Het Italiaans-Frans leger onder de leiding van Napoleon III, joeg de
Oostenrijkers op de vlucht. Hierbij
waren 44.000 Fransen gesneuveld en
10.000 Oostenrijkers. Een tweede veldslag
was te Solferino op 24 juni 1859
waarbij opnieuw 17.000 Fransen en Italianen sneuvelden en 22.000 Oostenrijkers.
Bij die twee slachtpartijen werd het Rode Kruis gesticht door Henri Dunant, een
Zwitser. Het vredesverdrag werd gesloten te Villafranca op 11 juli 1859.
Frankrijk verkreeg de stad Nice en Lombardije kwam terug bij Italië. Venetië
bleef nog onder Oostenrijk, maar na 5 jaar werd het eveneens bij Italië gevoegd.
Maximiliaan had nog
slechts één taak te vervullen bij de Oostenrijkse vloot op de Adriatische Zee
als vice admiraal onder het bevel van maarschalk Aleman. Dit tot januari 1864.
Hij verbleef dan met Charlotte in Miramare. Toen ondernamen zij enkele reizen om hun
frustraties te onderdrukken. De verstandhouding in het huwelijk was ondertussen
ook niet te best. Maximiliaan was meer en meer afwezig. Het was dus maar een
korte periode dat Charlotte vice-koningin was. In
het jaar 1861 vroeg Charlotte aan haar vader
of hij in België wou uitzien naar een bekwaam en betrouwbaar man. Het
werd Auguste t' Kint de Roodenbeke. Op 20 augustus 1861 sloot België een
vriendschapsverdrag met Mexico, met akkoorden over handel en zeevaart. Auguste
t' Kint werd dan aangesteld als bijzonder zaakgelastigde in Mexico. Hij kwam aan
kort nadat Juarez besloten had de betalingen aan Frankrijk, Engeland en Spanje
op te schorten, die daarop hun betrekkingen met Mexico hadden verbroken.
Frankrijk zou zelfs Mexico gaan bezetten onder de leiding van Napoleon III.
Hierdoor moest Juarez vluchten naar het Noorden van het land, waar hij steun
kreeg van de Verenigde Staten van Amerika. Tijdens die periode trok Maximiliaan
met Charlotte op reis naar Brazilië. Toen zij aanlegden op het eiland Madeira
besloot Maximiliaan verder te reizen zonder Charlotte. In Brazilië zou
Maximiliaan verschillende avonturen beleven met de Braziliaanse schoonheden.
Charlotte keerde dan terug naar Miramare en probeerde daar haar eenzaamheid te
onderdrukken door het schrijven van brieven. In 1861 raakte Charlotte besmet
door Maximiliaan van een
geslachtsziekte, waardoor zij onvruchtbaar werd. Van dan af zou het koppel niet
meer bij elkaar slapen.
3. Keizerin Charlotte in Mexico
Om keizerin Charlotte te steunen, hield koning Leopold I zich bezig met het inrichten van een Belgisch vrijwilligersleger. Maximiliaan kreeg eveneens de steun van zijn broer, keizer Frans-Joseph van Oostenrijk met een vrijwilligersleger. Op 24 maart 1864, verscheen er een bericht in l'Etoile Belge : "De wacht van de keizerin zal bestaan uit 2.000 man." Officieren en onderofficieren vertrekken met een hogere graad dan die welke zij reeds bezaten. De diensttijd werd bepaald op zes jaar. De troepen bestonden vooral uit Vlaamse werkmensen. Hierbij was er ook één uit Meise. Hij noemde Van der Bruggen Pierre Josse, en werd geboren te Meise in het jaar 1836. Zijn beroep was knecht bij de metselaars. Hij werd aangenomen in september 1864. Hij zou dienst doen bij het Belgisch vrijwilligersleger tot de expeditie werd ontbonden in januari 1867. De troepen werden verzameld in de kazerne van Maagdendale te Oudenaarde. Bij de inschrijving ontving iedere man, een premie van 60 fr. De legerleiding moest dan ook nog zorgen voor het uniform. Ook de vrouwen van de officieren en de onderofficieren mochten mee om in de kantine te werken. Natuurlijk werden er kinderen uit geboren. De meisjes kregen als meter en als naam Carlota. Een deel daarvan vormden een erehaag bij haar begrafenis te Laken. Bij haar verjaardag brachten zij meestal een ruiker bloemen. Uit de hogere klasse bood zich ook officier Ernest Chazal aan, een zoon van de Belgische minister van Oorlog, die een vriend was van koningin Marie Henriette. De werving verliep echter niet zo gunstig, aangezien er op 16 oktober 1864 slechts een eerste lichting van 600 vrijwilligers op de trein stapten te Oudenaarde, met baron luitenant - kolonel Alfred LouIs Van der Smissen, als commandant en kapitein Léon Visart de Bocarmé als assistent. Een laatste lichting vertrok op 16 januari 1865. Van uit Saint Nazaire vertrok de stoomboot Louisiana over de Atlantische Oceaan naar Vera Cruz in Mexico. De oversteek was al een marteling die 6 weken duurde. Daarna grotendeels over slechte wegen te voet naar Mexico-Stad, de hoofdstad van Mexico. Op 11 december 1864 zijn zij toen aangekomen. De Belgische vrijwilligers noemde men : " Les Chasseurs de l'Impératrice". Hun eerste opdracht was Zitacuaro straffen om hun steun aan de Juaristen. Omdat er niemand meer was werden daarom de dorpen errond verwoest. Op oudejaarsavond 1864, arriveerde te Vera Cruz het Oostenrijks vrijwilligersleger. Op 1 januari 1865 ging dit leger aan land. Het stond onder de leiding van kolonel Alphons von Kodolitsch en generaal graaf Franz Thun von Hohenstein. Dit legertje zou uitgroeien tot 6.000 man. Zij kwamen vooral om de Habsburgse keizer Maximiliaan te verdedigen. Nochtans werd slechts een klein deel ingezet als Guardia Impirial, de rest werd verdeeld over geheel het uitgestrekt land dat Mexico was. Dit om de gaten te vullen die ontstonden door het wegtrekken van de Fransetroepen. In die periode trachtte Carlota de pauselijke nuntius te overtuigen van haar zienswijze, maar de nuntius wou geen enkele toegeving doen. Officier Chazal had zijn overplaatsing gevraagd en kwam terecht in de bloedige overval te Tacambaro op 11 april 1865 met ontelbare gekwetsten en doden. Ook officier Ernest Chazal en majoor Tijdgadt werden dodelijk gekwetst en zij bezweken aan hun verwondingen. De Belgen verloren ongeveer een kwart van hun manschappen en gaven zich over. De nederlaag was moeilijk te verteren en op 16 juli 1865 werd weerwraak genomen met generaal Mendez te La Loma, dicht bij Tacambaro. Op 5 december 1865 had er reeds een uitwisseling plaats op het dorpsplein van Acuitzio, onder de leiding van luitenant Leon Visart de Bocarmé in een gemoedelijk sfeer. Op 15 maart 1866, werd overeengekomen dat Oostenrijk 2.000 vrijwilligers per jaar zou aanwerven en dat gedurende 5 jaar te beginnen met 4.000 man voor het lopend jaar.
Dit besluit werd echter ingetrokken wegens verzet van de Verenigde Staten. In het jaar 1866 sneuvelde nog een jong Belgisch officier, namelijk baron Frederic Victor d' Huart, na een overval van de Mexicanen. Het was een goede kennis van koning Leopold II. Op 24 december 1866, had Maximiliaan de vrijwilligerskorpsen van België en Oostenrijk de keus gelaten om de gevechten te stoppen, waarbij de meerderheid besliste om naar huis terug te keren. Op 20 januari 1867 zijn de Belgische vrijwilligers uit Mexico vertrokken en op 9 maart 1867 kwamen zij toe in de haven van Antwerpen. Op 21 januari 1867, vertrokken de Oostenrijkse vrijwilligers en ook de laatste Franse troepen. Een Mexicaanse historica, Eraudi Arenas Sanchez, schreef haar eindverhandeling over de Belgische expeditie. Hierin werden enkele belangrijke elementen daaruit overgenomen. Het beeldhouwwerk dat te Oudenaarde op het Tacambaroplein werd geplaatst, is van Willem Geefs (1805-1883). Het stelt een wenende en rouwende vrouw voor, om de gesneuvelden te herdenken van Tacambaro. Het werd opgericht in 1867.
Keizer Maximiliaan van Mexico met naast zich de kroon.
Keizerin Charlotte (Carlota) met op haar linkerschouder het lint van de
orde van San Carlos met kruis.
De Orde van Sint Karel (San Carlos) in Mexico met het kruis.
De Orde werd gesticht door keizer Maximiliaan van Mexico en keizerin
Charlotte op 10 april 1865. Het lint
is in karmijnrode kleur en wordt alleen door vrouwen gedragen. Charlotte was
zeer katholiek ingesteld en koesterde een bijzondere devotie voor de heilige
Carolus Borromeüs. Zijn motto was HUMILITAS dat werd overgenomen in de Orde. De
Orde werd verleend door de keizer Maximiliaan en door de keizerin Charlotte van
Mexico, op de sterfdatum van de heilige, (4 november) en op de verjaardag van
Charlotte (7 juni). De Orde werd gedragen door keizerin Charlotte, met het
groot kruis (zie de afbeelding hierbij). Verder waren er 24 Mexicaanse Eredames
opgenomen in de Orde en een onbeperkt aantal Mexicaanse dames.
Keizerin
Charlotte was ook opgenomen in de orde van het Sterrenkruis van de Habsburgers
en van de Orde van Maria-Luisa van de Spaanse Bourbons. Het lint werd bij de
grootkruisen aan een smal grootlint over
de rechter schouder gedragen, zodat het kleinood op de linker heup
rustte. Aan de orde was geen ster of keten verbonden. Het grootkruis mocht
alleen gedragen worden door prinsessen uit regerende huizen. Het lint hierbij
afgebeeld is dat van Dame in de Orde. De Dames droegen een kleiner kruis aan
een strik op de linker schouder. Het wit geëmailleerd gouden Latijns kruis, met
lelie-vormige uiteinden, droeg op de voorzijde een groen geëmailleerd kruis
waarop het motto, HUMILIUS is aangebracht. Keizerin Charlotte, waarschijnlijk
de laatste Dame, stierf op de ouderdom van 87 jaar, op 27 januari 1927. De Orde
verdween met de dood van keizer
Maximiliaan en van keizerin Charlotte. (overgenomen uit WIKIPEDIA
De keizerin leed op 25 jarige ouderdom aan
zwaarmoedige en sombere buien, een ziekte waaraan ook haar overleden
familieleden hadden geleden en waar ook haar broer Leopold II, aan leed. Haar
hofdames vertelden dat zij Carlota soms zagen lopen in de gangen van het
kasteel, terwijl zij haar zakdoek met de tanden in stukken scheurde.
Ondertussen namen de acties van Juarez onrustwekkend toe van uit het noorden, daarom besloot Maximiliaan tegen zijn zin op het verzoek van Bazaine in te gaan, om het Zwarte Decreet in te voeren, ( 3 oktober 1865 ) waarbij al wie zich met wapens verzette tegen het keizerrijk, ter dood zou veroordeeld worden zonder toelating van het genadeverzoek. Zo liet hij twee generaals neerschieten zonder het genadeverzoek in te willigen. Ook Juarez had reeds in 1862 een wet laten toepassen die als dodenwet stond bekend, maar zijn generaals voerden die bepalingen niet zo strikt uit. Verder beriep Maximiliaan zich onbeperkt genade te kunnen verlenen. Onder de bescherming van de Verenigde Staten had Juarez niets te vrezen, en Maximiliaan voelde zich meer en meer in het nauw gedreven. Toch liet hij nabij Cuernavaca in een koffieplantage in het gehucht Acapazinga een Indiaans landhuis verbouwen, naast een vijver omgeven door laurier, sinaasappelen en olijven. Aan Carlota liet hij weten, dat hij daar volstrekt alleen wou zijn en dat zij er in geen geval mocht binnen gaan. Carlota kende echter de ontrouw van haar man, zelfs onder haar eigen dak. Zij wist ook dat hij in dat buitenverblijf buitenechtelijke relaties had met de vrouw van zijn eerste hovenier. Als hobby bestudeerde hij daar ook de fauna en flora. Maximiliaan wenste nog eens op reis te gaan naar het schiereiland Yucatan met Carlota, maar op het laatste nippertje zag hij af van deze reis. Hij gaf dan Eloin de opdracht om deze reis in zijn plaats te doen met Carlota. Dit was echter tegen de zin van Eloin en van Carlota en het was trouwens ook een uiterst vermoeiende tocht. Op 6 november 1865 zijn zij dan toch vertrokken uit de hoofdstad. Eerst nog naar Uxmal en dan naar de puinen van de stad Quetzalcoate, bij de halfgod, onder de verschroeiende hitte van de zon. Op eigen kracht klauterde Carlota de hoge piramide op. Te Yucatan vernam zij de dood van haar vader en dat was voor haar een groot verlies. Hij was reeds overleden op 10 december 1865. Op haar broer Leopold II , zijn opvolger, moest zij niet rekenen, vermits hij niets wou weten van het avontuur Mexico. Tijdens die reis had Carlota daar een periode van inkeer op godsdienstig vlak en stelde enkele leefregels op. De reis was vermoeiend en het landschap onherbergzaam onder een broeierige hitte. Bovendien heerste er de gele koorts. Destijds aanbad men er de Maya-goden, die met mensenbloed moesten vereerd worden. Carlota kreeg daarbij een gevoel van angst en beklemming met een totale uitputting en een zenuwinzinkingnabij. Op het einde van het jaar 1865, trok Carlota zich meer en meer op de achtergrond Toen trokken ook reeds de Oostenrijkse eredames, gravin Zichy en gravin Kollonitz, naar hun land terug. Er bleven dan alleen nog Mexicaanse eredames over. Vermits Maximiliaan en Carlota geen kinderen konden krijgen, werd voor hun opvolging een kleinzoon van keizer August I aangenomen als zoon en opvolger, de kleine Augustin de Iturbide y Green, twee jaar oud. Dit plan werkte grote wrevel op bij Carlota, het kind werd door de moeder echter terug gevorderd van zodra de toestand met het keizerrijk begon mis te lopen. In december 1865, stelden de Verenigde Staten een ultimatum, dat alle Franse troepen zich moesten terugtrekken uit Mexico. Het jaar 1866 begon dus met een dramatische wending. De Verenigde Staten wensten dus absoluut dat het nieuwe keizerrijk verdween. Zij erkenden alleen Benito Juarez als president. Daardoor wenste Frankrijk ook niet meer tussen beide te komen en maarschalk Bazaine werd verzocht de Franse troepen uit Mexico te ontruimen. Carlota wees op de flagrante schending van het verdrag dat was afgesloten te Miramare, maar het mocht niet baten. Begin januari 1866 zag zij Maximiliaan terug. Zij was toen reeds ziek. Op 15 januari schreef Napoleon III een brief waarmee hij definitief besliste de Franse troepen terug te trekken uit Mexico, uitgezonderd het vreemdelingenlegioen. Op 24 maart 1866 overleed ook de grootmoeder van Carlota, Marie Amelie. Hierop viel zij in een ernstige depressie. Eind juni 1866 meldde Napoleon III het einde van de inmenging van Frankrijk.
Hij vroeg aan Maximiliaan om af te treden en terug te keren met de Franse troepen naar Europa, maar Maximiliaan weigerde daar op in te gaan. Carlota kreeg dan de toelating om naar Europa te gaan, om over de zaak te gaan bemiddelen Op 6 juli 1866 woonde zij nog het Te Deum bij in de kathedraal van Mexico-Stad. Twee dagen later vertrok zij in alle stilte met een geheime zending naar Europa.
Adios Mama Carlota.
Een satiristisch lied dat
nog steeds bekend is in Mexico. Het werd geschreven door Vincente Riva Palacio,
waarvan de vader als advocaat van Maximiliaan had gefungeerd. Toch is het
duidelijk dat niet alles tijdens het keizerrijk negatief was in Mexico. Carlota
genoot van een zekere vorm van sympatie onder de Mexicaanse bevolking. Toen
enkele jaren na de dood van Maximiliaan, de zangeres Concha Mendez terug optrad
in een theater in Mexico, werd zij aanhoudend verzocht het lied " Palome Liberale " te zingen, het
lievelingslied van Carlota. Concha Mendez weigerde resoluut en met luide stem
riep zij uit, zodat de hele zaal haar
kon horen:" Het spijt mij, maar ik weiger op Uw verzoek in te gaan."
Rond mijn pols draag ik een armband, gekregen van de ongelukkige prinses, die
nu ver weg van ons land haar tranen de vrije loop laat. Want zij is eenzaam en
door iedereen verlaten. Noch ik, noch het land waar ik geboren ben en dat het
mijne is, zal de nagedachtenis schenden van de prins die in Queretaro gestorven
is, noch de herinnering aan de edele vrouw die nu, in plaats van een
keizerlijke kroon, de kroon draagt van de martelaren.
Conchita Mendez ontving voor haar uitspraak een overdonderend applaus en
een blijvende sympathie van de bevolking. Alleen in toeristische plaatsen werd
het lied nog gezongen. Carlota blijft in
de nationale geschiedenis van Mexico geprezen om haar goedheid, haar edele
inborst en om de eer de meest geliefde vrouw van Mexico te zijn geweest.
Men spreekt niet graag over
de terechtstelling van Maximiliaan die naar men zegt, altijd eerlijk bleef
niettegenstaande vele fouten.
Keizerin Charlotte toen zijn nog gezond was in Mexico.
Psychotrope planten
Indien de keizerin in
Mexico deze stoffen gebruikt heeft, kunnen ze haar adchtervolgingswaan
verklaren.
De Maya indianen
gebruikten een afrodisiacum : Chaca of red gumbolimbo tree
4. Keizerin Charlotte terugkeer
De zoektocht naar hulp
van de keizerin, haar opname in Miramare en de executie van zijn keizer.
Op 8 juli 1866, vertrok
Carlota naar Europa, vergezeld van haar dokter Bohuslavec, van secretaris
Montalba Poliakowitz, van haar hofdame senora Manuella del Barrio en van haar
gezelschapsdame Madeleine en van graaf Charles de Bombelles en Leonce Detroyat,
Frans generaal en staatssecretaris van
Maximiliaan bij de marine en militair adviseur en van het nodige personeel.
Maximiliaan vergezelde het gezelschap tot halfweg Vera Cruz. Zij vertrokken uit de hoofdstad op 9 juli 1866 met diligencekoetsen. De
eerste halte was te Puebla. Tegen de avond van de 10de juli werd Oriziba
bereikt. Daarna door een stormweer naar Cordoba. Op 11juli werd de karavaan overvallen door een bende
Juaristen. Die spanden de muilezels uit en verdwenen er mee in de wildernis.
Dan te voet verder tot aan de spoorweg en daarna nog verder naar de kust en de
haven Vera Cruz. Op 13 juli scheepte het
gezelschap in op de boot Impératrice Eugénie. Op 8 augustus 1866 kwam de boot
aan te Saint Nazaire. Napoleon liet weten dat hij ziek was en Charlotte niet
kon ontvangen en alle bijeenkomsten moest uitstellen. Na een bezoek aan haar ex-gouvernante
mevrouw de Bovée in Versailles, werd zij dan toch ontvangen, maar Napoleon III schoof de zaak door naar zijn ministers.
Charlotte was woedend en vertrok teleurgesteld naar haar Miramare waar zij de steun kreeg van dokter Jilek. Via een kabeltelegram stuurde Charlotte een
kort maar historisch geworden bericht aan Maximiliaan " Todo es inutil
" ( alles was nutteloos ).
Maximiliaan gebood haar nog naar Rome te gaan
om een concordaat van de paus af te dwingen. Zij deed de reis per trein, maar
zij kreeg dan een hallucinatie en wilde
niet meer verder omdat zij in haar meende dat de spionnen van Napoleon
haar wilden ombrengen. Zij besefte echter nog dat zij hallucineerde en
zette de reis naar Rome toch nog voort. Zij kwam daar toe op 25 september 1866.
Op 30 september in de ochtend voelde zij dat zij koorts had en beval haar
gevolg om haar naar de paus te brengen. Die weigerde om haar het concordaat toe
te kennen. Toen dit verzoek ook mislukte is zij mentaal ingestort en helemaal
verward weggebracht naar haar hotel.
Nadien is zij nog eens naar de paus gegaan waar zij onaangekondigd binnen viel. Uit angst om
vergiftigd te worden durfde zij niet meer drinken of eten. Toen zij weigerde
het Vaticaan te verlaten werd zij naar de bibliotheek gebracht waar zij met
haar kamermeid Mathilde Döbblinger de nacht heeft doorgebracht op een
veldbed. Kardinaal Antonelli vroeg aan
de pauselijke nuntius te Brussel om haar broer koning Leopld II te verwittigen.
Het werd dus hoog tijd dat haar familie op de hoogte gebracht werd van haar
kritieke toestand. Koning Leopold II zond dan haar broer prins Philippe naar
Rome om haar daar weg te halen uit het klooster van de H. Vincentius waar
kardinaal Antonelli haar ondertussen had gebracht. Prins Philippe kwam aan te
Rome op 8 oktober 1866, en bracht haar
dan terug naar Miramare met de bedoeling
haar daar onder begeleiding van haar dokters Jillek en Riedel te laten tot rust
komen en te laten genezen. Die stelden vast dat
Charlotte zwakzinnig geworden was en ook nog dat zij nog steeds haar normale
cyclus had en dringend rust nodig had. Het was toen 9 oktober 1866. Alle
vermoedens van een mogelijke zwangerschap werden hier dan ook de kop ingedrukt.
Toen Philippe haar zo snel had achtergelaten was zij kwaad geworden en wou zij
niemand meer zien. Prins Philippe keerde dan terug naar Laken.
Ondertussen
werd ook Maximiliaan op de hoogte gebracht
van haar slechte toestand. Vervolgens werd Charlotte te Miramare opgesloten
in de villa in de tuin en waar zij van niemand mocht bezoek krijgen, behalve
van haar twee dokters en van haar bewaker Charles de Bombelles die niets liever
had dan dat Charlotte, die rijk was, geestesziek bleef, zodat hij zolang
mogelijk kon profiteren van haar rijkdom.
Aangezien haar man Maximiliaan nog
over Charlotte kon beslissingen nemen
kwam Leopold II voorlopig niet meer tussen beide. Toen maarschalk Bazaine op 5
februari 1867 met de laatste Franse troepen uit Mexico vertrokken was, had hij
Maximiliaan nog eens uitdrukkelijk gevraagd om met hem naar Europa terug te
keren, maar hij bleef weigeren. Hij kon nochtans niet veel meer ondernemen
tegen Juarez met een legertje van ongeveer 16.000 man tegen één van 60.000 man.
Hij kon nog amper op een viertal Mexicaanse generaals beroep doen, namelijk
Miramon, Mendez, Marquez en Mejia. Hij stuurde zijn raadgever kolonel Lopez nog
naar zijn belager generaal Escobedo, om een overeenkomst zonder geweld af te
sluiten, maar die weigerde daar op in te gaan.
Op 18 mei 1867 werd generaal Mendez opgepakt en onmiddellijk ter dood
veroordeeld. Als de stad Queretaro werd
ingenomen door Benito Juarez, gaf Maximiliaan zich over. Op 23 mei 1867 werd Maximiliaan gevangen
genomen en in afwachting van de beslissing van de krijgsraad, opgesloten in het
klooster van Los Capuchinas. De krijgsraad van 12 juni 1867 besliste dat hij
moest ter dood veroordeeld worden. De terechtstelling zou gebeuren samen met zijn twee generaals Miguel Miramon en
Thomas Mejia. Om 6 u 's morgens op 19 juni 1867 stonden zij voor het
vuurpeleton. Met het oog op de balseming van zijn lichaam vroeg hij aan de
soldaten om zijn aangezicht te beschermen en de kogels naar zijn hart te
richten. Hij gaf daarvoor aan iedere soldaat een goudstuk van 20 pesos. Toen
koning Leopold II vernomen had dat Maximiliaan werd terecht gesteld, besloot
hij om zijn zus Charlotte uit Miramare terug te halen uit de handen van de
Oostenrijkers en haar terug te brengen naar haar familie in Laken. Ondertussen
werd het stoffelijk overschot van Maximiliaan naar het schip Novara gebracht,
met bestemming Europa en Wenen. Charlotte wist van dit alles niets, vermits de
dokters besloten hadden, om haar die gebeurtenissen te verzwijgen. Op 16 januari
1868, kwam het schip met het stoffelijk overschot van Maximiliaan toe in de
haven van Triëst. Per trein ging het dan
verder naar Wenen. Na de begroeting door de familie was nog de dodenmis in de
Capucienenenkerk. Op 19 januari 1868, werd de kist bijgezet in de crypte van de
Oostenrijkse familie.
Foto genomen in de crypte te Wenen door Achiel Bettesone :
de kist met het stoffelijk
overschot van Maximiliaan.
5. Keizerin Charlotte in Miramar
In november 1866 schreef
Charlotte naar haar broer Philippe: " Ik ben waar je mij hebt achtergelaten en ik wacht op de
gebeurtenissen die mij uit deze afzondering zullen halen. Ik was altijd zeer
gezond geweest en vandaag is dat niet minder. Verder weet ik van de wereld
weinig of niets want ik krijg geen dagbladen. " Op 25 april 1867 was Philippe gehuwd te Berlijn
met Marie Louise Alexandrina Carolina van Hohenzollern Sigmaringen, ( 17. 11 1845 - +26.11.1912 ) maar Charlotte werd niet uitgenodigd. Verder
schreef zij: " Ik moet bekennen, dat het gemis aan nieuws mij droevig
maakt. Mijn aangenaamste uren zijn de zonnestralen en het gezang van de
nachtegaal. " Aangezien zij de wereldtentoonstelling niet kon zien, vroeg
zij aan Philippe om haar de bijzonderheden te laten weten. Op de verjaardag van
Maximiliaan schreef zij dat zij veel aan hem dacht en dat zij reeds een hele
lijst vol met vlinders had verzameld. Als zij zich begon zorgen te maken over
haar erfenis van haar vader, nodigde zij burggraaf de Conway uit, die de zaak
zou regelen, maar er kwam niemand. Rond nieuwjaar 1868 kregen alle familieleden
en vrienden de beste wensen toegestuurd. Zij had ook druk schriftelijk contact
met tante Clementine, die haar brieven uitvoerig beantwoordde. Dat zij niet in
een hoekje zat te mijmeren, weten we door het boetseerwerk, het schilderen en
de decoratie van de waaiers die zij dan wegschonk. Reeds
na enkele maanden dat Charlotte werd verzorgd in Miramare, begon de familie zich zorgen te maken te Laken
over haar behandeling. Slechts met de grootste moeite, konden zij inlichtingen
inwinnen over haar toestand. Zij waren ook niet gerust in de personen die haar
omringden o.a. dokter Jillek, graaf de Bombelles en de intendant Radonetz,
generaal Uraga die liever in Triëst verbleef. Senjor en senjora Del Barrio die
intussen in Wenen waren gaan wonen en die gedurig reizen ondernamen, natuurlijk
op kosten van Charlotte. Tot in Brussel drongen de geruchten door dat Charlotte
meedogenloos werd behandeld. Mathilde Döblinger, de kamermeid aan wie Charlotte
zeer gehecht was, zou onverwacht gestorven zijn na enkele uren van vreselijke
pijn. Het had er de schijn van dat de Oostenrijkse keizerlijke familie
Charlotte eerder als een gijzelaar dan
als een zieke beschouwde. Veiligheidsagenten brachten voortdurend de mensen van
Hofburg op de hoogte over het doen en laten van Charlotte.
Bepaalde pijnlijke
bijzonderheden hebben toen Leopold II aangespoord om zijn zus zo vlug mogelijk
naar Laken te laten overbrengen. Toen hij vernomen had dat het stoffelijk
overschot van Maximiliaan werd teruggebracht naar Wenen greep hij in. Eerst
stuurde hij zijn vleugeladjudant Adrien Goffinet naar Miramare om de zaak te gaan bepleiten, maar hij stuitte
daar op hevig verzet en keerde terug naar Laken. Prins Philippe wenste niet
meer ingezet te worden om Charlotte op te halen uit Miramar. Koningin Marie Henriette
wilde haar wel terug halen omdat zij van haar hield. Als nicht van de keizer
Frans Jozef was zij de aangewezen persoon om de zaak te regelen met het
Oostenrijks Hof. De groep trok dan eerst naar Wenen om de toestemming te
krijgen aangezien Charlotte door haar huwelijk met Maximiliaan aartshertogin
van Oostenrijk was geworden. Bij de aankomst in het station werden zij begroet
door de keizer en zijn uitgebreid gevolg. Op 6 juli 1867 vertrok de koningin
met haar gevolg dat bestond uit baron Adrien Goffinet, gravin d'Yve, gravin de
Beughem en majoor Prisse, naar Miramare. Dokter Bulckens psychiater uit Geel zou hen
opwachten te Miramare. Leopold II werd
op de hoogte gehouden van de omstandigheden per telegram. Intussen had keizer
Frans-Jozeph zijn broer Karl-Ludwig aangesteld als curator van keizerin
Charlotte. Te Miramare had het gezelschap de grootste moeite om binnen gelaten
te worden in het kasteel. Vooral graaf de Bombelles die er de leiding had,
verzette zich hevig tegen de groep om Charlotte vrij te laten, die hij volledig
in zijn macht had samen met de aanwezige arts.
Charlotte wist nog steeds niet dat Maximiliaan
terechtgesteld was. Dag en nacht stond zij in het Gartenhaus onder controle en
bezoek werd haar niet toegelaten. Dokter Jilek hield Charlotte voor dat haar
man voor alles wat zij onderging het bevel gaf en alleen daardoor ging zij
akkoord met hun wensen. Charlotte was
zodanig misleid dat zij met niemand uit België wilde terugkeren naar haar
geboorteland. Goffinet gebruikte dan listig een meptelegram dat zogezegd
verstuurd was door Maximiliaan: " Ik kom direct naar België, wacht daar op
mij bij uw familie." Vera Cruz 20 juli 1867. Ook
Leopold II stuurde een neptelegram aan Marie-Henriette met hetzelfde
verzoek van uit Oostende op 27 juli 1867. Charlotte geloofde alleen het
telegram van haar broer. Uiteindelijk wilde zij vertrekken naar België met de
trein die reeds tien dagen lang stond te wachten op 29 juli 1867. Toen het
vertreksein werd gegeven wilde graaf de Bombelles, die zich in de trein
verstopt had dit beletten maar Goffinet
Adrien greep toen krachtig in en dreigde hem door het raam te gooien. Verder
verliep de reis zonder noemenswaardige problemen.
6. Keizerin Charlotte in Tervuren
Op 31 juli 1867 was Charlotte
terug bij haar familie in Laken. Charlotte was zeer blij met het hondje van
haar vader, omdat het beestje haar nog kende en naar haar toeliep. Toen wist
Charlotte nog steeds niet dat haar man dood was. Men had haar zijn executie
verzwegen wegens.
Op 20 augustus 1867, schreef koningin Marie Henriette aan gravin d'Hulst
de hiernavolgende brief: " Aan welke barbaarse en goddeloze omgeving heb
ik die arme Charlotte moeten onttrekken, U zou het nooit kunnen geloven. Ik
denk niet, dat er in de geschiedenis een voorbeeld te vinden is van een jonge
vrouw die zo verlaten was als de ongelukkige keizerin. Ik heb het U in Parijs al
gezegd en ik herhaal het: Charlotte gaat niet meer weg van mij. Ik beschouw het
als een zoete plicht om haar te verzorgen en om haar te genezen als het kan. De
verbetering is zo merkbaar dat ik goede hoop heb." (Kerckvoorde 1991,
p. 279 ) Ook
koning Leopld II schreef: " Mijn zuster is hier aangekomen in een
vreselijke toestand. Zij had nog het vel over de benen ( ... ) . De behandeling
en de afzondering van Miramare hebben
haar veel kwaad berokkend. Ze bevond zich voortdurend in angst en door iedereen
in de steek gelaten. Hier verlaat mijn vrouw haar vrijwel niet. Ze gaat uit en
ze ziet mensen." ( Kerckvoorde M.
199& p. 280. brief van 4 september 1867 ).
Toen het stoffelijk
overschot van Maximiliaan in Wenen zou toekomen, werd het hoog tijd dat men
haar daarvan op de hoogte bracht. Haar vroegere vertrouwensman werd dan
verzocht haar de waarheid te vertellen nl. pater Redemptorist Victor Auguste
Dechamps die aartsbisschop van Mechelen zou worden op 20 december 1867, ter
vervanging van kardinaal Sterckx. Hij zou deze moeilijke opdracht vervullen. De
man vertelde haar dat Maximiliaan als een held de executie had doorstaan. Toen
begon Charlotte vreselijk te huilen. Zij hulde zich daarna in rouwkledij en
vroeg om de Heilige Communie te mogen ontvangen en te mogen biechten, iets wat zij
reeds lange tijd had geweigerd nog te doen. Charlotte vond vooral troost in het
feit dat Maximiliaan tot het einde had gestreden en als een held was gestorven.
Pas op 12 januari 1868, één dag voor het stoffelijk overschot van Maximiliaan
werd bijgezet in de crypte van de Kapuzinerkerk van Wenen, kreeg zij eindelijk
te horen dat haar man werd omgebracht voor een vuurpeleton in opdracht van
Benito Juarez.
Op 6 augustus 1868 werd
Charlotte naar Tervuren gebracht met een
volledige hofhouding van 37 personeelsleden. Koning Leopold II was eigenaar te
Tervuren van een jachtgebied van 180 ha groot met een jachtpaviljoen dat nog
door de prinsen van Oranje-Nassau werd opgericht. In de zomer kon Charlotte er
naar hartenlust genieten van de mooie natuur en van de gezonde lucht. Aangezien
het paviljoen door de vele ramen in de winter te koud was om er te wonen had
men beslist om Charlotte te Laken te laten verblijven in de winter. Charlotte
verbleef het liefst te Laken bij de familie en bij haar schoonzus Marie
Henriette Een van haar eredames was
gravin Marie de Bavay in 1865. (
1825-1873).
Op 9 october 1868 werd zij opnieuw opgenomen in het koninklijk paleis te
Laken. Haar voornaamste beschermer koningin Marie Henriette was echter doodziek
geworden door de marteling die haar kroonprins Leopold moest doorstaan. Het
kind was tijdens het spelen met een
miniatuur zeilbootje in het koude water gevallen en er een longziekte bij
opgedaan, waardoor het zonder ophouden moest hoesten. Bovendien was het kind
geboren met een hartkwaal. Het is dan
ook bezweken op 22 januari 1869, negen jaar oud.
Ook Charlotte heeft dit
drama moeten beleven en werd terug meer en meer ziek. Er werd dan beslist
dat Charlotte vanaf 1 mei 1869 definitief te Tervuren zou verblijven.
Ondertussen was zij al druk bezig met het schrijven van haar brieven, die volgens een aantal auteurs zouden moeten aantonen dat zij waanzinnig was vanaf februari 1869 tot juni 1869. Het staat bekend dat Charlotte nog
momenten van helderheid van geest had en zij schreef nog even verzorgd als
vroeger.
Op 31 juli 1867 was Charlotte terug bij haar familie in Laken. Charlotte was zeer blij met het hondje van haar vader, omdat het beestje haar nog kende en naar haar toeliep. Toen wist Charlotte nog steeds niet dat haar man dood was. Men had haar zijn executie verzwegen wegens haarwaanzin. Op 20 augustus 1867, schreef koningin Marie Henriette aan gravin d'Hulst de hiernavolgende brief: " Aan welke barbaarse en goddeloze omgeving heb ik die arme Charlotte moeten onttrekken, U zou het nooit kunnen geloven. Ik denk niet, dat er in de geschiedenis een voorbeeld te vinden is van een jonge vrouw die zo verlaten was als de ongelukkige keizerin. Ik heb het U in Parijs al gezegd en ik herhaal het: Charlotte gaat niet meer weg van mij. Ik beschouw het als een zoete plicht om haar te verzorgen en om haar te genezen als het kan. De verbetering is zo merkbaar dat ik goede hoop heb." (Kerckvoorde 1991, p. 279 ) Ook koning Leopld II schreef: " Mijn zuster is hier aangekomen in een vreselijke toestand. Zij had nog het vel over de benen ( ... ) . De behandeling en de afzondering van Miramare hebben haar veel kwaad berokkend. Ze bevond zich voortdurend in angst en door iedereen in de steek gelaten. Hier verlaat mijn vrouw haar vrijwel niet. Ze gaat uit en ze ziet mensen." ( Kerckvoorde M. 199& p. 280. brief van 4 september 1867 ).
Toen het stoffelijk
overschot van Maximiliaan in Wenen zou toekomen, werd het hoog tijd dat men
haar daarvan op de hoogte bracht. Haar vroegere vertrouwensman werd dan
verzocht haar de waarheid te vertellen nl. pater Redemptorist Victor Auguste
Dechamps die aartsbisschop van Mechelen zou worden op 20 december 1867, ter
vervanging van kardinaal Sterckx. Hij zou deze moeilijke opdracht vervullen. De
man vertelde haar dat Maximiliaan als een held de executie had doorstaan. Toen
begon Charlotte vreselijk te huilen. Zij hulde zich daarna in rouwkledij en
vroeg om de H Communie te mogen ontvangen en te mogen biechten, iets wat zij
reeds lange tijd had geweigerd nog te doen. Charlotte vond vooral troost in het
feit dat Maximiliaan tot het einde had gestreden en als een held was gestorven.
Pas op 12 januari 1868, één dag voor het stoffelijk overschot van Maximiliaan
werd bijgezet in de crypte van de Kapuzinerkerk van Wenen, kreeg zij eindelijk
te horen dat haar man werd omgebracht voor een vuurpeleton in opdracht van
Benito Juarez.
Het kasteel van Tervuren
of het jachtpaviljoen dat door de prinsen van Oranje werd afgestaan aan koning
Leopold II als hertog van Brabant.
Rond half juni 1869 was
er gelukkig een einde gekomen aan het schrijven van enorm veel brieven Zij was
dan terug kalmer geworden en hield haar bezig met kranten en boeken lezen en
met wandelen in haar park, al dan niet met de koets of te voet. Toen haar twee
broers haar eens kwamen bezoeken, liep zij kwaad weg in het park en wilde
niemand zien. In haar nieuwe woonst vulde zij haar kamer soms met haar
trouwkleed, met Mexicaanse afgodenbeeldjes, met verwelkte bloemen, met oude
wapens en met een levensgrote pop in keizerlijk uniform, met een blonde baard
zoals die van Maximiliaan. Daarmee kon zij urenlang dialogeren. Wanneer zij
verzeilde in een nieuwe vlaag van woede, gooide zij al wat in haar bereik lag
aan stukken, behalve iets wat haar herinnerde aan Maximiliaan, daar bleef zij
af. In maart 1870 had zij haar zinnen weer totaal verloren. Zij liet toen
niemand meer binnen in haar vertrekken. Zij beredderde zich zelf in haar kamer,
haar badkamer en haar toilet. Zij wou ook met niemand meer spreken. Het personeel
kreeg natuurlijk verbod te spreken over alles wat er gebeurde rond haar. Op 4 maart 1870 had zij haar feestdag maar
er waren geen feestelijkheden. In de de loop van de maand juli 1875 kwam haar
schoonzus de keizerin Sissi nog eens op bezoek toen zij op doorreis was naar
Normandië.
Zij was toen geschokt van
de toestand van Charlotte.
Charlotte beschikte over een volledige hofhouding te Tervuren van 37 personen. De tafel werd verzorgd door vijf lakeien waaronder dhr Michel Vandiest, die in Meise was komen wonen toen Charlotte verhuisde naar het kasteel van Boechout. Hij werd geboren te Tervuren op 29 oktober 1862, en huwde op 26 april 1882 met Maria Theresia De Volder. Hij overleed op 4 mei 1919 en had 35 jaar dienst bij de keizerin als bediende ( valet de pied of lakei en daarbij ook nog koetsier ). Hij was lid van de Koninklijke Muziekmaatschappij De Verenigde Broeders, bijgenaamd de Ressen. Dit was de fanfare die steun kreeg van de entourage van de keizerin. Verder was hij lid van de Schuttersgilde Sint Sebastiaan. Hij droeg met fierheid de eretekens van 2de en 3de klas waarvan hij één ereteken persoonlijk had gekregen van koning Leopold II. Zijn kleinzoon Jean Michel Vandiest verschafte de inlichtingen hiervoor vermeld.
Bovendien was er nog de
hotelmeester, vermoedelijk de persoon in burgerkledij op de groepsfoto met de
eredames en commandant P. Van Eeckhout. Ook de heren Tillier en Annicet waren
reeds in dienst te Tervuren en zijn Charlotte blijven volgen te Meise. Ook de
eredames moesten naar Meise komen. Die woonden echter meestal te Brussel als zij geen dienst hadden, maar
als zij wel dienst hadden verbleven ze in het kasteel van Boechout.
In 1875 vierden Leopold
II en Marie- Henriette hun 25 jaar huwelijk. Bij deze gelegenheid was
Karl-Ludwig van Oostenrijk overgekomen en hij wenste een bezoek te brengen aan
de weduwe van zijn broer Maximiliaan. Marie- Henriette zou hem vergezellen. Zij
was het die zich steeds had ingezet voor Charlotte, maar deze keer liep het verkeerd.
Zoals Charlotte hem had geweigerd te Miramare,
zo weigerde ze hem opnieuw te ontvangen. Er ontstond toen een heftige
discussie die de koningin diep had geschokt. Nadien kon zij dit voorval met
Charlotte niet meer van zich afzetten en vocht tegen haar verdriet. Dit was
voor de koningin een zware beproeving.
Op 3 maart 1879, brak er
brand uit in het kasteel van Tervuren om 5 uur 's morgens. De kamervrouw van
mevrouw Moreau, eredame van de keizerin, heeft toen in één van de gangen rondom
haar eigen appartement, rook en vuur vastgesteld. Zij is dan haastig juffrouw
Doyen gaan alarmeren. Ook dokter Hart werd verwittigd, en die is dan naar de
kamer van de keizerin gelopen. Aanvankelijk weigerde
Charlotte de dokter te volgen, maar die heeft haar dan met kracht bevolen zich
aan te kleden, heeft haar dan nog een pelsmantel over de schouders gegooid en
is zo met haar de trappen afgelopen naar buiten. Daar heeft juffrouw Müser
Sophie, eredame van de keizerin vanaf 1 mei 1869 te Tervuren , bij de arm
genomen en haar door het park naar het paviljoen van dokter Hart gebracht, waar
zij volledig bevrijd was uit het kasteel, dat toen reeds geheel in vuur en vlam
stond. Van daar uit kon zij echter de vlammenzee niet meer zien en wilde terug
naar het kasteel gaan naar haar
appartement. Ondertussen kwam koningin Marie Henriette, verwittigd door baron
Goffinet aangereden met een open koets getrokken door paarden. Zij bracht
Charlotte zonder moeite in de koets naar het koninklijk paleis van Laken. De
koningin was slechts vergezeld van een lakei en bestuurde zelf de paardenkoets.
Op een zeker moment keek Charlotte achteruit en kon zij de vlammenzee zien. Zij was verwonderd door het
schouwspel, maar deed teken om zo vlug mogelijk verder weg te trekken. Het
gerucht deed de ronde als zou Charlotte zelf het vuur zou aangestoken hebben,
maar dit wordt hier duidelijk weerlegd. Het vuur was ontstaan door een kachel
in het appartement van de strijksters gelegen in de tegenovergestelde richting
van het appartement van Charlotte. Een houten balk te dicht bij de kachel was
oververhit geraakt en in brand gevlogen. Het kasteel werd in korte tijd in as
gelegd. De volledige hofhouding van Charlotte werd overgebracht naar Laken.
Charlotte kwam daar terecht onder de hoede van dokter De Smet. Hij vroeg aan Charlotte
om meer actief te zijn dan dat zij gewoon was en daar ging zij gretig op in, in
het bijzijn van haar familie. Zij speelde opnieuw op de piano en volgde opnieuw
de lezingen. Terug zou zij alle dagen wandelingen maken in het park en buiten
komen. Zelf haar toilet maken en ook haar maaltijden zelf nemen. Op de plaats waar het jachtpaviljoen van Tervuren door brand werd
vernield, liet koning Leopold II nadien het koloniënpaleis bouwen.
Brieven
Het schrijven
brieven die de waanzin zouden aantonen was echter reeds begonnen te Laken rond
15 februari 1869. Volgens Laurence Van Ypersele begon een eerste periode op 16
februari en eindigde op 22 maart 1869 . De tweede periode begon op 24 maart en
eindigde op 17 april . De derde
periode bevat meerdere honderden brieven waarvan er 245 werden geadresseerd aan
Loysel, 22 aan Napoleon III en 90 zonder datum waarvan de meeste waren bestemd
voor generaal Douay. Die persoon had evenals Loysel een belangrijke rol
gespeeld in het keizerrijk Mexico. Keizer Napoleon speelde de hoofdrol ; die
had haar ook tot keizerin laten aanstellen. Charles Loysel was de assistent van
Maximiliaan en werd aangesteld door maarschalk Bazaine. Alle brieven werden
opgesteld in het Frans en vertaald in het Nederlands, dit was geen gemakkelijke
taak.
7. Charlotte op rust in Boechout te Meise
Aankoop van het domein van Boechout (eigendom van de familie de Beauffort
3 houtgravures met binnenzichten van het kasteel van Boechout
|
Het salon in Gotische stijl |
( eigendom van de familie Van der Linden d'Hooghvorst)
Reeds een paar jaar later, op 16 april 1881 kocht men voor Keizerin Charlotte ook het Hof te Meysse,
eigendom van baron Edmond Vander Linden d' Hooghvorst, neef van Leon d' Hooghvorst en zoon van Emmanuel. Het
domein had een totale oppervlakte van 98 ha 10 a 37 ca. De kostprijs bedroeg
939.650 fr. De warande was 45 ha 76 a 80 ca groot. Hierin was begrepen het
Drijtorenhof dat reeds werd opgericht in 1711
door baron Jean François Joseph Ignace Vander Linden d' Hooghvorst. De
hoeve werd echter niet meer uitgebaat door Charlotte en verhuurd als laiterie,
restaurant en feestzaal. De huurder was de familie De Waet-Bettens. De akte van
aankoop van het domein werd verleden voor Notaris Van Halteren . In het kasteel
dat werd opgericht door de familie Van
der Linden d' Hooghvorst bevonden er zich een zeventigtal kamers.
Het Drytoren Hof.
Zicht op de binnenkoer en op een deel van de voorgevel |
De wachters met in het midden de commandant
Dokter De Broeu
(dokter van 1899 tot 1914)
Dokter Verhage (dokter van 1914 tot 1927)
Kolonel Tillier, commandant van 1906 tot 1911
Gedachtenisprentje van Lt Kolonel Van Eeckhout cdt van 1911-1927
Een overzicht van het verblijf van Charlotte op het samengevoegd domein
van Boechout-Meysse.
De eerste getuigenissen na het verblijf van keizerin Charlotte te Tervuren kwamen van de familie Vandiest. Michel Vandiest, een man uit Tervuren trad reeds in dienst van de keizerin in het kasteel van Tervuren. Als tweetalige werd hij aangenomen als bediende, maar hij werd één van de lakeien of tafeldienaars van de keizerin. Hij zou 35 jaar dienst halen, maar na een slepende ziekte is hij overleden op 4 mei 1919, niet zolang na de Eerste Wereldoorlog. Door een brand werd het kasteel van Tervuren volledig vernield en moest Charlotte met gans haar gevolg een nieuw verblijf vinden Dit werd het kasteel van Boechout te Meise, dat een paar jaar later werd uitgebreid met het kasteel van Meysse. Beide domeinen kwamen aldus samen en vormden één groot parkgebied. Enkele families verhuisden mee met de keizerin van Tervuren naar Meise, waaronder de familie Vandiest-De Volder, de familie Annicet en de familie Tillier. Kleinzoon, Jean Michel Vandiest was nog niet geboren toen grootvader reeds overleden was, maar grootmoeder vertelde natuurlijk alles over haar man en hoe het was in dienst van de keizerin. Zo vertelde zij dat de koetsier, een man uit Beigem, in dronken toestand in een gracht was gereden en dat hij op staande voet werd ontslagen. Grootvader Vandiest kreeg daardoor een bijkomende functie als koetsier te vervullen. Als bijverdienste hielp ook hij notaris Kips als oproeper bij openbare verkopen. Onlangs is ook de kleinzoon Michel Jean Vandiest overleden. ( 23.8.2011 )
Volgens een verklaring van Jean was er tijdens Charlotte een
schaapherder op het domein van Boechout. Hij had de bijnaam “ Steel “ omdat hij een houten been droeg met
de vorm van een steel. Ook volgens een verklaring van Jean Vandiest woonde in
de jaren 1930 de heer Mertens gemeentesecretaris in het poorthuis aan de ingang van
het dorp te Meise, met zijn vrouw Maaike Troniseck, als bewakers aan de
inkompoort van het domein. Haar vader zou destijds een hoge functie gehad
hebben bij de keizerin. Eén van die functies die nog niet ingevuld werd was
hotelmeester. Men mag vermoeden dat de heer Troniseck die heeft vervuld. Op de foto
uit de archieven van Edwin Ganz staan de eredames van de keizerin afgebeeld, de
commandant Van Eeckhout en een persoon in burgerkledij. Dit zou dan de heer
Troniseck kunnen zijn.
(archieffoto E. Ganz)
Door een verhaal van de kamenierster van de keizerin, namelijk Katrien
Van Buggenhout zijn wij heel wat te weten gekomen, omdat haar verhaal werd
opgetekend door een reporter van een streekkrant " Goed nieuws voor de
vrouw " nr 1, 5de jaargang,1956. Katrien was toen 85 jaar oud maar nog
steeds helder van geest. Zij vertelde :" Jarenlang ben ik kamermeisje
geweest op het kasteel. Daar is het dat ik mijn man heb leren kennen die reeds
overleden is. Hij was haar eerste lakei
en hij vergezelde Charlotte bij haar dagelijkse wandeling met de koets. Hij
noemde Louis Van Buggenhout, en hij nam plaats op de bok naast de koetsier.
Alle dagen was het doorgaans dezelfde rit en alle dagen beval de keizerin om
te stoppen op dezelfde plaatsen. Zij stapte dan af om even te wandelen of om
een bloemetje te plukken. Haar geliefde pleisterplaats was aan de vijver van
het park. De eerste dag van iedere maand liet zij zich in een bootje rondvaren gedurende
een uurtje langs de begroeide oevers. Als zij soms een aanval kreeg waren wij
bevreesd voor wat zij zou doen, want zij kon woedend overkomen en sloeg dan met
alles wat zij onder handen kreeg. Zij sprak trouwens zelden met ons en aan ons
was het streng verboden om haar aan te spreken en zeker mocht men haar nooit
tegenspreken. Als we ziek werden en op het werk niet konden komen, had zij
medelijden met ons en als wij dan genezen waren en terug op het werk verschenen
was zij gelukkig en glimlachte en knikte al maar door en zei " Très bien,
très bien, je suis contente". Alleen met de hofdames ging zij vertrouwelijk
om en over Maximiliaan sprak zij nooit, maar als zij zich alleen waande, bleef
zij voor zijn foto staan en sprak met hem. Soms liep zij koortsachtig naar de
piano en speelde dan meestal de nationale hymne van Mexico. Het was dokter
Verhage die voor haar het dieet samen stelde dat zij moest volgen. Al het
personeel, buiten de eredames, waren doorgaans van Meise en als zij niet van
Meise waren, kwamen zij er wonen. Slechts twee van de dertien vrouwen die
verbonden waren aan het kasteel gingen 's avonds naar huis, de andere bleven op
het domein en logeerden in de bijgebouwen van de burcht. Voor ons begon de
werkdag vroeg in de morgen. Er waren slechts twee kamermeisjes en de keizerin
eiste dat alles in orde was als haar dag begon met haar bezigheden. 's Avonds
was het soms zeer laat als ons werk gedaan was, maar het was geen slavenwerk en
wij mochten ons werk enigszins zelf regelen. Als wij overdag wat harder hadden
gewerkt, dan waren wij 's avonds natuurlijk vroeger vrij. Om af te sluiten
verwees Katrien naar de teeltoverste en zijn vrouw, die toen ook nog in leven
waren. Het waren Wannes en Sofie De Cuyper-De Pauw. Die toonden ons al hun geschenken die zij van Charlotte bekomen hadden en zij vertelden ons dat zij,
toen de keizerin doodziek was, dringend geroepen werden om bij de keizerin te
blijven waken. Zij is toen om zeven uur 's morgens overleden. “
Tijdens een andere periode was zij geboeid door een bronzen beeldje van
een hondje, het was geen kunstwerk maar het was ook niet lelijk. Eigenaardig,
maar Charlotte verplaatste regelmatig dit beeldje, praktisch iedere dag kreeg
het een andere plaats. Het beeldje is eigendom geworden van de dochter van
Katrien…. Louis Van Buggenhout werd ook nog de kamenier van de keizerin. Zie
zijn foto gekleed met pitteleer of met een zwaluwstaart ( omdat hij ook
opensloeg langs achter). Zijn petekind was
Louis Van de Velde, maar die is onlangs overleden. Zijn broer Paul is nu de laatste kroongetuige als kleinkind
langs moeders kant.
Louis was eerst in dienst van
Charlotte als lakei, ten slotte werd hij
haar kamenier. Hij moest, iedere dag gekleed in pitteleer naar zijn werk en dus
in groot ornaat door het dorp gaan. Het was
de tweede vrouw die het verhaal deed aan de reporter van “ Goed nieuws
voor de vrouw “ dat verscheen in nr 1
van de 5de jaargang. Het verslag
verscheen in het Nederlands en in het Frans in het jaar 1956. Louis werd geboren te Meise op 14 maart
1867 en overleed te Meise op 5 januari 1944. Catherina , zijn weduwe werd
geboren te Meise op 7 november 1871, zij overleed te Meise op 17 december 1955.
1882: een verslag van de
gemeenteraad bevestigde toen dat luitenant- kolonel Van de Velde commandant was op het kasteel van Boechout.
Hij vroeg toen om vier rustieke bruggen in hout te mogen bouwen op de Amelvonnebeek en de Maalbeek, langsheen perceel 48 sectie C.
Ook in 1882 werd de Meiselaan aangelegd door koning Leopold II. Die
verbond het kasteel van Laken met dat van Boechout-Meise. Die baan liep dan
verder door tot de oude baan naar Temse en de brug over de Schelde.
Eens per jaar liep de processie door het park. Dit gebeurde op O. L. Vrouw Hemelvaart op 15 augustus. De stoet trok door de poort langs de kant van het dorp van Meise, liep daarna door naar het kasteel van Boechout waar de menigte de keizerin kon zien en trok dan verder langs de dreef die uitkomt aan de Sint- Annakapel aan de Nieuwelaan gelegen. Daar keerde de processie terug naar het dorp en de Sint- Martinuskerk, langs de Nieuwelaan en de Brusselsesteenweg. De keizerin met haar gevolg deelde dan snoep uit aan de kinderen en sprak er dan soms een paar woorden mee. Zij sprak ook soms met de vrouwen maar nooit met de mannen. De twee fanfares brachten afwisselend marsmuziek, de ene speelde vooraan en de andere achteraan. Dit was nodig omdat de instrumenten in een verschillende toon waren afgestemd. Eén fanfare kreeg de steun van het" Huis van de keizerin", namelijk de Verenigde Broeders, bijgenaamd de Ressen. Zij kregen een vaandel en enkele muziekinstrumenten.
In 1889 was generaal De Haas commandant bij de
keizerin op het domein van Boechout. Hij woonde met zijn echtgenote, mevrouw
Honelet op het Hof ter Hasselt. Men beweert dat Charlotte er soms op bezoek
kwam met haar schoonzus koningin Marie-Henriette om te genieten van de thee of
de koffie. De generaal overleed in 1906. Zijn weduwe verkocht toen nog het
zelfde jaar het Hof ter Hasselt aan de heer Courbon.
Charlotte kreeg regelmatig het bezoek van haar nichten Clementine en Stephanie. Louise kwam nooit want zij was op het slechte pad beland en werd uit de familie gestoten. Aan Stephanie vroeg zij eens: " Hoe is het met uw schoonvader de keizer?” Hiermee bewees Charlotte dat zij veel lucide momenten had. In 1890 was de aanleg van de verbindingsweg van Laken naar Meise Boechout nog bezig. Het was de bedoeling van koning Leopold II, om vanaf de Dikke Linde een laan aan te leggen beplant met wilde kastanjebomen naar Meise toe. Een echte Tour du Monde was zijn doel (o.a. Japanse Toren en Chinees Paviljoen) met exotische bouwstijlen. Het is echter bij de twee gebouwen hiervoor vermeld gebleven, thans allebei musea. Oorspronkelijk zou die het paleis van Laken verbinden met het koninklijk domein van Boechout waar keizerin Charlotte verbleef, Leopolds zuster. Slechts het begin van de brede laan werd gerealiseerd tijdens het leven van Leopold II. Daar liet hij de Neptunusfontein aanleggen, geinspireerd op een zestiende eeuwse fontein in Bologna. De eigenlijke Meiselaan, zoals de koning die droomde, werd pas gerealiseerd voor de Expo van 1958. Toen sneuvelde de eeuwenoude Dikke Linde. Langs deze laan kwam het eerste fietspad van België dat liep van Meise naar de Dikke Linde en Laken, met een rondpunt ter hoogte van het restaurant de Drijpikkel en de weg naar Wemmel. Tot 1892 kwam generaal Vander Smissen regelmatig op bezoek bij Charlotte. In het jaar 1900 was prinses Stephanie een tweede maal gehuwd met graaf Lonyay uit Hongarije. Dit gebeurde met de toestemming van keizer Frans Joseph vader van de overleden zoon Rudolf, eerste echtgenoot van prinses Stephanie. Zij moest echter afstand doen van haar dochter, die zij had van Rudolf, aan het Hof van Oostenrijk. Leopold II, vader van Stephanie, was hier niet mee akkoord, maar zij huwde toch met de Hongaarse graaf. Omtrent het jaar 1900 kwam Stephanie op bezoek bij haar tante Charlotte in Boechout. Het weerzien met haar nicht was zeer hartelijk. Prinses Stephanie overleed pas veel later op 9 september 1945 en zij werd begraven in de abdij van Oroszvar .
Ook de kinderen van haar broer Philippe kwamen regelmatig op bezoek en koning Albert kwam ook nog regelmatig op bezoek en zeker bij haar verjaardag. Zelfs Marie José kwam nog af en toe langs, zij zou trouwens nog erfgenaam worden vermits haar vader Albert I reeds overleden was toen de verdeling gebeurde.
In het jaar 1900 werd door het" Huis van keizerin Charlotte"
beslist om een reeks woonhuizen te bouwen langs de Brusselsesteenweg in de
buurt van de inkompoort van Meise, die bestemd waren voor het personeel van de
keizerin. De hogere officieren zouden de luxueuze huizen betrekken en de minder
luxueuze zouden bestemd zijn voor de lagere officieren. Het is best mogelijk
dat één van de huizen was bestemd voor haar dokter. Men is echter van mening
dat hij, evenals de commandant in het kasteel dat gebouwd werd door de familie
d’ Hooghvorst, was gehuisvest.
Keizerin Charlotte gereed voor een wandeling in het park.
In 1902 overleed koningin Marie-Henriette op 19
september te Spa. Zij is plots overleden terwijl zij een
partijtje" Patience" speelde. De koningin was steeds de beschermer
geweest van de zieke Charlotte. Auguste Goffinet was toen de privé
sécretaris van de koningin. Hij werd de erfgenaam van haar verblijf te Spa en
dit met de ganse inboedel. Baron Auguste Goffinet
liet er een museum inrichten ter herinnering aan koningin Marie-Henriette en ter
ere van het paard waarvan de koningin enorm veel hield. Baron Auguste Goffinet werd ook de grote baas
op het Koninklijk domein van Boechout te Meise. Hij overleed in het zelfde jaar
als keizerin Charlotte ( 1927).
Ook in 1902 kreeg kunstschilder Edwin Ganz de toelating om op het domein
van Boechout te verblijven. Hij nam daar zijn intrek in de zoldering boven de
bergplaats van de koetsen van Charlotte, in een tweetal kamertjes. Later zal
hij zijn intrek nemen in een paar kamers boven de Orangerie.
In 1906 overleed generaal De Haes, commandant bij
keizerin Charlotte. Zijn weduwe verkocht toen nog in het zelfde jaar het Hof
ter Hasselt waar zij woonden.
Kolonel Tillier trad dan als commandant in dienst van de keizerin tot
1911. Vermoedelijk is hij overleden tijdens de Eerste Wereldoorlog (Zie zijn
foto uit het boek van Edwin Ganz).
In 1908 kreeg Charlotte in Boechout een merkwaardig bezoek, namelijk van
de Sjah van Perzië: Mehemet Ali. Dit kwam door één van haar eredames, namelijk
Semein, die gehuwd was met deze Sjah. Bij deze gelegenheid werd commandant
luitenant- kolonel Tilier onderscheiden met de Orde van de Leeuwen en van de
Zon.
In het jaar 1909 overleed koning Leopold II. Hij werd opgevolgd door
koning Albert I die gehuwd was met Elisabeth die dan onze koningin werd.
In 1911 werd kolonel P. Van Eeckhout commandant op het koninklijk domein
van Boechout in de plaats van commandant Tillier. De nieuwe commandant bleef in
dienst van keizerin Charlotte tot aan haar dood in 1927.
Van 1912 was prins Louis de Ligne voogd van Charlotte tot 1918. Vanaf 1918 was het baron Auguste Goffinet.
1914 : Toen de eerste wereldoorlog uitbrak in augustus waren de luxehuizen die in 1900 werden gebouwd, door het Huis van Charlotte, niet bewoond. Men kan vermoeden dat de militairen die er eventueel woonden, werden opgeroepen om het land te gaan verdedigen. In ieder geval werd het grootste pand van de luxehuizen toen betrokken als huurder door de heer en mevrouw Jan Vanden Eynde-Dewee Sarah die pas gehuwd waren te Halle op 18 augustus 1914 en die onmiddellijk daarna met hun inboedel met kar en paard naar Meise zijn vertrokken. Vermoedelijk hebben zij het pand reeds betrokken in huur op 20 augustus 1914; terwijl er hevig werd gevochten te Imde, waarbij tientallen soldaten en ook officieren, sneuvelden. Het waren allemaal Waalse landgenoten van de afdeling Jagers te Voet. Of de overige panden toen ook door burgers werden bewoond is niet geweten. Zeker is dat zij later ook werden toevertrouwd aan burgers, eerst als huurder en later als eigenaar. Dokter Verhage was de geneesheer van Charlotte van 1914 tot 1927. Hij verbleef op het kasteel dat vroeger eigendom was van de familie d' Hooghvorst, en door een brand volledig werd vernield.
Door tussenkomst van keizer Franz Jozef van Oostenrijk werd de toegang
van het domein voor het Duits leger ontzegd tijdens de oorlog van 1914-1918.
Dit werd duidelijk gemaakt door een bord met de volgende vermelding: hier woont
hare Majesteit de keizerin van Mexico, schoonzus van zijne Keizerlijke
Majesteit Franz Jozef, keizer van Oostenrijk, koning van Hongarije.
Tijdens
de Eerste Wereldoorlog besefte Charlotte wel dat er iets abnormaal gebeurde,
door het gebulder van de kanonnen, maar zij beleefde toen alles van uit haar
eigen wereld. Eenmaal richtte de stille burcht een discreet verzoek tot de
Amerikaanse ambassade. Brand Witlock, gezant van de Verenigde Staten te
Brussel, gaf onmiddellijk gevolg aan de vraag en verschafte wit brood voor de
keizerin.
In 1915, toen zij de portretten van de koningen van België bekeek, zei
ze: " Als men zijn beeltenis geeft, komt men terug zien; de neven, de
nichten, zie dan dat zij niet meer komen."
Tijdens de oorlog is keizer Frans -Joseph gestorven in 1916. Hij was 86
jaar oud geworden en had gedurende 68 jaar zijn land Oostenrijk geregeerd.
Na vier jaar, op 11 november 1918 om 11 u. was het wapenstilstand na 4
jaar oorlog, meestal bevochten in loopgraven.
Ook in 1918 werd Auguste Goffinet voogd van Charlotte.
Na de oorlog schonk het Huis van keizerin Charlotte een vlag voor de
gesneuvelden van Meise.
Bij een bezoek in 1919 van aartshertogin Zita van Oostenrijk aan
Charlotte in Boechout, dwong Charlotte haar tot een driedubbele reverence voor
de gesloten deuren van haar vertrekken, waarbij zij door het sleutelgat de
houding van Zita gadesloeg. Dit was niet min, vermits Zita de hoogste
vrouwelijke positie innam in het Huis van Habsburg.
Rond 1920 was dhr Van Laer, een werkman op het domein, getuige hoe
Charlotte, die toen 80 jaar oud was, haar paraplu aan stukken sloeg op de rug
van haar eredame, toen zij terugkeerde van een wandeling in het park van het
domein van Boechout.
Julie Doyen was kamermeid bij Charlotte. In haar familie werd verteld dat Charlotte altijd woedend was, als zij een afbeelding zag van keizer Frans Jozef van Oostenrijk. Ook Julie had zij eens afgetuigd. Zij overleed later aan borstkanker. In de omgeving van de keizerin geloofde men dat het weleens het gevolg kon zijn van de slagen die zij te verduren kreeg. Het zoontje van Maurice Van Laer mocht, zoals de andere zoontjes van het personeel, misdienaar zijn in de zondagmis die iedere week in het kasteel werd opgedragen door de pastoor van Meise. Tijdens de consecratie, terwijl het heel stil was en het belletje rinkelde, klonk meermaals dezelfde gil van de keizerin. " Entendez vous le canon ". Het wachtwoord was: nooit tegenspreken en de keizerin altijd involgen.
Zo kreeg vader Van Laer die toen het hoofd was van de tuinmannen van
Boechout in de herfst de volgende opdracht " Monsieur, ik houd niet van
gele bladeren op de bomen. Zij moeten groen geschilderd worden. Ik reken op
U. ” Oui majesté" antwoordde Van Laer Hij zorgde ervoor dat hij een tijd uit haar buurt bleef. Charlotte
noemde trouwens steeds haar ingebeelde personen : ” Monsieur”.
In 1920 overleed pastoor Van Daelem. Hij werd vervangen door Jozef Cools die eveneens werd aangesteld als aalmoezenier van de keizerin. Pastoor Cools zou tot 8 december 1932 pastoor van Meise blijven en voor Charlotte die in 1927 stierf de namis opdragen voor de koninklijke familie en voor haar personeel en de Meisenaars.
Tussen 1921 en 1927 kreeg Charlotte regelmatig het bezoek van Madeleintje
De Cuyper, het dochtertje van de teeltoverste. Dit fleurde de keizerin geweldig
op.
( Zie ook het hoofdstuk gewijd aan Madeleine
).
In 1924 stond de heer Le Graive nog in dienst van de keizerin als patissier. Hij was 80 jaar oud en had als vrijwilliger dienst gedaan in Mexico.
In 1926 vroeg de gemeenteraad van Meise aan de keizerin, om een stukje grond af te staan aan de gemeente dat door de Meisenaren reeds "place Clementine" werd genoemd. Het zou gewoon als gemeenteplein blijven bestaan in het centrum van de gemeente.
Toen de winter aankwam was de keizerin angstig. Zij kreeg dan ook last
van bronchitis. Dan dronk zij vliersiroop. Tijdens de winter voor 1927 kreeg
zij een aanval van griep er boven op en dat werd haar fataal.
Op 14 januari 1927 sprak zij met helderheid van geest haar laatste
woorden. " Ik heb mij slecht uitgedrukt in woorden en ik zal er onder
lijden. " Hare majesteit wou dan terugkeren naar haar ligstoel in het
salon, maar vermits het te laat werd, hebben de kamermeisjes haar naar bed
gebracht. Zij dacht dat men haar wens niet begrepen had. Al deze opmerkingen
bewijzen dat de keizerin toen nog momenten van helderheid van geest had, zoals
haar omgeving meermaals heeft kunnen vaststellen. Tijdens de nacht van 14 op 15
januari 1927 kreeg hare majesteit een bloedaandrang die haar in een coma
bracht. Na een pijnlijke doodstrijd is zij dan overleden op 19 januari 1927 om
7 u 's morgens. Zij verbleef gedurende
48 jaar op haar domein van Boechout-Meysse en werd 80 jaar oud.
Keizerin Charlotte op hoge leeftijd op wandel in het park van Boechout.
Madeleine
Madeleine De Cuyper , geboren in het domein van Boechout op 14 october 1915, is één van de laatste overlevende getuigen uit de dagelijkse omgeving van de keizerin. Haar contacten met de keizerin situeren zich in de periode 1921 tot 1927. Het zijn slechts 6 van de 48 jaar verblijf van de keizerin op het domein van Boechout.
Zij was de dochter van Johannes De Cuyper, teeltoverste . Zij woonde op de boerderij naast het kasteel. Nu zijn daar bureaus in onder gebracht. Als klein meisje werd zij door mejuffouw Bas, één van de vier gezelschapsdames van de keizerin, naar het kasteel gebracht om er het handwerk van de keizerin te bewonderen. De keizerin had een kussen gehaakt en had gehoord dat de kleinste dochter van haar teeltoverste leerde haken in de klas. Toen Madeleine het bolletje wol en de veel te dikke haakpen , die ze van de zuster gekregen had, toonde aan de keizerin, kreeg ze een nieuwe, fijnere haakpen. Stilaan groeiden de daaropvolgende ontmoetingen uit tot een hechte en spontane band. Dit maakte haar tot een aparte getuige. De omgang met de keizerin was heel open. De keizerin vroeg aan Madeleine na het eerste bezoek, dat ongeveer een uur duurde, om elke dag goeden dag te komen zeggen
De keizerin projecteerde in de kleine Madeleine het gemis van een kind.
Regelmatig mocht Madeleine op de overloop op de eerste verdieping het muziekje gaan aanzetten van een glazen stolp, waaronder het beeldje van een kindje lag. Het beeldje knipperde dan met de ogen, deed de armpjes open en er kwam een deuntje uit.
Madeleine moest elke dag haar schoolschriftjes laten zien. De keizerin bekeek dan haar werk en prees haar voor haar resultaten. Zij ondervroeg haar daarbij over wat ze in de school gedaan had. Maar haar vragen bleven altijd geconcentreerd op haar. Toen Madeleine in de rol van de grootmoeder moest optreden in de school in een toneelstuk, vond de keizerin haar muts een passend attribuut. Zij schonk ze toen prompt aan Madeleine.
Vier kleuren domineerden haar kleding : zwart, purper, grijs en groen. Zij ging gekleed in het zwart tijdens een lange rouwperiode voor haar geliefde Maximiliaan. Deze ging vermoedelijk vooraf aan de ongeveer zes jaar dat Madeleine bijna dagelijks op het kasteel kwam. Haar komst heeft alleszins een heilzame invloed gehad op de toestand van de keizerin. Op een bepaalde dag zei ze tot de kleine Madeleine dat ze niet graag meer zwart droeg met de volgende woorden : “On dirait que je suis en deuil !” Van toen zag de kleine Madeleine de keizerin nog enkel gekleed in paars of grijs , de kleur van de dagelijkse omgang. Maar uitzonderlijk droeg de keizerin ook groen, bij prettige gelegenheden : de kleur van de schaarse momenten van vreugde. Zij had een prachtig groen fluwelen kleed, dat zij bij bijzondere gelegenheden steeds droeg. De keizerin droeg weinig juwelen. Alleen op haar verjaardag droeg ze een gouden ketting waaraan een gouden muntstuk.
De keizerin had weinig haar. Dat werd achteraan samengehouden door haarspelden in een topje en behoefde weinig zorgen. Daarom droeg zij permanent een witte muts met kant afgeboord. Zij had hiervan meerdere exemplaren, die zij later wegschonk o.a. aan Madeleine, die ze koestert als een kleinood. Louis Van Buggenhout kreeg er ook zo een.
De keizerin droeg een zwart zakje aan een zwart riempje rond haar middel. Hierin bewaarde zij haar paternoster, een handspiegeltje, haar zakdoeken en kleurige lintjes. Zij keek regelmatig in haar spiegeltje tot enkele weken voor haar dood. Toen zei ze plots tegen Madeleine : “Je ne vois plus dans mon miroir, car Charlotte devient vieille et laide, et toi tu deviendras une jolie petite fille.” Toen schonk ze het spiegeltje aan Madeleine.
In de winter droeg de keizerin warme wollen laarsjes die op de zijkant met haakjes sloten. Madeleine mocht af en toe deze haakjes sluiten.
Madeleine zag dikwijls hoe de keizerin haar verdriet verwerkte. Zij kuste regelmatig de foto van Maximiliaan die altijd in het salon stond. Zij sprak dan ook met hem in het Duits, wat de kleine Madeleine uiteraard niet verstond. Zij verplaatste deze foto regelmatig van het buffet, op de piano en de schouw. Madeleine moest in juni, de rozenmaand, elke dag een rode roos gaan afsnijden in het perk voor het kasteel en de keizerin plaatste die dan liefdevol voor de foto van haar man
Tijdens een warme zomer stierf dik Paulientje,een van haar bedienden, tijdens het werk in de kamer van de keizerin. Zij viel dood op het bed van de keizerin. Zeker veertien dagen treurde de keizerin zichtbaar voor dat verlies. Zij murmelde altijd : "Ô, la pauvre Pauline qui est morte !”
Madeleine heeft de keizerin echter nooit zien wenen.
Telkens Madeleine op bezoek kwam kuste de keizerin haar op het voorhoofd. Zij noemde haar altijd “ma petite Madeleine”. Zij mocht regelmatig op haar schoot zitten. De keizerin knoopte dan haar vlechten los en kamde haar haren. Daarna vlocht ze opnieuw haar vlechtjes en deed er blauwe strikjes op. Die haalde ze uit een hoedendoos die steeds naast haar stond. Daarin lag haar haakwerk, een spiegeltje, lintjes, haar zakdoekje en haar paternoster. Als Madeleine dan thuis kwam, vroeg haar moeder waar witte lintjes gebleven waren.
Toen Madeleine haar plechtige communie moest doen brak er drie weken ervoor een epidemie uit van de mazelen. De keizerin stuurde toen haar lijfarts om haar te verzorgen. Maar de zorg was wederzijds. De keizerin leed eens aan een erge tandontsteking. De kleine Madeleine zei haar dat zij een goede remedie kende van Jef Van Laethem, de kruidenier in de Boechtstraat. Ze moest een papavertop in heet water weken. De bruine, hete brij, die dat opleverde werd tegen de tand gehouden. De keizerin deed deze raad opvolgen door haar lijfarts en genas zeer vlug.
De keizerin werd permanent omringd door een groep toegewijde mensen. Er waren altijd vier gezelschapsdames aanwezig : Mademoiselle Bas, Mad. Geuth, Mad. Dupuis en Mad. De Brandenere.
Deze laatste was nogal dominant. De keizerin maakte zich dan soms kwaad en zei : “C’est moi la maîtresse ici ! ”
Zij kreeg regelmatig bezoek van baron Robert Goffinet, die dan bleef eten. Hij verzorgde de contacten tussen het hof en de keizerin.
De toenmalige bewoner van het kasteel te Meysse (nu verdwenen), kolonel Van Eeckhaut, kwam elke dag middagmalen.
De lagere bedienden en arbeiders werden meestal uit Meise grecruteerd.
Zo behoorden ook tot haar staf : Fréderique Anicet, Louis Van Buggenhout en Louis Thielemans. Deze laatste noemde ze schertsend Louis II. Er was dan ook nog Felix Struelens, de vader van Jeanne Struelens die in de stoet over de heren van Bouchout de keizerin speelde. Zij waren alle drie “valet de pied” Hun taak bestond erin 24 uur op 24 de telefoon te bewaken.
Er was ook een maître d’hotel Hubain en haar dokter Charles Verhaeghen.
Siska Seghers en Woinne, de schoonmoeder van Jef Madelon en grootmoeder van Cecile Cleynhens , deden de afwas.
Rozeke Van Diest ,Van Nieuwenhuyzen, Lieze Praet van de Krogstraat en Nette Van Diest kwamen de was doen.
Jef De Cock was de leverancier van verse groenten en Jaak Van Praet de hovenier.
Rentmeester De Vreught, controleur, die in de woning aan de hoofdingang van het domein woonde, betaalde de lonen uit en hield zich met de materiële dingen omtrent het domein bezig. De keizerin bleek niet op de hoogte van de sociale controle die zo op het dorp uitgeoefend werd en die de bevolking van Meise zou scheiden in twee groepen rond de plaatselijke fanfares : de Ressen en de Euzzels. Aansluiten bij de eerste fanfare betekende werk op het domein of landpacht. De anderen vielen buiten de boot (of het park).Deze twee bevolkingsgroepen zijn nog steeds symbolisch gescheiden door de “muur van Meise” die het park van het dorp afsluit.
Charlotte en de waanzin
Er werd geschreven dat de keizerin leed aan paranoia. Zij zou haar eten steeds eerst laten proeven hebben door haar omgeving. Madeleine heeft daar nooit iets van gemerkt. Er was wel eens een incident met haar dagelijkse portie spinazie. Zij moest dat alle dagen eten op doktersvoorschrift. Op een bepaalde dag had zij daar genoeg van en zei : “J’en ai assez mangé de cette saleté,” en ze gooide het balletje spinazie achter haar tegen de muur.
Er rust een mysterie op de verhouding van de keizerin met het koninklijk hof. De weinige keren dat zij tegen Madeleine de naam uitsprak van haar broer, Leopold , onderbrak Mad. Geuth haar met een veelbetekenend gebaar : de vinger op de mond. En Charlotte zweeg.
Bij haar verjaardagen kwam koning Albert op bezoek met koningin Elisabeth. Dit was de gelegenheid bij uitstek om haar groen kleed te dragen. Het gemeentebestuur van Meise werd reeds enkele jaren aangeschreven, om een Vaderlandse plechtigheid uit te bouwen rond koning Albert I. Zijn regelmatige bezoeken aan het kasteel zijn zeker een aanknopingspunt. Maar tot nu toe werd er nog niet positief op ingespeeld.
Met Kerstmis betoonde de keizerin een uitgesproken gulheid. De kerstboom werd door de bedienden versierd en zij lag er geschenken onder voor haar medewerk(st)ers. De keizerin en Madeleine gaven dan soms de versiering aan de bedienden. Er brandden kleine kaarsjes op de kerstboom die in de hoek voor het open raam stond in de grote living.
De vader van Madeleine vroeg dan altijd wat hij dit jaar zou krijgen. Want Madeleine, als vertrouwelinge, mocht helpen bij de geschenken. Haar vader kreeg elk jaar hetzelfde : een pijp en een tabakszak. Sofie, haar moeder, kreeg vaak een nachthemd en de oudere zuster van Madeleine kreeg soms een woordenboek. De twee broers van Madeleine kregen ook woordenboeken en boeken over vogels, bloemen en vissen.
Bij haar plechtige communie kreeg Madeleine van de keizerin een gouden armband met een kleine medaille waarop de Oostenrijkse adelaar met twee koppen. Bij haar geboorte was ze reeds bedacht met de gebruikelijke geboortesjaal. Met Kerstmis schonk ze haar de blauwe parasol.
De anderen kregen ook een geschenk. Maar deze kreeg de kleine Madeleine minder te zien. Het waren gebruikelijke geschenken zoals zakdoekjes.
De keizerin werd vaak in de pers beschreven als een waanzinnige. Ook in het toneelstuk Zotte Carlotta werd vooral dit aspect van haar persoonlijkheid belicht. De man die permanent in haar omgeving was in het toneelstuk is ook uitgevonden. Men had misschien beter een toneelstuk gemaakt met de keizerin, de vier gezelschapsdames en het kleine meisje Madeleine.
De titel van dit project liegt er ook niet om. Volgens Madeleine klopt dit niet. Zij ervoer de keizerin als een doodnormale vrouw, die wel zichtbaar gebukt ging onder een zwaar verdriet. Daardoor was ze soms heel zwijgzaam en tuurde wezenloos voor zich uit. Het waren eerder depressieve buien.
Dit trauma is uiteraard te verklaren door een dubbel verdriet : het verlies van haar geliefde Maximiliaan en het gemis van een kind. Bovendien kwam er de zware frustratie bovenop van een ambitieuze prinses, die haar toekomst aan diggelen zag vallen door het politieke onbegrip, de waanzin van deze wereld.
Charlotte en haar bezigheden
De keizerin verbleef altijd in het kleine blauwe salon omdat het daar gezellig warm was en hield zich veel bezig met haakwerken. Deze werkjes schonk ze vaak weg aan haar omgeving. Ze speelde ook piano. Madeleine hoorde haar echter altijd dezelfde stukken spelen : “ La berceuse de Jocelijn” en soms ook een wals van Strauss.
Zij liet zich ook elke dag rondrijden in het landgoed in een koets met twee paarden Jericho en Iris. De koetsiers waren Theophiel Torrekens van Strombeek en een zekere Arthur Royer uit Brussel. Soms moest de koets stoppen en dan wandelde de keizerin even naar de vijver. Er was altijd een gezelschapsdame bij. De koets geraakte eens, terwijl de keizerin haar wandelingetje deed, in de beek met één wiel. Een van de paarden was schichtig en de koetsiers moesten de vader van Madeleine ter hulp roepen. Deze loste de zaak vakkundig op en werd hiervoor gedecoreerd.
Madeleine had veel belangstelling voor de keizerlijke keuken. Dat was het domein van Stepman en dikke Marie. Op de tafel stond altijd water, bier en wijn, maar de keizerin raakte de wijn nooit aan. De pasteibakker van de keizerin Emile Legraive bezorgde lekkere taartjes. Hij schreef hierover een receptenboek. De voorkeur van de keizerin ging naar Franchipan. Zij lustte ook melkbrood en kramiek. Dan haalde zij de krentjes eruit en zei :”Il y a partout des petits trous dans ma tartine.”
De keizerin was heel katholiek en koesterde een diepe devotie tot de Heilige maagd Maria. Elke zondag werd de mis gelezen om 10.30 uur door pastoor Van Daele en later door pastoor Cools. Er werden dan twee stoelen vooraan gezet en twee rijen erachter. De twee Louis’ zaten op de tweede rij. Madeleine moest bij die gelegenheden plaats nemen naast de keizerin. Zij hield dan haar hand vast en bad luidop mee. In haar andere hand hield ze haar roze koralen paternoster. Zij fluisterde dan naar Madeleine :”Tu dois bien prier pour moi, car je suis très malheureuse”.
De keizerin had schrik van de nakende winter. Ze kreeg dan bronchitis. Dan dronk zij steeds vliersiroop. Voor haar dood leed ze ook aan bronchitis en een griep er bovenop werd haar fataal.
Madeleine bleef achter in haar gezin met een onuitwisbare herinnering die zij bleef koesteren heel haar leven lang.
Madeleine bij de voorstelling van het boek "De waanzin van Charlotte"
Deze getuigenissen verschenen in het boek "De waanzin van Charlotte" redactie Jos Pauwels. Zij is gebaseerd op een grondige studie van een door gefilmde opname van de getuigenis van Madeleine en alles wat erover geschreven werd in de pers. Want regelmatig werd Madeleine De Cuyper door journalisten gevraagd.
Daarna heeft zij haar getuigenis voor het publiek een tiental keren herhaald in het salon van het kasteel van Boechout, bij de presentatie van het boek. Tijdens een historische evocatie lag zij in het hospitaal. Zij kwam toch opdagen en herhaalde drie maal haar relaas.
Ik heb haar op geen enkele tegenstijdigheid kunnen betrappen.
Geschenken van de keizerin aan Madeleine
Het personeel en de staf van de keizerin kregen bij bepaalde gelegenheden geschenken. Madeleine heeft die heel haar leven gekoesterd. Zij heeft er ons enkele van ter beschikking gesteld. Zij werden in een schrijn ondergebracht in het salon op de benedenverdieping van het kasteel. De foto van Maximiliaan hangt er ook.
Het overlijden van de keizerin en haar uitvaart
DE
OVERLIJDENSAKTE VAN KEIZERIN CHARLOTTA Woensdag 19 januari 1927
overleed, na een op z’n minst bewogen leven, de toenmalige bewoonster van het
kasteel van Boechout: prinses Charlotte van Saksen-Coburg-Gotha. Dochter van
Leopold I en zus van Leopold II, was ze ook even keizerin van Mexico geweest.
Haar leven is vrij uitvoerig beschreven van haar jeugd, haar korte maar
turbulente periode in Midden-Amerika, tot de aftakeling naar haar levenseinde
toe. Maar net als bij iedere andere overledene moest er dus ook een akte van
overlijden bij de dienst burgerlijke stand van de gemeente waar ze woonde
geregistreerd worden. Normaal gebeurde dit toen op voorgedrukte formulieren,
enkele boven mekaar op een bladzijde, waar een ambtenaar en twee getuigen de
gegevens in de open gedeelten vastlegden. Vaak is dit een formaliteit en
tegenwoordig is het zelfs meestal zo dat de begrafenisondernemer en een
toevallige “getuige” de aangifte bij de burgerlijke stand afronden, vaak zonder
dat er zelfs nog een familielid of kennis bij aanwezig is. Voor iemand van haar
positie in die toenmalige maatschappij liep het even anders… maar wie verwacht
dat daar dan een mooi gekalligrafeerd document van zou gemaakt zijn, vergist
zich: het was indertijd duidelijk zich met wat kunst en vliegwerk behelpen
geblazen om de aangifte op papier te krijgen, inbegrepen enkele schrijffouten.
Voor deze akte nam de burgemeester van Meise zelf de taak van ambtenaar op zich
en in plaats van de traditionele twee getuigen, kwamen er in dit geval liefst
zes aan te pas. En niet van de minsten: de Minister van Justitie, de Eerste
Voorzitter en de Procureur-Generaal van het Hof van Cassatie, de
Groot-Maarschalk van het Koninklijk Hof, de Grootmeester van haar Huis en
tenslotte de persoonlijke geneesheer van de overledene. Charlotta overleed om
zeven uur ’s ochtends en diezelfde dag om drie uur ’s namiddags hadden die zes
personen, meestal uit Brussel, zich dus al in Meise verzameld om de officiële
aangifte te doen. Maar voor diegenen die dus nog de illusie mochten koesteren
dat zelfs oud-keizerinnen in 1927 visueel indrukwekkende overlijdensakten kregen…
Haar begrafenisstoet die in een sneeuwstorm uit het kasteel van Boechout naar
Laken vertrekt. [ foto uit: Haagsche Courant, nr. 13479, maandag 24.01.1927,
2de katern, blz. 1 ]
AKTE
VAN OVERLIJDEN, Nr 6 Ten jare duizend negenhonderd zeven en twintig, den Den
negentienden Januari om … ure … middag, zijn vóór Ons, negentien-honderd zeven
en twintig te drie uur ’s namiddag, maken Ambtenaar van den Burgerlijken Stand
der Gemeente Meysse, Arrondissement Brussel, Provincie Brabant, verschenen wij
Jozef Puttemans, burgemeester Ambtenaar oud van den jaren, beroep Burgerlijken
wonende stand van de gemeente van de overledene Meysse, na vaststelling de akte
op oud van het over- jaren, beroep lijden van wonende Hare Majesteit Keizerin
van de overledene, dewelke ons verklaard hebben dat Maria Charlotta Amelia
Augusta Victoria Clementina Leopoldina Prinses van België, Hertogin van Saksen,
Prinses van Saksen-Coburg Gotha, heden voormiddag te zeven uur, overleden in
het kasteel Van Bou- chout te Meysse, aldaar metterwoon gehuis- vesvestigd, oud
zes en tachtig jaren zeven maanden en twaalf dagen, geboren te Lae ken; Weduwe
van zijne Majesteit Ferdinand Maximiliaan Jozef Aartshertog van Ooostennrijk
Maizer van Mexico; dochter van zijne Majesteit Leopold den Eerste, Joris
Christiaan Frederik Koning de Belgen Na voorlezing dezer akte, in dubbel
opgesteld, ontvangen te hebben Hertog van Saksen Prins van Saksen-Coburg-Gotha
en van Louiza Maria Theresia Charlotta Prinses van Orleans, echtgenooten beiden
overleden. Op de aangifte van Paul Louis AKTE VAN OVERLIJDEN Nr Ten jare
duizend negenhonderd zeven en twintig, den Adrien Henri Hymans om … ure …
middag, zijn vóór Ons minister van Justitie een en zestig jaar oud, metterwoon
geves- Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Meysse, Arrondissement
Brussel, Provincie Brabant, verschenen tigd te Brussel; van Arthur Gabriel
Theo- oud dore Goddyn jaren, beroep eersten voor- wonende zitter van het Hof
van van de … overledene, en verbreking een en zes- tig jaar oud oud metterwoon
jaren, beroep gevestigd te wonende Brussel; van Paul Louis Fran- van de …
overledene, dewelke ons verklaard hebben dat cois Olivier Leclercq procureur
generaal bij het Hof van Verbreking, drie en zestig jaar oud, metterwoon
gevestigd te Brussel; van Jean Graaf de Merode, Groot-Maarschalk van het Hof,
twee en zestig jaar oud metterwoon ge- vestigd te Brussel, van August Constant
Jules Marie Baron Goffinet, Grootmeester van het huis van Hare Majesteit
Keizerin Charlotta, negen en zestig jaar oud, metterwoond gevestigd te Meysse
en van Charles Marie Alphonse Verhage rustend geneesheer, genees- heer van Hare
Majesteit Keizerin Charlotta, zeven en zestig jaar oud metterwoon gevestigd te
Meysse. Van welke akte hun voorlezing werd gehouden, en de verklaarders hebben
met ons ondertekend met goedkeuring der door- haling van al de woorden in druk
in tegenwoordigen akt. Na voorlezing dezer akte, in dubbel opgesteld, ontvangen
te hebben, [ volgen zeven handtekeningen ]
Keizerin Charlotte op haar sterfbed
De namis in de parochiekerk van Meise met de koninklijke familie
In maart1925 werd Charlotte ernstig ziek. Iedereen dacht dat zij zou overlijden, maar zij herstelde nog eens en leefde nog een paar jaar langer. Haar gezondheidstoestand was echter fel achteruit gegaan. Zij kon niet meer zo goed bewegen en haar ogen waren zeer slecht geworden, door wat men toen staar noemde. Een spelletje kaart spelen lukte nog wel, want dat deed zij heel graag. Op de piano speelde zij nog wel eens de Mexicaanse hymne. Als het weer gunstig was maakte zij nog eens een ritje in het park in de paardenkoets. Haar monologen die zij af en toe nog voerde waren meer en meer onsamenhangend en om te sluiten zei ze nog al eens te pas of te onpas " Gedaan is gedaan " . Na de kerstdagen van 1926 kreeg zij een aanval van griep die uitmondde in een zware longontsteking. Kort na de jaarwisseling ging haar gezondheid opnieuw sterk achteruit. In de nacht van 14 op 15 januari 1927 werd zij verlamd langs de linkerzijde, dit zou haar fataal worden. Op 19 januari rond 7 u. 's morgens is zij dan overleden. Zij was 86 jaar oud geworden. Maria-Carola-Amelia-Augusta-Victoria-Clementina-Leopolde, was niet meer. Zij werd geboren als prinses van België en als hertogin van Saksen. Door haar huwelijk met Maximiliaan van Oostenrijk werd zij aartshertogin, verder werd zij voor korte tijd vice-koningin van Lombardije - Venetië en ten slotte werd zij keizerin van Mexico. Het was een vrouw vol ambities die echter getekend was door het drama van het keizerrijk Mexico. Na ongeveer tien jaar te hebben verbleven in Tervuren, heeft zij nog 48 jaar geleefd op haar koninklijk domein van Boechout - Meysse, Na haar overlijden werden er enkele dagen van algehele rouw afgekondigd door het koninklijk Huis dat toen onder de leiding stond van koning Albert I en koningin Elisabeth.
Op 19 januari 1927, werd de overlijdensakte opgemaakt rond drie uur in
de namiddag: "Wij, Jozef Puttemans burgemeester, ambtenaar van de burgerlijke
stand van de gemeente Meysse, na vaststelling, de akte van het overlijden van
Hare Majesteit keizerin Marie Charlotte Amelia Augusta Victoria Clementina
Leopoldina, prinses van België, hertogin van Saksen, prinses van Saksen Coburg
Gotha, heden voormiddag te zeven uur overleden in het kasteel van Boechout te
Meysse aldaar metterwoon gevestigd, oud zesentachtig jaar zeven maanden en twaalf
dagen, geboren te Laken, weduwe van Zijne Majesteit Ferdinand Maximiliaan
Jozef, Aartshertog van Oostenrijk, Keizer van Mexico, dochter van Zijne
Majesteit Leopold den Eerste, Joris, Christiaan, Frederik, koning der Belgen,
Hertog van Saksen, Prins van Saksen Coburg Gotha en van Louiza Maria Theresia
Charlotte, Isabelle, Prinses van Orleans, echtgenoten beiden overleden. Op
aangifte van Paul Louis Adrien Henri Hijmans, minister van Justitie, een en
zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Arthur, Gabriel,
Theodoor, Goddijn, eerste voorzitter van het Hof van Verbreking, een en zestig
jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Paul Louis François Olivier
Leclecq, procureur generaal bij het Hof van Verbreking, drie en zestig jaar
oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Jean , graaf de Merode,
grootmaarschalk van het Hof, twee en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te
Brussel, van Auguste Constant Jules Marie baron Goffinet, grootmeester van het
Huis van Hare Majesteit Keizerin Charlotte, negen en zestig jaar oud,
metterwoon gevestigd te Meysse en van Charles Marie Alphonse Verhage, rustend
eerst aanwezend geneesheer van Hare Majesteit, Keizerin Charlotte, zeven en
zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Meysse. Van welke voorlezing werd gedaan."
( Vermits er reeds vergissingen geslopen zijn in de datum van overlijden van keizerin Charlotte werd hiervoor een afschrift genomen van de overlijdensakte. De overlijdensdatum is dus 19 januari 1927.)
Op 22 januari 1927 werd zij begraven in de crypte van de Onze- Lieve- Vrouwkerk te Laken. Reeds vroeg in de morgen werd de kist met haar stoffelijk overschot afgehaald met een lijkwagen getrokken door vier paarden. Het was winter, het sneeuwde en het was bitter koud. De gevel van het kasteel was behangen met rouwbekleding en de ingespannen paarden droegen eveneens rouwdekens. Vermits er een grote afstand is tussen het kasteel van Boechout te Meise en de O. L. Vrouwkerk te Laken, werd er een reserve van vier paarden voorzien om de vermoeide dieren tijdig kunnen af te lossen. De rouwstoet werd afgesloten met een afdeling van 21 rijkswachters. De klaroen van dienst, reeds van 1926 verbonden aan het Huis van de keizerin te Meise, was Frans De Rijck uit Asse, geboren in 1906 die als grenadier zijn legerdienst vervulde in de klas 26 bij de keizerin. Dit was het lievelingsregiment van de keizerin, meer bepaald het eerste regiment grenadiers. Als klaroen opende hij natuurlijk de rouwstoet. Tot in de kleinste details vertelde hij nadien aan zijn zoon Leo hoe die reis naar Laken was verlopen. Frans De Rijck overleed pas in het jaar 1988, maar zijn zoon Leo vertelde mij over al de belevenissen van zijn vader op het domein van Boechout. Dat het bitter koud was en dat de besneeuwde wegen glad waren, vertelde hij ook. De bijgevoegde foto's bewijzen dit. Op de rouwdienst in de O. L. Vrouwkerk te Laken, was de ganse koninklijke familie aanwezig onder de leiding van koning Albert I en koningin Elisabeth. Daarna werd de lijkkist naar de crypte gedragen door zes overlevende soldaten van het vrijwilligerslegioen, tussen een haag van" Charlottes", die in Mexico geboren werden uit de koppels die behoorden tot het vrijwilligerslegioen en waarvan de keizerin meter was.
Haar stoffelijk overschot werd voor eeuwig opgebaard in de opzij gelegen crypte achter een bronzen deur waar Alpha en Omega zijn op aangeduid. Op de kist zelf werden de volgende aanduidingen aangebracht: « Sa Majesté Marie Charlotte princesse de Belgique veuve de sa Majesté l'archiduc Maximilien d'Autriche, Empereur de Mexique 1840 -1927. Van de erfgenamen van Charlotte kregen de overlevenden van het vrijwilligerslegioen, als herinnering en waardering, een spaarboekje van de Spaar en Lijfrentekas, waarop 3.125 fr was ingeschreven.
Op dinsdag 25 januari had er nog een plechtige rouwdienst plaats in de parochiekerk van Meise. Die dienst werd gezongen door E.H. pastoor Cools. Hij werd bijgestaan door de heren pastoors en onderpastoors van de naburige parochies. Die rouwdienst werd bijgewoond door koning Albert I en koningin Elisabeth, door prins Leopold en prinses Astrid, prins Karel en prinses Marie Josée, prinses Clementine weduwe van prins Bonaparte Napoleon en kinderen Napoleon en Génovéva, baron Auguste Goffinet en zijn tweeling broer Constant Goffinet. Verder waren er de bevelhebbers van het kasteel van Boechout, kolonel Van Eeckhout, dokter Verhage, de hofdames en al het personeel en het werkvolk van het domein. De ordediensten werden verzekerd door 21 rijkswachters. Die gegevens werden opgetekend in de Manuale Pastoris van Meysse. Ook de kosten werden er in vermeld van de nadienst, zij bedroegen 5.000 fr.
Na het overlijden van Charlotte bleef het kasteel van Boechout nog geruime tijd onbezet. Ondertussen werd de belangrijkste inboedel overgebracht naar het paleis van Laken. De koninklijke erfgenamen hadden nog gedurende enkele jaren het domein van Boechout en Meysse in eigendom. Uiteindelijk was het koninklijk domein meer dan een halve eeuw betrokken door de koninklijke familie.
Ook nog onder Leopold III en koningin Astrid, die er graag even kwamen genieten van de schoonheid en de kalmte van het uitgestrekt park. Pas in het jaar 1938 zou dit domein eigendom worden van de Belgische Staat die er de Nationale Plantentuin liet inrichten. De overige eigendommen kwamen terecht bij particulieren; in de eerste plaats bij de Heer Jan Baptist Van Gijsel die deze eigendommen allemaal zou verkavelen, op de één of andere manier. Meer details vindt men hierna.
Edwin Ganz
“Le domaine royal de Boechout et ses chàteaux” 7 pagina's
Jan Vanden Eynde “Meise” pag.22-24
Constant Noppen “De heren van Boechout en hun waterburcht in Meise” pag.
203-221
Jef De Cuyper “Meise, onder de toren van St.-Martinus” pag. 19
Jef Heyvaert “Meise van oorsprong tot 1940” pag. 360-361
Jos Pauwels “De waanzin van Charlotte” Achilles Bettesone “Keizerin Charlotte
op rust in Meise”
Berla
13.014 Edwin
Ganz Fo
14.001 Edwin Ganz tijdlijn Achiel Bettesone
24.009 Slotkapel kasteel Boechout E. Van
Hemeldonck
34.010 Charlotte Julia Cornelissen
61.013 Charlotte en Maximiliaan Julia Cornelissen
63.003 De waanzin van Charlotte Jos Pauwels
110.031 Overlijdensacte keizerin Charlotte Eric Van Baelen
126.003 Boechouttijdens WO I Jan Buyens
137.040 Vrijwilligerscorps van Mexico Jan Buyens
148.052 Fo aquarel kasteel Boechout De Brandener
Maximilien et Charlotte du Mexique / la tragédie de
l'ambition
André Castelot Librairie Académique
Perrin, Paris, 1977
Maximilian Kaiser von Mexico Joan Haslip
Buchgemeinschaft Donauland, Wien e.a.,
1972
(Vertaling uit het Engels van 'Imperial Adventurer -
Emperor Maximilian of Mexico', Weidenfeld and Nicolson, London, 1971)
Maximilien et Charlotte du Mexique Egon Cesar Comte Corti
1865-1867 (deel II) Librairie Plon, Paris, 1927
D'après les archives secrètes de l'empereur Maximilien et autres sources
inédites
La Tragédie Mexicaine Baron C. Buffin
Les Impératrices Charlotte et Eugénie Albert De Wit,
Bruxelles, s.d.
Charlotte La passion et la fatalité Mia Bibliothèque
de l'Histoire Duculot, Paris, 1990 (Traduit du Néerlandais par L. Wellekens et
G. Allaer)
Charlotte / Van Laken tot Mexico: biografie van een
keizerin Mia Kerckvoorde
Lannoo, Tielt, 1991
Charlotte / La passion et la fatalité Mia Kerckvoorde
Editions Racine, Bruxelles, 2001
De geschiedenis van Prinses Charlotte van België,
keizerin van Mexico
1840-1927 Mia Kerckvoorde
Liefde, eenzaamheid en tragiek rondom een
keizerskroon…
Het Volk, Gent, 1983
Le Mariage de Maximilien et Charlotte V. Capron
Journal du Duc de Brabant 1856-1857
Met handgeschreven brief aan (Jo) Gérard Ed. V. Capron, Bruxelles, 1986
Légionnaire au Mexique 1865-1867 Eugène Amiable
Charles Dessart, Bruxelles, 1942
Charlotte, l'Impératrice fantôme Robert Goffin
Les Editions de France, Paris, 1939
Charlotte de Belgique, l'Impératrice du Mexique
Comtesse H. de Reinach Foussemagne
Librairie Plon, Paris, 1925
Aventures du corps expéditionnaire belge au Mexique
Jean Liedel
Ed. Draps, Wemmel, 1944
Notes prises au Mexique Par un officier de la légion
belge
Imprimerie Militaire E. Guyot, Bruxelles, 1867
L'Expédition des volontaires belges au Mexique
1864-1867
Au service de Maximilien et de Charlotte (2 boekdelen) Albert Duchesne
Musée Royal de l'Armée et d'Histoire Militaire, Bruxelles, 1967
Le Meixique
Histoire de l'Etablissement et de la Chute de l'Empire de Maximilien De
Schrynmakers Alfred Castaigne, Bruxelles, 1885
Charlotte ou la nuit mexicaine Liliane Wouters Pièce en douze séquences
Les Eperonniers, Bruxelles, 1989
De Herdersknaap uit Tyrol
Een verhaal uit de gelukkige en de ongelukkige dagen van Maximiliaan van Mexico L.F. Van Genk, 's-Hertogenbosch, 1885
Maximilien Empereur du Mexique J.-P. des Vaulx
J. Lefort, Lille, 1881 (derde editie)
Voyage au Mexique de New-York à Vera-Cruz par terre Jules Leclercq
Hachette, Paris, 1885
Prinses Charlotte Keizerin en Martelares De roman van
haar leven, haar dood
Met vele illustraties Patria, Antwerpen,
s.d.
Krankzinnig uit Liefde (in 58 afleveringen)
Vlaamsche Boekhandel, Antwerpen, s.d.
De Doorbraak van de Hoop Mexico van 1810 tot 1910 / Le Creuset de
l'Espérance Le Mexique de 1810 à 1910
BBL, Bruxelles, 1993
Le Château de Bouchout / Résidence de la Princesse Charlotte
Psyché / le miroir des belles choses
Mars 1925 (omslag van R. Magritte)
Carlota De vrouw die rozen at. Kristien Dieltiens B&L
boek van Laura Martiinez Belli
Dix princesses Gloires, drames et bonheurs des
princesses de Laken Brussel, 2002 Geen kind! Achiel
Bettesone Patrick Weber Ch
1. De prinses en de aartshertog
2. Het rijk weldra verschijnt
3. Adios, Carlota
4. Zestig jaar eenzaamheid
Ignacio Díaz Ruiz. America l : apuntes para el fin del sigloatina in Patricia Galeana (coördinatrice). Latinoamérica en la concienciaeuropea. Europa en la conciencia latinoamericano. Mexico, AGN, CCYDEL-UNAM, FFyL-UNAM, CONACULTA, FCE, 1999
Emile de Kératry. L’élévation de la chute de l’empereur Maximilien. Intervention française au Mexique, 1861-1867. Paris, Librairie Internationale, 1867
André Castelot. Maximiliano y Carlota. La tragedia de la ambición, Mexico, Edamex, 1985
José C.Valdés. Maximiliano y Carlota en México. Historia del Segundo Imperio. Mexico, Diana, 1993
Martin Quirarte. Histografía sobre el Imperio de Maximiliano. Mexico, UNAM, 1970.
Suzanne Desternes y Henriette Chandet. Maximiliano y Carlota. 2de uitgave, Mexico, Diana, 1968.
Emmanuel Masseras. Ensayo de un imperio en México. Libros del Bachiller Sanson Carrasco, 1985.
Emile de Kératry. Elevación y caídadel emperador Maximiliano. Intervencion francesa en México. 1861-1867. Mexico. Imprenta del comercio, 1870.
Emmanuel Domenech. Recuerdos de la época de la Intervención. México tal cual es (1866) … Querétaro. Demetrio Contreras, editor, 1922.
Francisco de Paula de Arrangoiz. México desde 1808 hasta 1867. Mexico, Porrúa, 1968.
José Luis Blasio. Maximiliano íntimo; el emperador y su Corte (Memorias de un secretario particular). Paris/Mexico, Vda. De Ch. Bouret, 1905.
Patricia Galeana. Monarquía o Repùblica?, México y su Historia (1855-1867), deel 7 – Los Tratados de Miramar.Mexico, UTEHA, 1984.
Archief José C. Valadés. Archief van Wenen vertaald in het Spaans. Correspondencia sostenida entre el emperador Napoleón III, la emperatriz Eugenia, el archiduque Maximiliano y la archiduquesa Carlota, de octubre de 1861 a el 8 noviembre de 1866.
Niceto de Zamacois. Historia de Méjico, deel XVII, Barcelona/Mexico, J.F.Parres, Editor, 1881.
Jesús García Guttiérrez. La Iglesia Mexicana durante el Segundo Imperio. Mexico. Editorial Campeador, 1955.
Andrew N. Cleven. The ecclesiastical Policy of Maximiliano of Mexico, in The Hispanic American Review, Duke University Press, 1929.
Egon Conte Conti. Maximiliano y Carlota. Vertaling van Vicente Caridad, Mexico, FCE, 1944.
Armand Praviel. La vida tragica de la emperatriz Carlota. 1937 Serie Vidas Extraordinarias.1932 Buenos Aires Madrid Espasa Calpe.
Alfred Jackson Hanna en Katryn Abbey Hanna. Napoleon III y Mexico. Mexico, FCE, 1973.
Decretos y reglamentos(…) del Imperio Mexicano. Mexico, Imprenta de Andrada en Escalante, 1865.
Pierre de la Gorce. Histoire du Second Empire. Paris, 1874.
Vicente Riva Palacio. Antología. Mexico, UNAM, Biblioteca del Estudiante Universitario, 1976.Carlos Monsiváis Aires de familia. Cultura y sociedad en América Latina. Barcelona, Ed. Anagrama, Collección Argumentos, 2000Ignacio Díaz Ruiz. America l : apuntes para el fin del sigloatina in Patricia Galeana (coördinatrice). Latinoamérica en la concienciaeuropea. Europa en la conciencia latinoamericano. Mexico, AGN, CCYDEL-UNAM, FFyL-UNAM, CONACULTA, FCE, 1999Emile de Kératry. L’élévation de la chute de l’empereur Maximilien. Intervention française au Mexique, 1861-1867. Paris, Librairie Internationale, 1867André Castelot. Maximiliano y Carlota. La tragedia de la ambición, Mexico, Edamex, 1985José C.Valdés. Maximiliano y Carlota en México. Historia del Segundo Imperio. Mexico, Diana, 1993Martin Quirarte. Histografía sobre el Imperio de Maximiliano. Mexico, UNAM, 1970.Suzanne Desternes y Henriette Chandet. Maximiliano y Carlota. 2de uitgave, Mexico, Diana, 1968.Emmanuel Masseras. Ensayo de un imperio en México. Libros del Bachiller Sanson Carrasco, 1985.Emile de Kératry. Elevación y caídadel emperador Maximiliano. Intervencion francesa en México. 1861-1867. Mexico. Imprenta del comercio, 1870.Emmanuel Domenech. Recuerdos de la época de la Intervención. México tal cual es (1866) … Querétaro. Demetrio Contreras, editor, 1922.Francisco de Paula de Arrangoiz. México desde 1808 hasta 1867. Mexico, Porrúa, 1968.
José Luis Blasio. Maximiliano íntimo; el emperador y su Corte (Memorias de un secretario particular). Paris/Mexico, Vda. De Ch. Bouret, 1905.
Patricia Galeana. Monarquía o Repùblica?, México y su Historia (1855-1867), deel 7 – Los Tratados de Miramar.Mexico, UTEHA, 1984.
Archief José C. Valadés. Archief van Wenen vertaald in het Spaans. Correspondencia sostenida entre el emperador Napoleón III, la emperatriz Eugenia, el archiduque Maximiliano y la archiduquesa Carlota, de octubre de 1861 a el 8 noviembre de 1866.
Niceto de Zamacois. Historia de Méjico, deel XVII, Barcelona/Mexico, J.F.Parres, Editor, 1881.
Jesús García Guttiérrez. La Iglesia Mexicana durante el Segundo Imperio. Mexico. Editorial Campeador, 1955.
Andrew N. Cleven. The ecclesiastical Policy of Maximiliano of Mexico, in The Hispanic American Review, Duke University Press, 1929.
Egon Conte Conti. Maximiliano y Carlota. Vertaling van Vicente Caridad, Mexico, FCE,1944.
Armand Praviel. La vida tragica de la emperatriz Carlota. 1937 Serie Vidas Extraordinarias.1932 Buenos Aires Madrid Espasa Calpe.
Alfred Jackson Hanna en Katryn Abbey Hanna. Napoleon III y Mexico. Mexico, FCE, 1973.
Decretos y reglamentos(…) del Imperio Mexicano. Mexico, Imprenta de Andrada en Escalante, 1865.
Pierre de la Gorce. Histoire du Second Empire. Paris, 1874.
Vicente Riva Palacio. Antología. Mexico, UNAM, Biblioteca del Estudiante Universitario, 1976.
De waanzin van Charlotte
Madeleine De Cuyper “Jeugdherinneringen aan keizerin Charlotte” Jef L. DC Sib
3. 3. Fotoarchief
Geschenken keizerin Charlotte aan Madeleine
Huwelijksplechigheid prinses Charlotte
4. 4. Filmarchief
4.
DvD 75
Keizerin Charlotte
Kasteel
Kasteel
Kasteel
Ter informatie:
Juni (6?) 2004, Canvas, 'American Castles': een uitgebreide uitzending over het kasteel van Miramar en zijn beroemde (kortstondige) bewoners Maximiliaan en Charlotte.
Bijzonder interessant voor de voorstelling van de keizer en de keizerin.
5. Losse nota's
6. Evocatie : stoet rond Boechout
6.
L
Programmaboekje
Heren van Boechout
Uitnodiging G. Renson
Samenstelling stoet + klad
Voorbereidende stukken kledij en historie
7. 7. Liberalism
7.
Inschrijvingsformulier
Badge 41 Jef De Cuyper
Uitnodiging
Programma
Charlotte was rood Patricia Galeana
8. Eigendommen van Keizerin Charlotte
9.. Genealogie koninklijke familie
1 10. Bibliografie
11 11. Archieven van anderen
Berla
Jean Stallaert
1 12. Fictie
"Zotte Carlotta la loca" Lieven Sioen
Jeugdboek Herman Van Campenhout
“Locura Imperial” Laura Martinèz Belli
8
8
8.
9.