woensdag 25 juni 2025

 Keizerin Charlotte van Mexico


Achiel Bettesone ((+) 

Jef  De Cuyper

Sib 2025

___________________________________________________________________________________

Inhoud :

1. Charlotte en haar familie

2. Charlotte in Oostenrijk

3. Keizerin Charlotte in Mexico

4. Keizerin Charlotte in Frankrijk en Rome

5. Keizerin Charlotte in Miramar en haar terugkeer naar België

6. Keizerin Charlotte in Tervuren

7. Keizerin Charlotte in Meise

Bibliografie
Archief Sib

_______________________________________________________

1. Charlotte en haar familie.

Haar ouders en grootouders:                                                                                             Leopold I , koning van België op 4-6-1831, eedaflegging op 21-7-1831                                                                           
Leopold-Georges-Chrétien-Frederik  prins van Saksen-Coburg-Gotha (1826)                  landgraaf van Thuringen, geboren op 16-12-1790 en overleden op 10-12-1865 te Brussel.

Zoon van de hertog van Saksen, Francis-Frederik geboren op 15-7-1750 , (+) 9 . 12 . 1806  en van gravin Augusta-Caroline-Sophie van Reuss Ebersdorf (°  19-1-1757  -  + 16-11-1831 )                         
Francis was gehuwd op 13-6-1777. Leopold had een zus prinses Sophie (4.8.1813 – 14.2.1871).




Leopold I huwde op 9.8.1832 te Compiègne met Louise-Marie Thérèse Caroline Isabelle, prinses van Orléans geboren op 3.4.1812 te Palermo en stierf op 11.10.1850 te Oostende. Dochter van Louis-Philippe koning van Frankrijk van 1830, (geboren in 1775, overleden  28.8.185O), troonsafstand op 24.2.1848  en van Marie-Amelie van Bourbourg geboren  26 april 1782 en overleden 24.3.1866, gehuwd en  dochter van koning Ferdinand IV en van Marie Caroline van Oostenrijk.

Leopold was reeds weduwnaar van Charlotte Augusta prinses van Wales  dochter van prins-regent en later koning Georges IV, geboren op 7.1.1790, prinses van Wales later koningin Victoria. Zij was een nicht van Charlotte met wie zij correspondeerde.  Zij overleed echter bij de geboorte van een dood kind op 6.11.1817. Zij verbleven in het Carlton House te Londen dat hun blijvend werd toe gewezen.                                                                                                              

Leopold I en Louise-Marie  en hun kinderen:                                                
1) Louis-Philippe, was  vroeg overleden ( geboren  24.7 1833 - overleden  16.5.1834)
2) Leopold ( II ) werd hertog van Brabant op zijn vijfde verjaardag, geboren op 9.4.1835  -  overleden op 17.12.1909.  Koning op  17.12.1865.                                                            Gehuwd met Marie-Henriette van Habsburg-Lotharingen, aartshertogin van Oostenrijk op 22.8.1853  volgens het Habsburgse protocol. Zij werd geboren  te Wenen op 23.8.1836 en overleed  op 19.9 .1902 te Spa. Bij haar huwelijk moest zij afstand doen  van haar rechten op de Oostenrijkse troon. Op 26.9.1894 kocht zij te Spa het hotel du Midi. Testament op 21.12.1901. + 19.9.1902 te Spa.                                                                                                                                        3)Philippe, graaf van Vlaanderen, geboren op 24.3.1837 en overleed op17.11.19O5,          huwde met prinses Marie van Hohenzollern op 25.4.1867 die geboren werd op 17.11.1845.  Zij overleed op 26.11.1912. Zij was de dochter van Karel-Antoon van Hohenzollern-Sigmaringen.     
4) Charlotte ( Marie-Charlotte-Carola-Amelia-Augusta-Victoria-Clementina).  Zij werd geboren op 7.6 1840 te Laken en overleed te Meise op 19.1 1927 . Op 27.7.1857 huwde zij met  aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, later keizer van Mexico. Hij werd geboren te   Wenen op  6.7 1832 en werd ter dood veroordeeld, te recht gesteld voor een vuurpeloton  op 19.6.1867 te Mexico ( Queretaro ). Hij was de jongere broer  van keizer Frans-Jozef van Oostenrijk.

Koning Leopold I had nog twee onwettige zonen van Arcadie Meyer Clairette de Viscourt genaamd baron Georges en baron Arthur Meyer.

 

Charlotte slechts  10 jaar als moeder  stierf.






Leopold II en zijn afstammelingen:  ( troonsbestijging op 17.12.1865  met overdracht van kasteel van Tervuren  aan zijn zus Charlotte. Het park werd ter beschikking gesteld van  het publiek )        


  


Koning Leopold II en koningin Marie Henriette, die nieuw leven in het paleis te Laken bracht voor Charlotte door haar jonge leeftijd.

1) Prinses Louise, geboren op 18.2.1858 te Brussel,  overleden  te  Wiesbaden op 1.3.1924. Gehuwd met prins Philippe van Saksen-Coburg-Gotha op 4.2.1875, hij was 14 jaar ouder.  Gescheiden in 1906. Wegens wangedrag werd zij bij decreet verbannen, daarna opgesloten in een psychiatrische instelling. Zij had een dochter die erfgenaam werd van de nalatenschap van Charlotte.                                                                              2) Prins Leopold, graaf van Henegouwen en hertog van Brabant, geboren op 12.6.1859 en overleden op 22.1 1869 slechts 9 jaar oud. Hij was geboren met een afwijking aan het hart en was bovendien in in het koude water van de vijver van het park gevallen.
3) Prinses Stephanie werd geboren op 21.5.1864 en overleed  op 23.8.194  Zij huwde op 10.5.1881 met  Rudolf  aartshertog van Oostenrijk, die overleed bij het drama van Mayerling  op 30.1.1889, samen met zijn minnares. Haar dochter met hem, Elisabeth-Maria (Erszi) die leefde van 1883 tot 1963, moest zij afstaan aan het keizerlijk hof, bij het tweede huwelijk van Stefanie met  graaf (prins ) Elemer van Lonyay een Hongaar, op 22.3.1900 te Miramare. 
 4) Prinses Clementine werd geboren op 30.7.1872 en overleed op 8.3.1955. Zij huwde met Victor-Napoleon-Bonaparte, prins van Frankrijk, die leefde van 1862 tot 1926. Vader Leopold had zich  tot aan zijn dood verzet tegen dit huwelijk. Op 18.10.1908 werd Congo een Belgische kolonie. Op 25.2.1825 was Leopold II te Berlijn aangesteld als hoofd van de nieuwe Staat.  Leopold II had een liefdesaffaire met Blanche Zélia Josephina Delacroix, door iedereen Caroline genoemd. Zij was geboren in mei 1883 te Boekarest en woonde samen met Emmanuel Durieux in hotel Elisée Palace. Caroline was ook in de villa te Oostende, die onderaards  verbonden was  met het koninklijk paviljoen. Zij kreeg de titel van barones de Vaughan.

Prins Philippe en afstammelingen: ( Hij huwde redelijk laat en genoot lang van zijn jeugd als vrijgezel )

 


1) Prins Baudewijn, geboren op 3.6.1869 en overleden in 1891                                                                                                            
2) Prinses Henriette geboren in 
1870                                                                                     3) Prinses Josephine I geboren in 1870 en overleden in1871.
4)Prinses Josephine II in 1872 geboren
5)Prins Albert ( Albert-Leopold-Clement-MarieMeinrad.)                                      
geboren op 8.4.1875 en overleden op 17.2.1934. Hij huwde met Elisabeth hertogin van Beieren op 2.10.1900. Zij was geboren op 25.7.1876 en overleed op 23.11.1965.  Prins Albert werd koning Albert I  op 23.12. 1909.

De afstammelingen van koning Albert I en  koningin Elisabeth                                                                                                
1) Prins Leopold, later koning Leopold III, werd geboren op 3.11.1901 en overleed op 25.9.1983. Hij was koning op 23.2.1934. Troonsafstand op 
16.7.1951.                          Hij huwde met Astrid, prinses van Zweden op 4.11.1926. Astrid werd geboren op 17.11.1905 en overleed op 29.8.1935, te Küssnacht ( Zwitserland ) bij een auto ongeval.
2)  Karel, prins –regent  werd geboren op 10.10.I903. Hij was prins- regent van 20.9.1944 tot 29.7.1950.
3) Prinses Marie-Josée werd geboren op 4.8.1906 en overleed op 27-O1-2001. Zij huwde met Umberto van Italië (°15.9.19O4). Hij werd koning van Italië in 1946. Hij overleed op 18.3.1983.


2. Charlotte in Oostenrijk

 

Charlotte, aartshertogin van Oostenrijk.

De familie van Maximiliaan bestond uit zijn moeder Sophie, aartshertogin. Zijn vader Frans-Karel, was reeds overleden op 8.3 1878. Zijn andere broer Frans-Joseph was keizer geworden van Oostenrijk die gehuwd was met Elisabeth Wittelbach van Beieren, Sissi genoemd Toen zij huwde was zij slechts 15 jaar oud. ( 24.4.1854 ) Aan de oever van het Meer van Genève  zou zij vermoord worden op 10.9.1898 door Luigi Lucche, met de punt van een vijl.  

De zieke keizer Ferdinand van Oostenrijk had op 2.12.1848 zijn troon afgestaan aan de jonge Frans-Joseph, aangezien zijn broer Frans-Karel afstand had gedaan van zijn rechten  Maximiliaan ( Ferdinand-Maximiliaan-Joseph ) de tweede zoon was gehuwd met Charlotte. De derde zoon was Ludwig-Victor. De vierde zoon was Karel-Ludwig die gehuwd was met Margaretha van Saksen. Hij stierf kort nadien aan tyfus.                          Uit het huwelijk van keizer Frans-Joseph met Sissi  werden een viertal kinderen geboren maar slechts één zoon. Deze zoon Rudolf was de kroonprins. Hij huwde met prinses Stephanie van België, op 10 mei 1881. Het bleek echter geen gelukkig huwelijk te zijn. In een liefdesaffaire met zijn minnares Marie Vetsera, besloten Rudolf en Marie samen uit het leven te stappen. Het werd het drama van Mayerling. Rudolf liet een wettige dochter na met Stephanie, die geboren werd in het jaar 1883. Zij noemde Elisabeth. Door een moeilijke bevalling zou Stephanie  nog moeilijk kinderen kunnen krijgen. Voor Rudolf betekende dit dat hij geen opvolger meer zou krijgen. Het drama Mayerling speelde zich af in het jachtpaviljoen.  Eerst kreeg Marie Vetsera een kogel door het hoofd die door Rudolf werd afgevuurd. Nadien schoot hij zichzelf een kogel door het hoofd. Het voorval werd pas te Wenen bevestigd op 31 januari 1889. 

Prinses Stephanie en aartshertog Rudolf.
 

   Marie Vetsera.

Toen Stephanie opnieuw wilde huwen, moest zij eerst haar dochter afstaan aan de keizerlijke familie te Wenen. De tweede man van Stephanie is echter vlug overleden door kanker. Stephanie is daarna niet meer gehuwd. Daardoor had zij de  mogelijkheid om meer op bezoek te gaan bij haar tante Charlotte op het koninklijk domein van Boechout te Meise.

Charlotte, vice-koningin van Venetië-Lombardije.    


Nog voor dat het huwelijk plaats vond van Charlotte en Maximiliaan, bekwam koning  Leopold  I van keizer Frans-Joseph dat hij zijn broer benoemde tot gouverneur-generaal van de Italiaanse provincies Venetië-Lombardije, die onder het Oostenrijks bewind waren gekomen sedert het congres van Wenen van 1815, Lombardije reeds in 1714 en Venetië sinds 1797, o.a. in ruil voor de Zuidelijke Nederlanden. De benoeming gebeurde reeds op 28 februari 1857.  De Italiaanse bevolking vocht toen al hardnekkig, om los te komen van de dictatuur die door gouverneur Radetsky van Oostenrijk werd gevoerd. Toch werden Maximiliaan en Charlotte met veel luister ontvangen. Vooral Charlotte legde zich toe om de Italiaanse taal te kunnen spreken met haar onderdanen. Hun residentie was bepaald  in het hertogelijk paleis te Milaan, maar zij verkozen te verblijven in het meer intiem kasteel van Monza, waar zij feestelijk werden ingehaald op 6 september 1857.        Begin 1859 werd Charlotte echter te Milaan zodanig uitgejouwd, dat Maximiliaan haar naar het veiliger Triëst stuurde.

Het tij was niet meer te keren en het werd oorlog. Keizer Frans-Joseph stelde generaal Guylan aan om de zaak te bestrijden met man en macht. Maximiliaan werd dan ontslagen als gouverneur-generaal wegens te toegeeflijk. Dit gebeurde op 20 april 1859. Op 3 mei 1859 verklaarde ook Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk om Italië te steunen in zijn strijd. Op 4 juni 1859 vond de eerste veldslag plaats in de buurt van Magenta, dicht bij Milaan. Het Italiaans-Frans leger onder de leiding van Napoleon III, joeg de Oostenrijkers op de vlucht.  Hierbij waren  44.000 Fransen gesneuveld en 10.000 Oostenrijkers. Een tweede veldslag  was  te Solferino op 24 juni 1859 waarbij opnieuw 17.000 Fransen en Italianen sneuvelden en 22.000 Oostenrijkers. Bij die twee slachtpartijen werd het Rode Kruis gesticht door Henri Dunant, een Zwitser. Het vredesverdrag werd gesloten te Villafranca op 11 juli 1859. Frankrijk verkreeg de stad Nice en Lombardije kwam terug bij Italië. Venetië bleef nog onder Oostenrijk, maar na 5 jaar werd het eveneens bij Italië gevoegd.

Maximiliaan had nog slechts één taak te vervullen bij de Oostenrijkse vloot op de Adriatische Zee als vice admiraal onder het bevel van maarschalk Aleman. Dit tot januari 1864. Hij verbleef dan met Charlotte in Miramare.  Toen ondernamen zij enkele reizen om hun frustraties te onderdrukken. De verstandhouding in het huwelijk was ondertussen ook niet te best. Maximiliaan was meer en meer afwezig. Het was dus maar een korte periode dat Charlotte vice-koningin was.                                                                              In het jaar 1861 vroeg Charlotte aan haar vader  of hij in België wou uitzien naar een bekwaam en betrouwbaar man. Het werd Auguste t' Kint de Roodenbeke. Op 20 augustus 1861 sloot België een vriendschapsverdrag met Mexico, met akkoorden over handel en zeevaart. Auguste t' Kint werd dan aangesteld als bijzonder zaakgelastigde in Mexico. Hij kwam aan kort nadat Juarez besloten had de betalingen aan Frankrijk, Engeland en Spanje op te schorten, die daarop hun betrekkingen met Mexico hadden verbroken. Frankrijk zou zelfs Mexico gaan bezetten onder de leiding van Napoleon III. Hierdoor moest Juarez vluchten naar het Noorden van het land, waar hij steun kreeg van de Verenigde Staten van Amerika. Tijdens die periode trok Maximiliaan met Charlotte op reis naar Brazilië. Toen zij aanlegden op het eiland Madeira besloot Maximiliaan verder te reizen zonder Charlotte. In Brazilië zou Maximiliaan verschillende avonturen beleven met de Braziliaanse schoonheden.
Charlotte keerde dan terug naar Miramare en probeerde daar haar eenzaamheid te onderdrukken door het schrijven van brieven. In 1861 raakte Charlotte besmet door Maximiliaan  van een geslachtsziekte, waardoor zij onvruchtbaar werd. Van dan af zou het koppel niet meer bij elkaar slapen. 


                           

De bouw werd begonnen in 1854 op een vooruitspringende rots in de baai van Triëst gelegen tegen Grignano aan de Adriatisch Zee. De eerste bouwplannen werden opgesteld door Carl Junker een Oostenrijker. Om de tuin aan te leggen van 22 ha groot  werden massa 's vruchtbare grond aangevoerd in 1856. Tussen de perken met fonteinen en plantsoenen werden trappen uit witte marmer aangelegd om de hoogteverschillen op te vangen. De bomen die er werden geplant waren Prirea, Magnolia, olijfbomen en oranjebomen. Miramare (zeezicht) werd gebouwd in witte kalksteen in een mengeling van stijlen met verschillende loggia's met zicht  op zee. Aangezien Maximiliaan voortdurend wijzigingen aanbracht werden de werken vaak tegengehouden. Er werden bijvoorbeeld in de kamers details verwerkt van zijn lievelingsschip, de Novara.
De aankoop van de terreinen werd afgesloten in 1856. Ook in 1856 bestelde Maximiliaan in Engeland een stoomjacht, de Fantasia, daarmee kon hij dan met Charlotte wekenlange tochten maken, meestal incognito. In de zomer van 1857  was het kasteel nog steeds niet bewoonbaar. Charlotte en Maximiliaan gingen dan wonen in een villa te Triëst, Lazarovick genoemd, later namen zij hun intrek in de villa,  Castelletto of Gartenhaus, gebouwd op het terrein van Miramare. Pas op Kerstavond 1860 zouden zij het kasteel kunnen bewonen, maar er werd nog steeds aan bijgewerkt tot in 1870. Reeds in januari 1859 vertrok Charlotte naar de villa op Miramare, omdat het in Milaan niet meer veilig was. Ook in 1859 werden door kunstschilder Nicaise De Keyzer twee portretten geschilderd, één van Charlotte en  één van Maximiliaan. Charlotte bekloeg er zich over dat zij meestal alleen leefde in de villa, in afwezigheid van haar man. Dit allemaal onder het streng beleid van een alleen heersende keizer Frans-Joseph, die de strenge wetten van de Habsburgers nog steeds toepaste.
Op 5 mei 1862 leverden de Fransen een veldslag bij Pueblo tegen de Mexicanen maar verloren die slag. Deze datum werd door de Mexicanen behouden voor de nationale feestdag van de Republiek Mexico. Bij een volgende veldslag wonnen de Fransen en viel de hoofdstad Mexico Stad in de handen van de Fransen. Die had plaats op 11 juni 1863,  Juarez sloeg dan op de vlucht naar het Noorden van zijn land, waar hij steun vond van de Verenigde Staten van Amerika. Een handvol conservatieven riep dan de monarchie uit. waarbij Maximiliaan de kroon zou worden aangeboden.
In die periode kreeg Charlotte een brief van haar schoonzus Sissi, waarin zij aantoonde dat het beter zou zijn dat Charlotte minder eerbetoon zou nastreven, terwijl zij het privilege had bekomen om haar eigen leven te leiden op Miramare  tussen de orchideeën. Sissi had eigenlijk in haar plaats willen zijn. Frans-Joseph vond het geen slecht idee dat Maximiliaan het keizersaanbod zou aanvaarden van het keizerrijk Mexico met de steun van keizer Napoleon  III.  De voorzitter van het Mexicaans bevrijdingscomité nl. Quttierrez de Estrada, werd ingezet om te onderhandelen in Miramare.  Op 5 maart 1864 werden Maximiliaan en Charlotte uitgenodigd bij keizer Napoleon III. Reeds op 19 maart stond in het Staatsblad dat Maximiliaan voor een talrijk huispersoneel uniformkledij had besteld. Op 24 maart 1864 verscheen in l' Etoile Belge een communiqué: de wacht van de keizerin, zal uit 2.000 man bestaan. Officieren en onderofficieren vertrekken met een hogere graad.  De kroon van Mexico werd officieel aan Maximiliaan aangereikt op 10 april 1864,. Hij zal die kroon echter nooit willen dragen. De plechtigheid gebeurde in aanwezigheid  van mgr Rachlich van Mexico en priester Gomez die de bijbel voorhield waarop Maximiliaan de eed aflegde, daarna deed Charlotte hetzelfde. Dit gebeurde te Miramare  in het Gartenhaus of het Moorse paviljoen. Bij al die spanningen voelde Maximiliaan zich niet goed, maar Charlotte nam zijn taak over. De ondertekening van het Habsburgse familiepact werd met tegenzin reeds de dag voordien ondertekend. Op 14 april 1864 zijn Maximiliaan en Charlotte  uiteindelijk vertrokken naar Mexico van uit Miramare

3. Keizerin Charlotte in Mexico

Om keizerin Charlotte te steunen, hield koning Leopold I zich bezig met het inrichten van een Belgisch vrijwilligersleger.                                                                                       Maximiliaan kreeg eveneens de steun van zijn broer, keizer Frans-Joseph van Oostenrijk met een vrijwilligersleger.                                                                                                      Op 24 maart 1864, verscheen er een bericht in l'Etoile Belge : "De wacht van de keizerin zal bestaan uit 2.000 man." Officieren en onderofficieren vertrekken met een hogere graad dan die welke zij reeds bezaten. De diensttijd werd bepaald op zes jaar.  De troepen bestonden vooral uit Vlaamse werkmensen. Hierbij was er ook één uit Meise. Hij noemde Van der Bruggen Pierre Josse, en werd geboren te Meise in het jaar 1836. Zijn beroep was knecht bij de metselaars. Hij werd aangenomen in september 1864. Hij zou dienst doen bij het Belgisch vrijwilligersleger tot de expeditie werd ontbonden in januari 1867.  De troepen werden verzameld in de kazerne van Maagdendale te Oudenaarde. Bij de inschrijving ontving iedere man, een premie van 60 fr.  De legerleiding moest dan ook nog zorgen  voor het uniform. Ook de vrouwen van de officieren en de onderofficieren mochten mee om in de kantine te werken. Natuurlijk werden er kinderen uit geboren. De meisjes kregen als meter en als naam Carlota. Een deel daarvan vormden een erehaag bij haar begrafenis te Laken. Bij haar verjaardag brachten zij meestal een ruiker bloemen. Uit de hogere klasse bood zich ook officier Ernest Chazal  aan, een zoon van de Belgische minister van Oorlog, die een vriend was van koningin Marie Henriette. De werving verliep echter niet zo gunstig, aangezien er op 16 oktober 1864 slechts een eerste lichting van 600 vrijwilligers op de trein stapten te Oudenaarde, met baron luitenant - kolonel  Alfred  LouIs Van der Smissen, als commandant en kapitein Léon Visart de Bocarmé als assistent. Een laatste lichting vertrok op 16 januari 1865.  Van uit Saint Nazaire vertrok de stoomboot Louisiana over de Atlantische Oceaan naar Vera Cruz in Mexico. De oversteek was al een marteling die 6 weken duurde. Daarna grotendeels over slechte wegen te voet naar Mexico-Stad, de hoofdstad van Mexico. Op 11 december 1864 zijn zij toen aangekomen. De Belgische vrijwilligers noemde men :    " Les Chasseurs de l'Impératrice".   Hun eerste opdracht was Zitacuaro straffen om hun steun aan de Juaristen. Omdat er niemand meer was werden daarom de dorpen errond verwoest. Op oudejaarsavond  1864, arriveerde te Vera Cruz het Oostenrijks vrijwilligersleger. Op 1 januari 1865 ging dit leger aan land. Het stond onder de leiding van kolonel  Alphons  von Kodolitsch en generaal graaf Franz Thun von Hohenstein. Dit legertje zou uitgroeien tot 6.000 man. Zij kwamen vooral om de Habsburgse keizer Maximiliaan te verdedigen. Nochtans werd slechts een klein deel ingezet als Guardia Impirial, de rest werd verdeeld over geheel het uitgestrekt land dat Mexico was. Dit om de gaten te vullen die ontstonden door het wegtrekken van de Fransetroepen.                     In die periode trachtte Carlota de pauselijke nuntius te overtuigen van haar zienswijze, maar de nuntius wou geen enkele toegeving doen. Officier Chazal had zijn overplaatsing gevraagd en kwam terecht in de bloedige overval te Tacambaro op 11 april 1865 met ontelbare gekwetsten en doden. Ook officier Ernest Chazal en majoor Tijdgadt werden dodelijk gekwetst en zij bezweken aan hun verwondingen. De Belgen verloren ongeveer een kwart van hun manschappen en gaven zich over. De nederlaag was moeilijk te verteren en op 16 juli 1865 werd weerwraak genomen met generaal Mendez te La Loma, dicht bij Tacambaro. Op 5 december 1865 had er reeds een uitwisseling plaats op het dorpsplein van Acuitzio, onder de leiding van luitenant Leon Visart de Bocarmé in een gemoedelijk sfeer.  Op 15 maart 1866, werd overeengekomen dat Oostenrijk 2.000 vrijwilligers per jaar zou aanwerven en dat gedurende 5 jaar te beginnen met 4.000 man voor het lopend jaar.

Dit besluit werd echter ingetrokken wegens verzet van de Verenigde Staten. In het jaar 1866  sneuvelde nog een jong Belgisch officier, namelijk baron Frederic Victor d' Huart, na een overval van de Mexicanen. Het was een goede kennis van koning Leopold II. Op 24 december 1866, had Maximiliaan de vrijwilligerskorpsen van België en Oostenrijk de keus gelaten om de gevechten te stoppen, waarbij de meerderheid besliste om naar huis terug te keren.                                                                                                                         Op 20 januari 1867 zijn de Belgische vrijwilligers uit Mexico vertrokken en op 9 maart 1867 kwamen zij toe in de haven van Antwerpen.                                                                Op 21 januari 1867, vertrokken de Oostenrijkse vrijwilligers en ook de laatste Franse troepen. Een Mexicaanse historica, Eraudi Arenas Sanchez, schreef haar eindverhandeling over de Belgische expeditie.  Hierin werden enkele belangrijke elementen  daaruit overgenomen. Het beeldhouwwerk dat te Oudenaarde op het Tacambaroplein werd geplaatst, is van Willem Geefs (1805-1883). Het stelt een wenende en rouwende vrouw voor, om de gesneuvelden te herdenken van Tacambaro. Het werd opgericht in 1867. 



Op 24 juni 1865 kwam Maximiliaan terug van zijn rondreis, in Mexico-Stad. Carlota ging toen haar man tegemoet tot in Pueblo. Voor haar verjaardag, ( 7  juni )  vroeg zij aan Maximiliaan als geschenk de vrijlating van 235 gevangenen en vrijspraak voor 35 veroordeelden. Maximiliaan was van oordeel dat Carlota hier te ver ging, en verzocht haar zich nog alleen bezig te houden met sociale en liefdadigheidswerken. Zij kreeg bovendien verbod om nog binnen te komen in zijn bureau zonder vooraf te zijn aangemeld. Toch moest zij zich nog belasten met de officiële recepties, aangezien hij zich terugtrok vanaf de komst van de eerste genodigden.  Op 16 juli 1865 vond de tweede Slag nabij Tacambaro  plaats te La Loma, waar generaal Vander Smissen met zijn legertje van Belgische Vrijwilligers weerwraak nam voor de nederlaag die zij hadden geleden op 11 april laatstleden. Om hun overwinning te vieren liet Carlota  toen al de officieren uitnodigen voor een diner in het kasteel van Chapultepec. Maximiliaan was hierop natuurlijk niet aanwezig.


Keizer Maximiliaan van Mexico met naast zich de kroon.



Keizerin Charlotte (Carlota) met op haar linkerschouder het lint van de orde van San Carlos met kruis.

De Orde van Sint Karel (San Carlos) in Mexico met het kruis. 

De Orde werd gesticht door keizer Maximiliaan van Mexico en keizerin Charlotte op 10 april 1865.  Het lint is in karmijnrode kleur en wordt alleen door vrouwen gedragen. Charlotte was zeer katholiek ingesteld en koesterde een bijzondere devotie voor de heilige Carolus Borromeüs. Zijn motto was HUMILITAS dat werd overgenomen in de Orde. De Orde werd verleend door de keizer Maximiliaan en door de keizerin Charlotte van Mexico, op de sterfdatum van de heilige, (4 november) en op de verjaardag van Charlotte (7 juni). De Orde werd gedragen door keizerin Charlotte, met het groot kruis (zie de afbeelding hierbij). Verder waren er 24 Mexicaanse Eredames opgenomen in de Orde en een onbeperkt aantal Mexicaanse dames.
Keizerin Charlotte was ook opgenomen in de orde van het Sterrenkruis van de Habsburgers en van de Orde van Maria-Luisa van de Spaanse Bourbons. Het lint werd bij de grootkruisen aan een smal grootlint over  de rechter schouder gedragen, zodat het kleinood op de linker heup rustte. Aan de orde was geen ster of keten verbonden. Het grootkruis mocht alleen gedragen worden door prinsessen uit regerende huizen. Het lint hierbij afgebeeld is dat van Dame in de Orde. De Dames droegen een kleiner kruis aan een strik op de linker schouder. Het wit geëmailleerd gouden Latijns kruis, met lelie-vormige uiteinden, droeg op de voorzijde een groen geëmailleerd kruis waarop het motto, HUMILIUS is aangebracht. Keizerin Charlotte, waarschijnlijk de laatste Dame, stierf op de ouderdom van 87 jaar, op 27 januari 1927. De Orde verdween met de dood van keizer  Maximiliaan en van keizerin Charlotte. (overgenomen uit  WIKIPEDIA
De keizerin leed op 25 jarige ouderdom aan zwaarmoedige en sombere buien, een ziekte waaraan ook haar overleden familieleden hadden geleden en waar ook haar broer Leopold II, aan leed. Haar hofdames vertelden dat zij Carlota soms zagen lopen in de gangen van het kasteel, terwijl zij haar zakdoek met de tanden in stukken scheurde.

Ondertussen namen de acties van Juarez onrustwekkend toe van uit het noorden, daarom besloot Maximiliaan tegen zijn zin op het verzoek van Bazaine in te gaan, om het Zwarte Decreet in te voeren, ( 3 oktober 1865 ) waarbij al wie zich met wapens verzette tegen het keizerrijk, ter dood zou veroordeeld worden zonder toelating van het genadeverzoek.  Zo liet hij twee generaals neerschieten zonder het genadeverzoek in te willigen. Ook Juarez had reeds in 1862 een wet laten toepassen die als dodenwet stond bekend, maar zijn generaals voerden die bepalingen niet zo strikt uit. Verder beriep Maximiliaan zich onbeperkt genade te kunnen verlenen. Onder de bescherming van de Verenigde Staten had Juarez niets te vrezen, en Maximiliaan voelde zich meer en meer in het nauw gedreven. Toch liet hij nabij Cuernavaca in een koffieplantage in het gehucht Acapazinga een Indiaans landhuis verbouwen, naast een vijver omgeven door laurier, sinaasappelen en olijven. Aan Carlota liet hij weten, dat hij daar volstrekt alleen wou zijn en dat zij er in geen geval mocht binnen gaan. Carlota kende echter de ontrouw van haar man, zelfs onder haar eigen dak. Zij wist ook dat hij in dat buitenverblijf  buitenechtelijke relaties had met de vrouw van zijn eerste hovenier. Als hobby bestudeerde hij daar ook de fauna en flora.                                                                                                                            Maximiliaan wenste nog eens op reis te gaan naar het schiereiland Yucatan met Carlota, maar op het laatste nippertje zag hij af van deze reis. Hij gaf dan Eloin de opdracht om deze reis in zijn plaats te doen met Carlota. Dit was echter tegen de zin van Eloin en van Carlota en het was trouwens ook  een uiterst vermoeiende tocht. Op 6 november 1865 zijn zij dan toch vertrokken uit de hoofdstad. Eerst nog naar Uxmal en dan naar de puinen van de stad Quetzalcoate, bij de halfgod, onder de verschroeiende hitte van de zon. Op eigen kracht klauterde Carlota de hoge piramide op.                                               Te Yucatan vernam zij de dood van haar vader en dat was voor haar een groot verlies. Hij was reeds overleden op 10 december 1865. Op haar broer Leopold II , zijn opvolger, moest zij niet rekenen, vermits hij niets wou weten van het avontuur Mexico. Tijdens die reis had Carlota daar een periode van inkeer op godsdienstig vlak en stelde enkele leefregels op. De reis was vermoeiend en het landschap onherbergzaam onder een broeierige hitte. Bovendien heerste er de gele koorts. Destijds aanbad men er de Maya-goden, die met mensenbloed moesten vereerd worden. Carlota kreeg daarbij een gevoel van angst en beklemming met een totale uitputting en een zenuwinzinkingnabij.                Op het einde van het jaar 1865, trok Carlota zich meer en meer op de achtergrond  Toen trokken ook reeds de Oostenrijkse eredames, gravin Zichy en gravin Kollonitz, naar hun land terug. Er bleven dan alleen nog Mexicaanse eredames over.  Vermits Maximiliaan en Carlota geen kinderen konden krijgen, werd voor hun opvolging een kleinzoon van keizer August I aangenomen als zoon en opvolger, de kleine Augustin de Iturbide y Green, twee jaar oud. Dit plan werkte grote wrevel op bij Carlota, het kind werd door de moeder echter terug gevorderd van zodra de toestand met het keizerrijk begon mis te lopen.                                                                                                                                      In december 1865, stelden de Verenigde Staten een ultimatum, dat alle Franse troepen zich moesten terugtrekken uit Mexico. Het jaar 1866 begon dus met een dramatische wending. De Verenigde Staten wensten dus absoluut dat het nieuwe keizerrijk verdween. Zij erkenden alleen Benito Juarez als president. Daardoor wenste Frankrijk ook niet meer tussen beide te komen en maarschalk Bazaine werd verzocht de Franse troepen uit Mexico te ontruimen. Carlota wees op de flagrante schending van het verdrag dat was afgesloten te Miramare, maar het mocht niet baten.                                                              Begin januari 1866 zag zij Maximiliaan terug. Zij was toen reeds ziek.                              Op 15 januari schreef Napoleon III een brief waarmee hij definitief besliste de Franse troepen terug te trekken uit Mexico, uitgezonderd het vreemdelingenlegioen. Op 24 maart 1866 overleed ook de grootmoeder van Carlota, Marie Amelie. Hierop viel zij in een ernstige depressie.                                                                                                            Eind juni 1866 meldde Napoleon III het einde van de inmenging van Frankrijk.

Hij vroeg aan Maximiliaan om af te treden en terug te keren met de Franse troepen naar Europa, maar Maximiliaan weigerde daar op in te gaan. Carlota kreeg dan de toelating om naar Europa te gaan, om over de zaak te gaan bemiddelen  Op 6 juli 1866 woonde zij nog het Te Deum bij in de kathedraal van Mexico-Stad. Twee dagen later vertrok zij in alle stilte met een geheime zending naar Europa.

Adios Mama Carlota.

Een satiristisch lied dat nog steeds bekend is in Mexico. Het werd geschreven door Vincente Riva Palacio, waarvan de vader als advocaat van Maximiliaan had gefungeerd. Toch is het duidelijk dat niet alles tijdens het keizerrijk negatief was in Mexico. Carlota genoot van een zekere vorm van sympatie onder de Mexicaanse bevolking. Toen enkele jaren na de dood van Maximiliaan, de zangeres Concha Mendez terug optrad in een theater in Mexico, werd zij aanhoudend verzocht het lied " Palome Liberale " te zingen, het lievelingslied van Carlota. Concha Mendez weigerde resoluut en met luide stem riep zij uit, zodat  de hele zaal haar kon horen:" Het spijt mij, maar ik weiger op Uw verzoek in te gaan." Rond mijn pols draag ik een armband, gekregen van de ongelukkige prinses, die nu ver weg van ons land haar tranen de vrije loop laat. Want zij is eenzaam en door iedereen verlaten. Noch ik, noch het land waar ik geboren ben en dat het mijne is, zal de nagedachtenis schenden van de prins die in Queretaro gestorven is, noch de herinnering aan de edele vrouw die nu, in plaats van een keizerlijke kroon, de kroon draagt van de martelaren.                                                                                           
Conchita Mendez ontving voor haar uitspraak een overdonderend applaus en een blijvende sympathie van de bevolking. Alleen in toeristische plaatsen werd het lied nog gezongen.  Carlota blijft in de nationale geschiedenis van Mexico geprezen om haar goedheid, haar edele inborst en om de eer de meest geliefde vrouw van Mexico te zijn geweest.
Men spreekt niet graag over de terechtstelling van Maximiliaan die naar men zegt, altijd eerlijk bleef niettegenstaande vele fouten.

.



                   Keizerin Charlotte toen zijn nog gezond was in Mexico.

Psychotrope planten

Indien de keizerin in Mexico deze stoffen gebruikt heeft, kunnen ze haar adchtervolgingswaan verklaren.

De Maya indianen gebruikten een afrodisiacum : Chaca of red gumbolimbo tree

De Yaqui indianen
peyote (Lothophora williamsi
jimsonkruid : Datura inoxia
paddenstoel : humito : Psilocybe mexicana

4. Keizerin Charlotte terugkeer

De zoektocht naar hulp van de keizerin, haar opname in Miramare en de executie van zijn keizer.    


Op 8 juli 1866, vertrok Carlota naar Europa, vergezeld van haar dokter Bohuslavec, van secretaris Montalba Poliakowitz, van haar hofdame senora Manuella del Barrio en van haar gezelschapsdame Madeleine en van graaf Charles de Bombelles en Leonce Detroyat, Frans generaal en  staatssecretaris van Maximiliaan bij de marine en militair adviseur en van het nodige personeel. Maximiliaan vergezelde het gezelschap tot halfweg Vera Cruz.                                                                                                                Zij vertrokken uit de hoofdstad op 9 juli 1866 met diligencekoetsen. De eerste halte was te Puebla. Tegen de avond van de 10de juli werd Oriziba bereikt. Daarna door een stormweer naar Cordoba. Op 11juli  werd de karavaan overvallen door een bende Juaristen. Die spanden de muilezels uit en verdwenen er mee in de wildernis. Dan te voet verder tot aan de spoorweg en daarna nog verder naar de kust en de haven Vera  Cruz. Op 13 juli scheepte het gezelschap in op de boot Impératrice Eugénie. Op 8 augustus 1866 kwam de boot aan te Saint Nazaire. Napoleon liet weten dat hij ziek was en Charlotte niet kon ontvangen en alle bijeenkomsten moest uitstellen. Na een bezoek aan haar ex-gouvernante mevrouw de Bovée in Versailles, werd zij dan toch ontvangen, maar Napoleon III  schoof de zaak door naar zijn ministers. Charlotte was woedend en vertrok teleurgesteld naar haar Miramare  waar zij de steun kreeg van dokter Jilek.  Via een kabeltelegram stuurde Charlotte een kort maar historisch geworden bericht aan Maximiliaan " Todo es inutil " ( alles was nutteloos ).
Maximiliaan gebood haar nog naar Rome te gaan om een concordaat van de paus af te dwingen. Zij deed de reis per trein, maar zij kreeg
  dan een hallucinatie en wilde niet meer verder omdat zij in haar  meende dat de spionnen van Napoleon haar wilden ombrengen.  Zij  besefte echter nog dat zij hallucineerde en zette de reis naar Rome toch nog voort. Zij kwam daar toe op 25 september 1866. Op 30 september in de ochtend voelde zij dat zij koorts had en beval haar gevolg om haar naar de paus te brengen. Die weigerde om haar het concordaat toe te kennen. Toen dit verzoek ook mislukte is zij mentaal ingestort en helemaal verward weggebracht naar haar hotel.  Nadien is zij nog eens naar de paus gegaan waar zij  onaangekondigd binnen viel. Uit angst om vergiftigd te worden durfde zij niet meer drinken of eten. Toen zij weigerde het Vaticaan te verlaten werd zij naar de bibliotheek gebracht waar zij met haar kamermeid Mathilde Döbblinger de nacht heeft doorgebracht op een veldbed.  Kardinaal Antonelli vroeg aan de pauselijke nuntius te Brussel om haar broer koning Leopld II te verwittigen. Het werd dus hoog tijd dat haar familie op de hoogte gebracht werd van haar kritieke toestand. Koning Leopold II zond dan haar broer prins Philippe naar Rome om haar daar weg te halen uit het klooster van de H. Vincentius waar kardinaal Antonelli haar ondertussen had gebracht. Prins Philippe kwam aan te Rome op 8 oktober 1866, en  bracht haar dan terug naar Miramare  met de bedoeling haar daar onder begeleiding van haar dokters Jillek en Riedel te laten tot rust komen en te laten genezen. Die stelden vast dat Charlotte zwakzinnig geworden was en ook nog dat zij nog steeds haar normale cyclus had en dringend rust nodig had. Het was toen 9 oktober 1866. Alle vermoedens van een mogelijke zwangerschap werden hier dan ook de kop ingedrukt. Toen Philippe haar zo snel had achtergelaten was zij kwaad geworden en wou zij niemand meer zien. Prins Philippe keerde dan terug naar Laken.
Ondertussen werd ook Maximiliaan op de hoogte gebracht  van haar slechte toestand. Vervolgens werd Charlotte te Miramare opgesloten in de villa in de tuin en waar zij van niemand mocht bezoek krijgen, behalve van haar twee dokters en van haar bewaker Charles de Bombelles die niets liever had dan dat Charlotte, die rijk was, geestesziek bleef, zodat hij zolang mogelijk kon profiteren van haar rijkdom.
Aangezien haar man Maximiliaan nog over Charlotte
  kon beslissingen nemen kwam Leopold II voorlopig niet meer tussen beide. Toen maarschalk Bazaine op 5 februari 1867 met de laatste Franse troepen uit Mexico vertrokken was, had hij Maximiliaan nog eens uitdrukkelijk gevraagd om met hem naar Europa terug te keren, maar hij bleef weigeren. Hij kon nochtans niet veel meer ondernemen tegen Juarez met een legertje van ongeveer 16.000 man tegen één van 60.000 man. Hij kon nog amper op een viertal Mexicaanse generaals beroep doen, namelijk Miramon, Mendez, Marquez en Mejia. Hij stuurde zijn raadgever kolonel Lopez nog naar zijn belager generaal Escobedo, om een overeenkomst zonder geweld af te sluiten, maar die weigerde daar op in te gaan.  Op 18 mei 1867 werd generaal Mendez opgepakt en onmiddellijk ter dood veroordeeld.  Als de stad Queretaro werd ingenomen door Benito Juarez, gaf Maximiliaan zich over.  Op 23 mei 1867 werd Maximiliaan gevangen genomen en in afwachting van de beslissing van de krijgsraad, opgesloten in het klooster van Los Capuchinas. De krijgsraad van 12 juni 1867 besliste dat hij moest ter dood veroordeeld worden. De terechtstelling zou gebeuren samen  met zijn twee generaals Miguel Miramon en Thomas Mejia. Om 6 u 's morgens op 19 juni 1867 stonden zij voor het vuurpeleton. Met het oog op de balseming van zijn lichaam vroeg hij aan de soldaten om zijn aangezicht te beschermen en de kogels naar zijn hart te richten. Hij gaf daarvoor aan iedere soldaat een goudstuk van 20 pesos.            Toen koning Leopold II vernomen had dat Maximiliaan werd terecht gesteld, besloot hij om zijn zus Charlotte uit Miramare terug te halen uit de handen van de Oostenrijkers en haar terug te brengen naar haar familie in Laken. Ondertussen werd het stoffelijk overschot van Maximiliaan naar het schip Novara gebracht, met bestemming Europa en Wenen. Charlotte wist van dit alles niets, vermits de dokters besloten hadden, om haar die gebeurtenissen te verzwijgen. Op 16 januari 1868, kwam het schip met het stoffelijk overschot van Maximiliaan toe in de haven van Triëst.  Per trein ging het dan verder naar Wenen. Na de begroeting door de familie was nog de dodenmis in de Capucienenenkerk. Op 19 januari 1868, werd de kist bijgezet in de crypte van de Oostenrijkse familie.


Foto genomen in de crypte te Wenen door Achiel Bettesone :
de kist met het stoffelijk overschot van Maximiliaan.

5. Keizerin Charlotte in Miramar

In november 1866 schreef Charlotte naar haar broer Philippe: " Ik ben waar je mij hebt  achtergelaten en ik wacht op de gebeurtenissen die mij uit deze afzondering zullen halen. Ik was altijd zeer gezond geweest en vandaag is dat niet minder. Verder weet ik van de wereld weinig of niets want ik krijg geen dagbladen. " Op 25 april 1867 was  Philippe gehuwd  te Berlijn  met Marie Louise Alexandrina Carolina van Hohenzollern Sigmaringen,  ( 17. 11 1845 - +26.11.1912 )  maar Charlotte werd niet uitgenodigd. Verder schreef zij: " Ik moet bekennen, dat het gemis aan nieuws mij droevig maakt. Mijn aangenaamste uren zijn de zonnestralen en het gezang van de nachtegaal. " Aangezien zij de wereldtentoonstelling niet kon zien, vroeg zij aan Philippe om haar de bijzonderheden te laten weten. Op de verjaardag van Maximiliaan schreef zij dat zij veel aan hem dacht en dat zij reeds een hele lijst vol met vlinders had verzameld. Als zij zich begon zorgen te maken over haar erfenis van haar vader, nodigde zij burggraaf de Conway uit, die de zaak zou regelen, maar er kwam niemand. Rond nieuwjaar 1868 kregen alle familieleden en vrienden de beste wensen toegestuurd. Zij had ook druk schriftelijk contact met tante Clementine, die haar brieven uitvoerig beantwoordde. Dat zij niet in een hoekje zat te mijmeren, weten we door het boetseerwerk, het schilderen en de decoratie van de waaiers die zij dan wegschonk.                                                              Reeds na enkele maanden dat Charlotte werd verzorgd in Miramare,  begon de familie zich zorgen te maken te Laken over haar behandeling. Slechts met de grootste moeite, konden zij inlichtingen inwinnen over haar toestand. Zij waren ook niet gerust in de personen die haar omringden o.a. dokter Jillek, graaf de Bombelles en de intendant Radonetz, generaal Uraga die liever in Triëst  verbleef. Senjor en senjora Del Barrio die intussen in Wenen waren gaan wonen en die gedurig reizen ondernamen, natuurlijk op kosten van Charlotte. Tot in Brussel drongen de geruchten door dat Charlotte meedogenloos werd behandeld. Mathilde Döblinger, de kamermeid aan wie Charlotte zeer gehecht was, zou onverwacht gestorven zijn na enkele uren van vreselijke pijn. Het had er de schijn van dat de Oostenrijkse keizerlijke familie Charlotte  eerder als een gijzelaar dan als een zieke beschouwde. Veiligheidsagenten brachten voortdurend de mensen van Hofburg op de hoogte over het doen en laten van Charlotte.
Bepaalde pijnlijke bijzonderheden hebben toen Leopold II aangespoord om zijn zus zo vlug mogelijk naar Laken te laten overbrengen. Toen hij vernomen had dat het stoffelijk overschot van Maximiliaan werd teruggebracht naar Wenen greep hij in. Eerst stuurde hij zijn vleugeladjudant Adrien Goffinet naar Miramare
 om de zaak te gaan bepleiten, maar hij stuitte daar op hevig verzet en keerde terug naar Laken. Prins Philippe wenste niet meer ingezet te worden om Charlotte op te halen uit Miramar. Koningin Marie Henriette wilde haar wel terug halen omdat zij van haar hield. Als nicht van de keizer Frans Jozef was zij de aangewezen persoon om de zaak te regelen met het Oostenrijks Hof. De groep trok dan eerst naar Wenen om de toestemming te krijgen aangezien Charlotte door haar huwelijk met Maximiliaan aartshertogin van Oostenrijk was geworden. Bij de aankomst in het station werden zij begroet door de keizer en zijn uitgebreid gevolg. Op 6 juli 1867 vertrok de koningin met haar gevolg dat bestond uit baron Adrien Goffinet, gravin d'Yve, gravin de Beughem en majoor Prisse, naar Miramare.  Dokter Bulckens psychiater uit Geel zou hen opwachten te Miramare.  Leopold II werd op de hoogte gehouden van de omstandigheden per telegram. Intussen had keizer Frans-Jozeph zijn broer Karl-Ludwig aangesteld als curator van keizerin Charlotte. Te Miramare had het gezelschap de grootste moeite om binnen gelaten te worden in het kasteel. Vooral graaf de Bombelles die er de leiding had, verzette zich hevig tegen de groep om Charlotte vrij te laten, die hij volledig in zijn macht had samen met de aanwezige arts.

Charlotte wist nog steeds niet dat Maximiliaan terechtgesteld was. Dag en nacht stond zij in het Gartenhaus onder controle en bezoek werd haar niet toegelaten. Dokter Jilek hield Charlotte voor dat haar man voor alles wat zij onderging het bevel gaf en alleen daardoor ging zij akkoord met hun wensen. Charlotte  was zodanig misleid dat zij met niemand uit België wilde terugkeren naar haar geboorteland. Goffinet gebruikte dan listig een meptelegram dat zogezegd verstuurd was door Maximiliaan: " Ik kom direct naar België, wacht daar op mij bij uw familie." Vera Cruz 20 juli 1867.  Ook  Leopold II stuurde een neptelegram aan Marie-Henriette met hetzelfde verzoek van uit Oostende op 27 juli 1867. Charlotte geloofde alleen het telegram van haar broer. Uiteindelijk wilde zij vertrekken naar België met de trein die reeds tien dagen lang stond te wachten op 29 juli 1867. Toen het vertreksein werd gegeven wilde graaf de Bombelles, die zich in de trein verstopt had dit beletten  maar Goffinet Adrien greep toen krachtig in en dreigde hem door het raam te gooien. Verder verliep de reis zonder noemenswaardige problemen.  

6. Keizerin Charlotte in Tervuren 

Op 31 juli 1867 was Charlotte terug bij haar familie in Laken. Charlotte was zeer blij met het hondje van haar vader, omdat het beestje haar nog kende en naar haar toeliep. Toen wist Charlotte nog steeds niet dat haar man dood was. Men had haar zijn executie verzwegen wegens.
Op 20 augustus 1867, schreef koningin Marie Henriette aan gravin d'Hulst de hiernavolgende brief: " Aan welke barbaarse en goddeloze omgeving heb ik die arme Charlotte moeten onttrekken, U zou het nooit kunnen geloven. Ik denk niet, dat er in de geschiedenis een voorbeeld te vinden is van een jonge vrouw die zo verlaten was als de ongelukkige keizerin. Ik heb het U in Parijs al gezegd en ik herhaal het: Charlotte gaat niet meer weg van mij. Ik beschouw het als een zoete plicht om haar te verzorgen en om haar te genezen als het kan. De verbetering is zo merkbaar dat ik goede hoop heb."  (Kerckvoorde 1991, p. 279 )                                                                                                                                                              Ook koning Leopld II schreef: " Mijn zuster is hier aangekomen in een vreselijke toestand. Zij had nog het vel over de benen ( ... ) . De behandeling en de afzondering van Miramare  hebben haar veel kwaad berokkend. Ze bevond zich voortdurend in angst en door iedereen in de steek gelaten. Hier verlaat mijn vrouw haar vrijwel niet. Ze gaat uit en ze ziet mensen."  ( Kerckvoorde M. 199& p. 280. brief van 4 september 1867 ).

Toen het stoffelijk overschot van Maximiliaan in Wenen zou toekomen, werd het hoog tijd dat men haar daarvan op de hoogte bracht. Haar vroegere vertrouwensman werd dan verzocht haar de waarheid te vertellen nl. pater Redemptorist Victor Auguste Dechamps die aartsbisschop van Mechelen zou worden op 20 december 1867, ter vervanging van kardinaal Sterckx. Hij zou deze moeilijke opdracht vervullen. De man vertelde haar dat Maximiliaan als een held de executie had doorstaan. Toen begon Charlotte vreselijk te huilen. Zij hulde zich daarna in rouwkledij en vroeg om de Heilige Communie te mogen ontvangen en te mogen biechten, iets wat zij reeds lange tijd had geweigerd nog te doen. Charlotte vond vooral troost in het feit dat Maximiliaan tot het einde had gestreden en als een held was gestorven. Pas op 12 januari 1868, één dag voor het stoffelijk overschot van Maximiliaan werd bijgezet in de crypte van de Kapuzinerkerk van Wenen, kreeg zij eindelijk te horen dat haar man werd omgebracht voor een vuurpeleton in opdracht van Benito Juarez.

Op 6 augustus 1868 werd Charlotte naar  Tervuren gebracht met een volledige hofhouding van 37 personeelsleden. Koning Leopold II was eigenaar te Tervuren van een jachtgebied van 180 ha groot met een jachtpaviljoen dat nog door de prinsen van Oranje-Nassau werd opgericht. In de zomer kon Charlotte er naar hartenlust genieten van de mooie natuur en van de gezonde lucht. Aangezien het paviljoen door de vele ramen in de winter te koud was om er te wonen had men beslist om Charlotte te Laken te laten verblijven in de winter. Charlotte verbleef het liefst te Laken bij de familie en bij haar schoonzus Marie Henriette  Een van haar eredames was gravin Marie de Bavay in  1865. ( 1825-1873).
Op 9 october 1868 werd zij opnieuw opgenomen in het koninklijk paleis te Laken. Haar voornaamste beschermer koningin Marie Henriette was echter doodziek geworden door de marteling die haar kroonprins Leopold moest doorstaan. Het kind  was tijdens het spelen met een miniatuur zeilbootje in het koude water gevallen en er een longziekte bij opgedaan, waardoor het zonder ophouden moest hoesten. Bovendien was het kind geboren met een hartkwaal.  Het is dan ook bezweken op 22 januari 1869, negen jaar oud.

Ook Charlotte heeft dit drama moeten beleven en werd terug meer en meer ziek. Er werd dan beslist dat Charlotte vanaf 1 mei 1869 definitief te Tervuren zou verblijven. Ondertussen was zij al druk bezig met het schrijven van haar brieven, die volgens een aantal auteurs zouden moeten aantonen dat zij waanzinnig was vanaf februari 1869 tot juni 1869. Het staat bekend dat Charlotte nog momenten van helderheid van geest had en zij schreef nog even verzorgd als vroeger. 

Op 31 juli 1867 was Charlotte terug bij haar familie in Laken. Charlotte was zeer blij met het hondje van haar vader, omdat het beestje haar nog kende en naar haar toeliep. Toen wist Charlotte nog steeds niet dat haar man dood was. Men had haar zijn executie verzwegen wegens haarwaanzin.                                                                                          Op 20 augustus 1867, schreef koningin Marie Henriette aan gravin d'Hulst de hiernavolgende brief: " Aan welke barbaarse en goddeloze omgeving heb ik die arme Charlotte moeten onttrekken, U zou het nooit kunnen geloven. Ik denk niet, dat er in de geschiedenis een voorbeeld te vinden is van een jonge vrouw die zo verlaten was als de ongelukkige keizerin. Ik heb het U in Parijs al gezegd en ik herhaal het: Charlotte gaat niet meer weg van mij. Ik beschouw het als een zoete plicht om haar te verzorgen en om haar te genezen als het kan. De verbetering is zo merkbaar dat ik goede hoop heb."  (Kerckvoorde 1991, p. 279 )                                                                                                Ook koning Leopld II schreef: " Mijn zuster is hier aangekomen in een vreselijke toestand. Zij had nog het vel over de benen ( ... ) . De behandeling en de afzondering van Miramare  hebben haar veel kwaad berokkend. Ze bevond zich voortdurend in angst en door iedereen in de steek gelaten. Hier verlaat mijn vrouw haar vrijwel niet. Ze gaat uit en ze ziet mensen."  ( Kerckvoorde M. 199& p. 280. brief van 4 september 1867 ).

Toen het stoffelijk overschot van Maximiliaan in Wenen zou toekomen, werd het hoog tijd dat men haar daarvan op de hoogte bracht. Haar vroegere vertrouwensman werd dan verzocht haar de waarheid te vertellen nl. pater Redemptorist Victor Auguste Dechamps die aartsbisschop van Mechelen zou worden op 20 december 1867, ter vervanging van kardinaal Sterckx. Hij zou deze moeilijke opdracht vervullen. De man vertelde haar dat Maximiliaan als een held de executie had doorstaan. Toen begon Charlotte vreselijk te huilen. Zij hulde zich daarna in rouwkledij en vroeg om de H Communie te mogen ontvangen en te mogen biechten, iets wat zij reeds lange tijd had geweigerd nog te doen. Charlotte vond vooral troost in het feit dat Maximiliaan tot het einde had gestreden en als een held was gestorven. Pas op 12 januari 1868, één dag voor het stoffelijk overschot van Maximiliaan werd bijgezet in de crypte van de Kapuzinerkerk van Wenen, kreeg zij eindelijk te horen dat haar man werd omgebracht voor een vuurpeleton in opdracht van Benito Juarez.

Het kasteel van Tervuren of het jachtpaviljoen dat door de prinsen van Oranje werd afgestaan aan koning Leopold II als hertog van Brabant.

Rond half juni 1869 was er gelukkig een einde gekomen aan het schrijven van enorm veel brieven Zij was dan terug kalmer geworden en hield haar bezig met kranten en boeken lezen en met wandelen in haar park, al dan niet met de koets of te voet. Toen haar twee broers haar eens kwamen bezoeken, liep zij kwaad weg in het park en wilde niemand zien. In haar nieuwe woonst vulde zij haar kamer soms met haar trouwkleed, met Mexicaanse afgodenbeeldjes, met verwelkte bloemen, met oude wapens en met een levensgrote pop in keizerlijk uniform, met een blonde baard zoals die van Maximiliaan. Daarmee kon zij urenlang dialogeren. Wanneer zij verzeilde in een nieuwe vlaag van woede, gooide zij al wat in haar bereik lag aan stukken, behalve iets wat haar herinnerde aan Maximiliaan, daar bleef zij af. In maart 1870 had zij haar zinnen weer totaal verloren. Zij liet toen niemand meer binnen in haar vertrekken. Zij beredderde zich zelf in haar kamer, haar badkamer en haar toilet. Zij wou ook met niemand meer spreken. Het personeel kreeg natuurlijk verbod te spreken over alles wat er gebeurde rond haar.   Op 4 maart 1870 had zij haar feestdag maar er waren geen feestelijkheden.  In de  de loop van de maand juli 1875 kwam haar schoonzus de keizerin Sissi nog eens op bezoek toen zij op doorreis was naar Normandië.
Zij was toen geschokt van de  toestand van Charlotte.

Charlotte beschikte over een volledige hofhouding te Tervuren van 37 personen. De tafel werd verzorgd door vijf lakeien waaronder dhr Michel Vandiest, die in Meise was komen wonen toen Charlotte verhuisde naar het kasteel van Boechout. Hij werd geboren te Tervuren op 29 oktober 1862, en huwde op 26 april 1882 met  Maria Theresia De Volder. Hij overleed op 4 mei 1919 en had 35 jaar dienst bij de keizerin als bediende ( valet de pied   of lakei en daarbij ook nog  koetsier ). Hij was lid van de Koninklijke Muziekmaatschappij De Verenigde Broeders, bijgenaamd de Ressen. Dit was de fanfare die steun kreeg van de entourage van de keizerin.  Verder was hij lid van de Schuttersgilde Sint Sebastiaan. Hij droeg met fierheid de eretekens van 2de en 3de klas waarvan hij één ereteken persoonlijk had gekregen van koning Leopold II. Zijn kleinzoon Jean Michel  Vandiest verschafte de inlichtingen hiervoor vermeld.


Bovendien was er nog de hotelmeester, vermoedelijk de persoon in burgerkledij op de groepsfoto met de eredames en commandant P. Van Eeckhout. Ook de heren Tillier en Annicet waren reeds in dienst te Tervuren en zijn Charlotte blijven volgen te Meise. Ook de eredames moesten naar Meise komen. Die woonden echter meestal  te Brussel als zij geen dienst hadden, maar als zij wel dienst hadden verbleven ze in het kasteel van Boechout.                                                                             

In 1875 vierden Leopold II en Marie- Henriette hun 25 jaar huwelijk. Bij deze gelegenheid was Karl-Ludwig van Oostenrijk overgekomen en hij wenste een bezoek te brengen aan de weduwe van zijn broer Maximiliaan. Marie- Henriette zou hem vergezellen. Zij was het die zich steeds had ingezet voor Charlotte, maar deze keer liep het verkeerd. Zoals Charlotte hem had geweigerd te Miramare,  zo weigerde ze hem opnieuw te ontvangen. Er ontstond toen een heftige discussie die de koningin diep had geschokt. Nadien kon zij dit voorval met Charlotte niet meer van zich afzetten en vocht tegen haar verdriet. Dit was voor de koningin een zware beproeving.                                

Op 3 maart 1879, brak er brand uit in het kasteel van Tervuren om 5 uur 's morgens. De kamervrouw van mevrouw Moreau, eredame van de keizerin, heeft toen in één van de gangen rondom haar eigen appartement, rook en vuur vastgesteld. Zij is dan haastig juffrouw Doyen gaan alarmeren. Ook dokter Hart werd verwittigd, en die is dan naar de kamer van de keizerin gelopen.  
Aanvankelijk weigerde Charlotte de dokter te volgen, maar die heeft haar dan met kracht bevolen zich aan te kleden, heeft haar dan nog een pelsmantel over de schouders gegooid en is zo met haar de trappen afgelopen naar buiten. Daar heeft juffrouw Müser Sophie, eredame van de keizerin vanaf 1 mei 1869 te Tervuren , bij de arm genomen en haar door het park naar het paviljoen van dokter Hart gebracht, waar zij volledig bevrijd was uit het kasteel, dat toen reeds geheel in vuur en vlam stond. Van daar uit kon zij echter de vlammenzee niet meer zien en wilde terug naar het kasteel  gaan naar haar appartement. Ondertussen kwam koningin Marie Henriette, verwittigd door baron Goffinet aangereden met een open koets getrokken door paarden. Zij bracht Charlotte zonder moeite in de koets naar het koninklijk paleis van Laken. De koningin was slechts vergezeld van een lakei en bestuurde zelf de paardenkoets.  Op een zeker moment keek Charlotte achteruit en kon zij de vlammenzee zien. Zij was verwonderd door het schouwspel, maar deed teken om zo vlug mogelijk verder weg te trekken. Het gerucht deed de ronde als zou Charlotte zelf het vuur zou aangestoken hebben, maar dit wordt hier duidelijk weerlegd. Het vuur was ontstaan door een kachel in het appartement van de strijksters gelegen in de tegenovergestelde richting van het appartement van Charlotte. Een houten balk te dicht bij de kachel was oververhit geraakt en in brand gevlogen. Het kasteel werd in korte tijd in as gelegd. De volledige hofhouding van Charlotte werd overgebracht naar Laken. Charlotte kwam daar terecht onder de hoede van dokter De Smet. Hij vroeg aan Charlotte om meer actief te zijn dan dat zij gewoon was en daar ging zij gretig op in, in het bijzijn van haar familie. Zij speelde opnieuw op de piano en volgde opnieuw de lezingen. Terug zou zij alle dagen wandelingen maken in het park en buiten komen. Zelf haar toilet maken en ook haar maaltijden zelf nemen. Op de plaats waar het jachtpaviljoen van Tervuren door brand werd vernield, liet koning Leopold II nadien het koloniënpaleis bouwen.    

Brieven                                   

Het schrijven brieven die de waanzin zouden aantonen was echter reeds begonnen te Laken rond 15 februari 1869.  Volgens Laurence  Van Ypersele begon een eerste periode op 16 februari en eindigde op 22 maart 1869 . De tweede periode begon op 24 maart en eindigde op 17 april .  De derde periode bevat meerdere honderden brieven waarvan er 245 werden geadresseerd aan Loysel, 22 aan Napoleon III en 90 zonder datum waarvan de meeste waren bestemd voor generaal Douay. Die persoon had evenals Loysel een belangrijke rol gespeeld in het keizerrijk Mexico. Keizer Napoleon speelde de hoofdrol ; die had haar ook tot keizerin laten aanstellen. Charles Loysel was de assistent van Maximiliaan en werd aangesteld door maarschalk Bazaine. Alle brieven werden opgesteld in het Frans en vertaald in het Nederlands, dit was geen gemakkelijke taak.           

7.  Charlotte op rust in Boechout te Meise

Aankoop van het domein van Boechout (eigendom van de familie de Beauffort                                                                        


 

3 houtgravures met binnenzichten van het kasteel van Boechout

 

 


 

Het salon in Gotische stijl

Het domein van Boechout dat aangekocht werd op 13 maart 1879 werd door Charlotte betrokken op 5 april 1879.  De oppervlakte van het domein  was 171 ha 6  a 70 ca.  De prijs bedroeg 1395055 fr. 35 centiemen .  Bij de aankoop hadden koning Leopold II en prins Philippe zich borg gesteld voor hun zenuwzieke zus.
Bij het betrekken van het kasteel van Boechout was het gevolg  van Charlotte als volgt :
Mevrouw Moreau (+1903)
Juffrouw Sophie Müser ( tot 1913)
Juffrouw de la Fontaine (+ 1922)
Juffrouw Anna Mockel ((+ 1922)
Juffrouw Marie Bartels (( + 1909)
Juffouw Caroline de Brandner (vanaf 1909)
Juffrouw Anna Goedde ((vanaf 1910)
Baron Auguste Goffinet was Grootmeester van het Hof.  Hij vervulde de functie van beheerder van haar goederen en was haar voogd.
Hij verving aldus prins de Ligne die voogd was van 1912 tot 1918.
Luitenant – kolonel Jan Eeckhout was kommandant vanaf 1913 en verving kolonel Tillier, waarvan de weduwe dame suppleante was.
Dokter Verhaeghe is steeds bij de zieke Charlotte blijven dienen toe aan haar dood.
Het koninklijk domein van Boechout  lag hoofdzakelijk op het grondgebied Meise, maar ook nog op Wemmel. De aankoop bevatte ook nog gronden in Nieuwenrode en Strombeek.  De acte van aankoop werd verleden voor notaris Van Bevere  op 13 maart 1879.  Graaf Leon de Beauffort, zoon van Amadeus en Elisabeth Ronse, was de verkoper van het goed.                                                                                                                           (zie lijst eigendommen van keizerin Charlotte   archief Sib)                   

( eigendom van de familie Van der Linden d'Hooghvorst)

Reeds een paar jaar later, op 16 april 1881 kocht men voor  Keizerin Charlotte ook het Hof te Meysse, eigendom van baron Edmond Vander Linden d' Hooghvorst, neef van Leon  d' Hooghvorst en zoon van Emmanuel. Het domein had een totale oppervlakte van 98 ha 10 a 37 ca. De kostprijs bedroeg 939.650 fr. De warande was 45 ha 76 a 80 ca groot. Hierin was begrepen het Drijtorenhof dat reeds werd opgericht in 1711  door baron Jean François Joseph Ignace Vander Linden d' Hooghvorst. De hoeve werd echter niet meer uitgebaat door Charlotte en verhuurd als laiterie, restaurant en feestzaal. De huurder was de familie De Waet-Bettens. De akte van aankoop van het domein werd verleden voor Notaris Van Halteren . In het kasteel dat werd opgericht  door de familie Van der Linden d' Hooghvorst bevonden er zich een zeventigtal kamers.     

 


Het Hof te Meysse

 

 Het Drytoren Hof.



Zicht op de binnenkoer en op een deel van de voorgevel


 De wachters met in het midden de commandant


Dokter De Broeu  (dokter van 1899 tot  1914)


Dokter Verhage (dokter van 1914 tot 1927)



Kolonel Tillier, commandant van 1906 tot 1911



 

Gedachtenisprentje van Lt Kolonel Van Eeckhout cdt van 1911-1927


Een overzicht van het verblijf van Charlotte op het samengevoegd domein van Boechout-Meysse.

De eerste getuigenissen na het verblijf van keizerin Charlotte te Tervuren kwamen van de familie Vandiest.  Michel Vandiest, een man uit Tervuren trad reeds in dienst van de keizerin in het kasteel van Tervuren. Als tweetalige werd hij aangenomen als bediende, maar hij werd één van de lakeien  of tafeldienaars van de keizerin. Hij zou 35 jaar dienst halen, maar na een slepende ziekte is hij overleden op 4 mei 1919, niet zolang na de Eerste Wereldoorlog. Door een brand werd het kasteel van Tervuren volledig vernield en moest Charlotte met gans haar gevolg een nieuw verblijf vinden Dit werd het kasteel van Boechout te Meise, dat een paar jaar later werd uitgebreid met het kasteel van Meysse. Beide domeinen kwamen aldus samen en vormden één groot parkgebied. Enkele families verhuisden mee met de keizerin van Tervuren naar Meise, waaronder de familie Vandiest-De Volder, de familie Annicet en de familie Tillier. Kleinzoon, Jean Michel Vandiest was nog niet geboren toen grootvader reeds overleden was, maar grootmoeder vertelde natuurlijk alles over haar man en hoe het was in dienst van de keizerin. Zo vertelde zij dat de koetsier, een man uit Beigem, in dronken toestand in een gracht was gereden en dat hij op staande voet werd ontslagen. Grootvader Vandiest kreeg daardoor een bijkomende functie als koetsier te vervullen. Als bijverdienste hielp ook hij notaris Kips als oproeper bij openbare verkopen. Onlangs is ook de kleinzoon  Michel Jean Vandiest overleden. ( 23.8.2011 )

Volgens een verklaring van Jean was er tijdens Charlotte een schaapherder op het domein van Boechout. Hij had de bijnaam  “ Steel “ omdat hij een houten been droeg met de vorm van een steel. Ook volgens een verklaring van Jean Vandiest woonde in de jaren 1930 de heer Mertens gemeentesecretaris in het poorthuis aan de ingang van het dorp te Meise, met zijn vrouw Maaike Troniseck, als bewakers aan de inkompoort van het domein. Haar vader zou destijds een hoge functie gehad hebben bij de keizerin. Eén van die functies die nog niet ingevuld werd was hotelmeester. Men mag vermoeden dat de heer Troniseck die heeft vervuld. Op de foto uit de archieven van Edwin Ganz staan de eredames van de keizerin afgebeeld, de commandant Van Eeckhout en een persoon in burgerkledij. Dit zou dan de heer Troniseck kunnen zijn.

      

 (archieffoto  E. Ganz)        

Door een verhaal van de kamenierster van de keizerin, namelijk Katrien Van Buggenhout zijn wij heel wat te weten gekomen, omdat haar verhaal werd opgetekend door een reporter van een streekkrant " Goed nieuws voor de vrouw " nr 1, 5de jaargang,1956. Katrien was toen 85 jaar oud maar nog steeds helder van geest. Zij vertelde :" Jarenlang ben ik kamermeisje geweest op het kasteel. Daar is het dat ik mijn man heb leren kennen die reeds overleden is.  Hij was haar eerste lakei en hij vergezelde Charlotte bij haar dagelijkse wandeling met de koets. Hij noemde Louis Van Buggenhout, en hij nam plaats op de bok naast de koetsier. Alle dagen was het doorgaans dezelfde rit en alle dagen beval de keizerin om te stoppen op dezelfde plaatsen. Zij stapte dan af om even te wandelen of om een bloemetje te plukken. Haar geliefde pleisterplaats was aan de vijver van het park. De eerste dag van iedere maand liet zij zich in een bootje rondvaren gedurende een uurtje langs de begroeide oevers. Als zij soms een aanval kreeg waren wij bevreesd voor wat zij zou doen, want zij kon woedend overkomen en sloeg dan met alles wat zij onder handen kreeg. Zij sprak trouwens zelden met ons en aan ons was het streng verboden om haar aan te spreken en zeker mocht men haar nooit tegenspreken. Als we ziek werden en op het werk niet konden komen, had zij medelijden met ons en als wij dan genezen waren en terug op het werk verschenen was zij gelukkig en glimlachte en knikte al maar door en zei " Très bien, très bien, je suis contente". Alleen met de hofdames ging zij vertrouwelijk om en over Maximiliaan sprak zij nooit, maar als zij zich alleen waande, bleef zij voor zijn foto staan en sprak met hem. Soms liep zij koortsachtig naar de piano en speelde dan meestal de nationale hymne van Mexico. Het was dokter Verhage die voor haar het dieet samen stelde dat zij moest volgen. Al het personeel, buiten de eredames, waren doorgaans van Meise en als zij niet van Meise waren, kwamen zij er wonen. Slechts twee van de dertien vrouwen die verbonden waren aan het kasteel gingen 's avonds naar huis, de andere bleven op het domein en logeerden in de bijgebouwen van de burcht. Voor ons begon de werkdag vroeg in de morgen. Er waren slechts twee kamermeisjes en de keizerin eiste dat alles in orde was als haar dag begon met haar bezigheden. 's Avonds was het soms zeer laat als ons werk gedaan was, maar het was geen slavenwerk en wij mochten ons werk enigszins zelf regelen. Als wij overdag wat harder hadden gewerkt, dan waren wij 's avonds natuurlijk vroeger vrij. Om af te sluiten verwees Katrien naar de teeltoverste en zijn vrouw, die toen ook nog in leven waren. Het waren Wannes en Sofie De Cuyper-De Pauw. Die toonden ons al hun geschenken  die zij van Charlotte bekomen hadden en zij vertelden ons dat zij, toen de keizerin doodziek was, dringend geroepen werden om bij de keizerin te blijven waken. Zij is toen om zeven uur 's morgens overleden. “

De commandant op het domein was toen Petrus Antoon Van Eeckhout, luitenant- kolonel. Hij werd geboren te Sint Gilles Dendermonde op 22 september 1856. Hij overleed plotseling te Schaarbeek op 19 december 1927 als weduwnaar van Celestina Gratry. Een eerste lijkdienst had plaats in de Sint Alice kerk te Evere. Een tweede lijkdienst had plaats te Meise in de Sint Martinuskerk op zaterdag 24 december 1927 te 11 uur. De commandant woonde op het domein in het kasteel van baron d'Hooghvorst dat afgebrand is in 1944.  Hij kwam iedere dag middagmalen bij de keizerin. Hij was streng voor zijn onderdanen maar correct in zijn beslissingen. Hij heeft de keizerin maar enkele maanden overleefd.                                                                                                             Tijdens een bepaalde periode had Charlotte twee lakeien met dezelfde voornaam: Louis. Op een schertsende toon noemde zij die, Louis Premier et Louis Deux.                                

Tijdens een andere periode was zij geboeid door een bronzen beeldje van een hondje, het was geen kunstwerk maar het was ook niet lelijk. Eigenaardig, maar Charlotte verplaatste regelmatig dit beeldje, praktisch iedere dag kreeg het een andere plaats. Het beeldje is eigendom geworden van de dochter van Katrien…. Louis Van Buggenhout werd ook nog de kamenier van de keizerin. Zie zijn foto gekleed met pitteleer of met een zwaluwstaart ( omdat hij ook opensloeg langs  achter). Zijn petekind was Louis Van de Velde, maar die is onlangs overleden. Zijn broer Paul  is nu de laatste kroongetuige als kleinkind langs moeders kant.


Paul Van de Velde en de foto van grootvader Jan Louis Van Buggenhout.                

Louis was eerst in dienst van Charlotte als lakei, ten slotte  werd hij haar kamenier. Hij moest, iedere dag gekleed in pitteleer naar zijn werk en dus in groot ornaat door het dorp gaan. Het was  de tweede vrouw die het verhaal deed aan de reporter van “ Goed nieuws voor de   vrouw “ dat verscheen in nr 1 van de 5de jaargang. Het verslag  verscheen in het Nederlands en in het Frans in het jaar  1956. Louis werd geboren te Meise op 14 maart 1867 en overleed te Meise op 5 januari 1944. Catherina , zijn weduwe werd geboren te Meise op 7 november 1871, zij overleed te Meise op 17 december 1955.

1882: een verslag van de gemeenteraad bevestigde toen dat luitenant- kolonel Van de Velde  commandant was op het kasteel van Boechout. Hij vroeg toen om vier rustieke bruggen in hout te mogen bouwen op de Amelvonnebeek en de Maalbeek, langsheen perceel 48 sectie C.
Ook in 1882 werd de Meiselaan aangelegd door koning Leopold II. Die verbond het kasteel van Laken met dat van Boechout-Meise. Die baan liep dan verder door tot de oude baan naar Temse en de brug over de Schelde.                                                              

Eens per jaar liep de processie door het park. Dit gebeurde op O. L. Vrouw Hemelvaart op  15 augustus. De stoet trok door de poort langs de kant van het dorp van Meise, liep daarna door naar het kasteel van Boechout waar de menigte de keizerin kon zien en trok dan verder langs de dreef die uitkomt aan de Sint- Annakapel aan de Nieuwelaan gelegen. Daar keerde de processie terug naar het dorp en de Sint- Martinuskerk, langs de Nieuwelaan en de Brusselsesteenweg.                                                                                   De keizerin met haar gevolg deelde dan snoep uit aan de kinderen en sprak er dan soms een paar woorden mee. Zij sprak ook soms met de vrouwen maar nooit met de mannen.    De twee fanfares brachten afwisselend marsmuziek, de ene speelde vooraan en de andere achteraan. Dit was nodig omdat de instrumenten in een verschillende toon waren afgestemd. Eén fanfare kreeg de steun van het" Huis van de keizerin", namelijk de Verenigde Broeders, bijgenaamd de Ressen. Zij kregen een vaandel en enkele muziekinstrumenten.

In 1889 was generaal De Haas commandant bij de keizerin op het domein van Boechout. Hij woonde met zijn echtgenote, mevrouw Honelet op het Hof ter Hasselt. Men beweert dat Charlotte er soms op bezoek kwam met haar schoonzus koningin Marie-Henriette om te genieten van de thee of de koffie. De generaal overleed in 1906. Zijn weduwe verkocht toen nog het zelfde jaar het Hof ter Hasselt aan de heer Courbon.  

Charlotte kreeg regelmatig het bezoek van haar nichten Clementine en Stephanie. Louise kwam nooit want zij was op het slechte pad beland en werd uit de familie gestoten. Aan Stephanie vroeg zij eens: " Hoe is het met uw schoonvader de keizer?” Hiermee bewees Charlotte dat zij veel lucide momenten had.                                                                        In 1890 was de aanleg van de verbindingsweg van Laken naar Meise Boechout nog bezig. Het was de bedoeling van koning Leopold II, om vanaf de Dikke Linde een laan aan te leggen beplant met wilde kastanjebomen naar Meise toe.  Een echte Tour du Monde was zijn doel (o.a. Japanse Toren en Chinees Paviljoen) met exotische bouwstijlen. Het is echter bij de twee gebouwen hiervoor vermeld gebleven, thans allebei musea. Oorspronkelijk zou die het paleis van Laken verbinden met het koninklijk domein van Boechout waar keizerin Charlotte verbleef, Leopolds zuster. Slechts het begin van de brede laan werd gerealiseerd tijdens het leven van Leopold II. Daar liet hij de Neptunusfontein aanleggen, geinspireerd op een zestiende eeuwse fontein in Bologna. De eigenlijke Meiselaan, zoals de koning die droomde, werd pas gerealiseerd voor de Expo van 1958. Toen sneuvelde de eeuwenoude Dikke Linde. Langs deze laan kwam het eerste fietspad van België dat liep van Meise naar de Dikke Linde en Laken, met een rondpunt ter hoogte van het restaurant de Drijpikkel en de weg naar Wemmel.                  Tot 1892 kwam generaal Vander Smissen regelmatig op bezoek bij Charlotte.                    In het jaar 1900 was prinses Stephanie een tweede maal gehuwd met graaf Lonyay uit Hongarije. Dit gebeurde met de toestemming van keizer Frans Joseph vader van de overleden zoon Rudolf, eerste echtgenoot van prinses Stephanie. Zij moest echter afstand doen van haar dochter, die zij had van Rudolf, aan het Hof van Oostenrijk. Leopold II, vader van Stephanie, was hier niet mee akkoord, maar zij huwde toch met de Hongaarse graaf. Omtrent het jaar 1900 kwam Stephanie op bezoek bij haar tante Charlotte in Boechout. Het weerzien met haar nicht was zeer hartelijk.                                                                                                                                                                                                  Prinses Stephanie overleed pas veel later op 9 september 1945 en zij werd begraven in de abdij van Oroszvar .                                                  

Ook de kinderen van haar broer Philippe kwamen regelmatig op bezoek en koning Albert kwam ook nog regelmatig op bezoek en zeker bij haar verjaardag. Zelfs Marie José kwam nog af en toe langs, zij zou trouwens nog erfgenaam worden vermits haar vader Albert I reeds overleden was toen de verdeling gebeurde.                                                                       

In het jaar 1900 werd door het" Huis van keizerin Charlotte" beslist om een reeks woonhuizen te bouwen langs de Brusselsesteenweg in de buurt van de inkompoort van Meise, die bestemd waren voor het personeel van de keizerin. De hogere officieren zouden de luxueuze huizen betrekken en de minder luxueuze zouden bestemd zijn voor de lagere officieren. Het is best mogelijk dat één van de huizen was bestemd voor haar dokter. Men is echter van mening dat hij, evenals de commandant in het kasteel dat gebouwd werd door de familie d’ Hooghvorst, was gehuisvest. 

 


Keizerin Charlotte gereed voor een wandeling in het park.

 

In 1902 overleed koningin Marie-Henriette op 19 september te Spa.  Zij is plots overleden terwijl zij een partijtje" Patience" speelde. De koningin was steeds de beschermer geweest van de zieke Charlotte. Auguste Goffinet was toen de privé sécretaris van de koningin. Hij werd de erfgenaam van haar verblijf te Spa en dit met de ganse inboedel. Baron Auguste Goffinet liet er een museum inrichten ter herinnering aan koningin Marie-Henriette en ter ere van het paard waarvan de koningin enorm veel hield.  Baron Auguste Goffinet werd ook de grote baas op het Koninklijk domein van Boechout te Meise. Hij overleed in het zelfde jaar als keizerin Charlotte ( 1927).

Ook in 1902 kreeg kunstschilder Edwin Ganz de toelating om op het domein van Boechout te verblijven. Hij nam daar zijn intrek in de zoldering boven de bergplaats van de koetsen van Charlotte, in een tweetal kamertjes. Later zal hij zijn intrek nemen in een paar kamers boven de Orangerie.

In 1906 overleed generaal De Haes, commandant bij keizerin Charlotte. Zijn weduwe verkocht toen nog in het zelfde jaar het Hof ter Hasselt waar zij woonden.

Kolonel Tillier trad dan als commandant in dienst van de keizerin tot 1911. Vermoedelijk is hij overleden tijdens de Eerste Wereldoorlog (Zie zijn foto uit het boek van Edwin Ganz).

In 1908 kreeg Charlotte in Boechout een merkwaardig bezoek, namelijk van de Sjah van Perzië: Mehemet Ali. Dit kwam door één van haar eredames, namelijk Semein, die gehuwd was met deze Sjah. Bij deze gelegenheid werd commandant luitenant- kolonel Tilier onderscheiden met de Orde van de Leeuwen en van de Zon.

In het jaar 1909 overleed koning Leopold II. Hij werd opgevolgd door koning Albert I die gehuwd was met Elisabeth die dan onze koningin werd.

In 1911 werd kolonel P. Van Eeckhout commandant op het koninklijk domein van Boechout in de plaats van commandant Tillier. De nieuwe commandant bleef in dienst van keizerin Charlotte tot aan haar dood in 1927.

Van 1912 was prins Louis de Ligne voogd van Charlotte tot 1918. Vanaf 1918 was het baron Auguste Goffinet.                                                                    

1914 : Toen de eerste wereldoorlog uitbrak in augustus waren de luxehuizen die in 1900 werden gebouwd, door het Huis van Charlotte, niet bewoond. Men kan vermoeden dat de militairen die er eventueel woonden, werden opgeroepen om het land te gaan verdedigen. In ieder geval werd het grootste pand van de luxehuizen toen betrokken als huurder door de heer en mevrouw Jan Vanden Eynde-Dewee Sarah die pas gehuwd waren te Halle op 18 augustus 1914 en die onmiddellijk daarna met hun inboedel met kar en paard naar Meise zijn vertrokken. Vermoedelijk hebben zij het pand reeds betrokken in huur op 20 augustus 1914; terwijl er hevig werd gevochten te Imde, waarbij tientallen soldaten en ook officieren, sneuvelden. Het waren allemaal Waalse landgenoten van de afdeling Jagers te Voet. Of de overige panden toen ook door burgers werden bewoond is niet geweten. Zeker is dat zij later ook werden toevertrouwd aan burgers, eerst als huurder en later als eigenaar.  Dokter Verhage was de geneesheer van Charlotte van 1914 tot 1927. Hij verbleef op het kasteel dat vroeger eigendom was van de familie d' Hooghvorst, en door een brand volledig werd vernield.                                                                                 

Door tussenkomst van keizer Franz Jozef van Oostenrijk werd de toegang van het domein voor het Duits leger ontzegd tijdens de oorlog van 1914-1918. Dit werd duidelijk gemaakt door een bord met de volgende vermelding: hier woont hare Majesteit de keizerin van Mexico, schoonzus van zijne Keizerlijke Majesteit Franz Jozef, keizer van Oostenrijk, koning van Hongarije.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog besefte Charlotte wel dat er iets abnormaal gebeurde, door het gebulder van de kanonnen, maar zij beleefde toen alles van uit haar eigen wereld. Eenmaal richtte de stille burcht een discreet verzoek tot de Amerikaanse ambassade. Brand Witlock, gezant van de Verenigde Staten te Brussel, gaf onmiddellijk gevolg aan de vraag en verschafte wit brood voor de keizerin.

In 1915, toen zij de portretten van de koningen van België bekeek, zei ze: " Als men zijn beeltenis geeft, komt men terug zien; de neven, de nichten, zie dan dat zij niet meer komen."

Tijdens de oorlog is keizer Frans -Joseph gestorven in 1916. Hij was 86 jaar oud geworden en had gedurende 68 jaar zijn land Oostenrijk geregeerd.

Na vier jaar, op 11 november 1918 om 11 u. was het wapenstilstand na 4 jaar oorlog, meestal bevochten in loopgraven.                                                                                     Ook in 1918 werd Auguste Goffinet voogd van Charlotte.

Na de oorlog schonk het Huis van keizerin Charlotte een vlag voor de gesneuvelden van Meise.

Bij een bezoek in 1919 van aartshertogin Zita van Oostenrijk aan Charlotte in Boechout, dwong Charlotte haar tot een driedubbele reverence voor de gesloten deuren van haar vertrekken, waarbij zij door het sleutelgat de houding van Zita gadesloeg. Dit was niet min, vermits Zita de hoogste vrouwelijke positie innam in het Huis van Habsburg.

Rond 1920 was dhr Van Laer, een werkman op het domein, getuige hoe Charlotte, die toen 80 jaar oud was, haar paraplu aan stukken sloeg op de rug van haar eredame, toen zij terugkeerde van een wandeling in het park van het domein van Boechout.

Julie Doyen was kamermeid bij Charlotte. In haar familie werd verteld dat Charlotte altijd woedend was, als zij een afbeelding zag van keizer Frans Jozef van Oostenrijk. Ook Julie had zij eens afgetuigd.  Zij overleed later aan borstkanker. In de omgeving van de keizerin geloofde men dat het weleens het gevolg kon zijn van de slagen die zij te verduren kreeg. Het zoontje van Maurice Van Laer mocht, zoals de andere zoontjes van het personeel, misdienaar zijn in de zondagmis die iedere week in het kasteel werd opgedragen door de pastoor van Meise.   Tijdens de consecratie, terwijl het heel stil was en het belletje rinkelde, klonk meermaals dezelfde gil van de keizerin. " Entendez vous le canon ". Het wachtwoord was: nooit tegenspreken en de keizerin altijd involgen. 


Kapel in heet kasteel van Boechoutt

Zo kreeg vader Van Laer die toen het hoofd was van de tuinmannen van Boechout in de herfst de volgende opdracht " Monsieur, ik houd niet van gele bladeren op de bomen. Zij moeten groen geschilderd worden.  Ik reken op U. ” Oui majesté" antwoordde Van Laer Hij zorgde ervoor dat hij een tijd uit haar buurt bleef. Charlotte noemde trouwens steeds haar ingebeelde personen : ” Monsieur”.

In 1920 overleed pastoor Van Daelem. Hij werd vervangen door Jozef Cools die eveneens werd aangesteld als aalmoezenier van de keizerin. Pastoor Cools zou tot 8 december 1932 pastoor van Meise blijven en voor Charlotte die in 1927 stierf de namis opdragen voor de koninklijke familie en voor haar personeel en de Meisenaars.

Tussen 1921 en 1927 kreeg Charlotte regelmatig het bezoek van Madeleintje De Cuyper, het dochtertje van de teeltoverste. Dit fleurde de keizerin geweldig op.
( Zie ook het hoofdstuk gewijd aan Madeleine ).

In 1924 stond de heer Le Graive nog in dienst van de keizerin als patissier. Hij was 80 jaar oud en had als vrijwilliger dienst gedaan in Mexico.                                                     

In 1926 vroeg de gemeenteraad van Meise aan de keizerin, om een stukje grond af te staan aan de gemeente dat door de Meisenaren reeds "place Clementine" werd genoemd. Het zou gewoon als gemeenteplein blijven bestaan in het centrum van de gemeente.

Toen de winter aankwam was de keizerin angstig. Zij kreeg dan ook last van bronchitis. Dan dronk zij vliersiroop. Tijdens de winter voor 1927 kreeg zij een aanval van griep er boven op en dat werd haar fataal.

Op 14 januari 1927 sprak zij met helderheid van geest haar laatste woorden. " Ik heb mij slecht uitgedrukt in woorden en ik zal er onder lijden. " Hare majesteit wou dan terugkeren naar haar ligstoel in het salon, maar vermits het te laat werd, hebben de kamermeisjes haar naar bed gebracht. Zij dacht dat men haar wens niet begrepen had. Al deze opmerkingen bewijzen dat de keizerin toen nog momenten van helderheid van geest had, zoals haar omgeving meermaals heeft kunnen vaststellen.  Tijdens de nacht van 14 op 15 januari 1927 kreeg hare majesteit een bloedaandrang die haar in een coma bracht. Na een pijnlijke doodstrijd is zij dan overleden op 19 januari 1927 om 7 u 's morgens.   Zij verbleef gedurende 48 jaar op haar domein van Boechout-Meysse en werd 80 jaar oud.             


Keizerin Charlotte op hoge leeftijd op wandel in het park van Boechout.

Madeleine

Madeleine De Cuyper , geboren in het domein van Boechout op 14 october 1915, is één van de laatste overlevende getuigen uit de dagelijkse omgeving van de keizerin.  Haar contacten met de keizerin situeren zich in de periode 1921 tot 1927.  Het zijn slechts 6 van de 48 jaar verblijf van de keizerin op het domein van  Boechout.
Zij was de dochter van Johannes De Cuyper, teeltoverste .  Zij woonde op de  boerderij naast het kasteel.  Nu zijn daar bureaus in onder gebracht.  Als klein meisje werd zij door mejuffouw Bas, één van de vier gezelschapsdames van de keizerin, naar het kasteel gebracht om er het handwerk van de keizerin te bewonderen.  De keizerin had een kussen gehaakt en had gehoord dat de kleinste dochter van haar teeltoverste leerde haken in de klas.  Toen Madeleine het bolletje wol en de veel te dikke haakpen , die ze van de zuster gekregen had, toonde aan de keizerin, kreeg ze een nieuwe, fijnere haakpen.  Stilaan groeiden de daaropvolgende ontmoetingen uit tot een hechte en spontane band.  Dit maakte haar tot een aparte getuige.  De omgang met de keizerin was heel open.  De keizerin vroeg aan Madeleine na het eerste bezoek, dat ongeveer een uur duurde, om elke dag goeden dag te  komen zeggen

Charlotte, de moeder.

De keizerin projecteerde in de kleine Madeleine het gemis van een kind.
Regelmatig mocht Madeleine op de overloop op de eerste verdieping  het muziekje gaan aanzetten van een glazen stolp, waaronder het beeldje van een kindje lag.  Het beeldje knipperde dan met de ogen, deed de armpjes open en er kwam een deuntje uit.
Madeleine moest elke dag haar schoolschriftjes laten zien.  De keizerin bekeek dan haar werk en prees haar voor haar resultaten.  Zij ondervroeg haar daarbij over wat ze in de school gedaan had.  Maar haar vragen bleven altijd geconcentreerd op haar.  Toen Madeleine in de rol van de grootmoeder moest optreden in de school in een toneelstuk, vond de keizerin haar muts een passend attribuut.  Zij schonk ze toen prompt aan Madeleine.

Charlotte en de mode.

Vier kleuren domineerden haar kleding : zwart, purper, grijs en groen.  Zij ging gekleed in het zwart tijdens een lange rouwperiode voor haar geliefde Maximiliaan.  Deze ging vermoedelijk vooraf aan de ongeveer zes jaar dat Madeleine bijna dagelijks op het kasteel kwam.  Haar komst heeft alleszins een heilzame invloed gehad op de toestand van de keizerin.  Op een bepaalde dag zei ze tot de kleine Madeleine dat ze niet graag meer zwart droeg met de volgende woorden : “On dirait que je suis en deuil !”  Van toen zag de kleine Madeleine de keizerin nog enkel gekleed in paars of grijs , de kleur van de dagelijkse omgang.  Maar uitzonderlijk droeg de keizerin ook groen, bij prettige gelegenheden : de kleur van de schaarse momenten van vreugde.  Zij had een prachtig groen fluwelen kleed, dat zij bij bijzondere gelegenheden steeds droeg. De keizerin droeg weinig juwelen.  Alleen op haar verjaardag droeg ze een gouden ketting waaraan een gouden muntstuk.

De keizerin had weinig haar.  Dat werd achteraan samengehouden door haarspelden in een topje en behoefde weinig zorgen.  Daarom droeg zij permanent een witte muts met kant afgeboord.  Zij had hiervan meerdere exemplaren, die zij later wegschonk o.a. aan Madeleine, die ze koestert als een kleinood.  Louis Van Buggenhout kreeg er ook zo een.
De keizerin droeg een zwart zakje aan een zwart riempje rond haar middel.  Hierin bewaarde zij haar paternoster, een handspiegeltje, haar zakdoeken en kleurige lintjes.  Zij keek regelmatig in haar spiegeltje tot enkele weken voor haar dood.  
Toen zei ze plots tegen Madeleine : “Je ne vois plus dans mon miroir, car Charlotte devient vieille et laide, et toi tu deviendras une jolie petite fille.” 
Toen schonk ze het spiegeltje aan Madeleine.
In de winter droeg de keizerin warme wollen laarsjes die op de zijkant met haakjes sloten.  Madeleine mocht af en toe deze haakjes sluiten.

Charlotte en haar gevoelens.

Madeleine zag dikwijls hoe de keizerin haar verdriet verwerkte.  Zij kuste regelmatig de foto van Maximiliaan die altijd in het salon stond.  Zij sprak dan ook met hem in het Duits, wat de kleine Madeleine uiteraard niet verstond.  Zij verplaatste deze foto regelmatig van het buffet, op de piano en de schouw.  Madeleine moest in juni, de rozenmaand, elke dag een rode roos gaan afsnijden in het perk voor het kasteel en de keizerin plaatste die dan liefdevol voor de foto van haar man
Tijdens een warme zomer stierf  dik Paulientje,een van haar bedienden, tijdens het werk in de kamer van de keizerin.  Zij viel dood op het bed van de keizerin.  Zeker veertien dagen treurde de keizerin zichtbaar voor dat verlies.  Zij murmelde altijd : "Ô, la pauvre Pauline qui est morte !”
Madeleine heeft de keizerin echter nooit zien wenen.
Telkens Madeleine op bezoek kwam kuste de keizerin haar op het voorhoofd.  Zij noemde haar altijd “ma petite Madeleine”.  Zij mocht regelmatig op haar schoot zitten.  De keizerin knoopte dan haar vlechten los en kamde haar haren.  Daarna vlocht ze opnieuw haar vlechtjes en deed er blauwe strikjes op. Die haalde ze uit een hoedendoos die steeds naast haar stond.  Daarin lag haar haakwerk, een spiegeltje, lintjes, haar zakdoekje en haar paternoster.  Als Madeleine dan thuis kwam, vroeg haar moeder waar  witte lintjes gebleven waren.

Toen Madeleine haar plechtige communie moest doen brak er drie weken ervoor een epidemie uit van de mazelen.  De keizerin stuurde toen haar lijfarts om haar te verzorgen.  Maar de zorg was wederzijds.  De keizerin leed eens aan een erge tandontsteking.  De kleine Madeleine zei haar dat zij een goede remedie kende van Jef Van Laethem, de kruidenier in de Boechtstraat.  Ze moest een papavertop in heet water weken.  De bruine, hete brij, die dat opleverde werd tegen de tand gehouden.  De keizerin deed deze raad opvolgen door haar lijfarts en genas zeer vlug.

Charlotte en haar omgeving

De keizerin werd permanent omringd door  een groep toegewijde mensen.  Er waren altijd vier gezelschapsdames aanwezig : Mademoiselle Bas, Mad. Geuth, Mad. Dupuis en Mad. De Brandenere.  





Deze laatste was nogal dominant.  De keizerin maakte zich dan soms kwaad en zei : “C’est moi la maîtresse ici ! ”
Zij kreeg regelmatig bezoek van baron Robert Goffinet, die dan bleef eten.  Hij verzorgde de contacten tussen het hof en de keizerin.
De toenmalige bewoner van het kasteel te Meysse (nu verdwenen), kolonel Van Eeckhaut, kwam elke dag middagmalen.
De lagere bedienden en arbeiders werden meestal uit Meise grecruteerd.
Zo behoorden ook tot haar staf : Fréderique Anicet, Louis Van Buggenhout en Louis Thielemans.  Deze laatste noemde ze schertsend Louis II. Er was dan ook nog Felix Struelens, de vader van Jeanne Struelens die in de stoet over de heren van Bouchout de keizerin speelde.  Zij waren alle drie  “valet de pied”  Hun taak bestond erin 24 uur op 24 de telefoon te bewaken.
Er was ook een maître d’hotel Hubain en haar dokter Charles Verhaeghen.
Siska Seghers en Woinne, de schoonmoeder van Jef Madelon en grootmoeder van Cecile Cleynhens , deden de afwas.
Rozeke Van Diest ,Van Nieuwenhuyzen, Lieze Praet van de Krogstraat en Nette Van Diest kwamen de was doen.
Jef De Cock was de leverancier van verse groenten en Jaak Van Praet de hovenier.
Rentmeester De Vreught, controleur, die in de woning aan de hoofdingang van het domein woonde, betaalde de lonen uit en hield zich met de materiële dingen omtrent het domein bezig.  De keizerin bleek niet op de hoogte van de sociale controle die zo op het dorp uitgeoefend werd en die de bevolking van Meise zou scheiden in twee groepen rond de plaatselijke fanfares : de Ressen en de Euzzels.  Aansluiten bij de eerste fanfare betekende werk op het domein of landpacht.  De anderen vielen buiten de boot (of het park).Deze twee bevolkingsgroepen zijn nog steeds symbolisch gescheiden door de “muur van Meise” die het park van het dorp afsluit.

Charlotte en de waanzin

Er werd geschreven dat de keizerin leed aan paranoia.  Zij zou haar eten steeds eerst laten proeven hebben door haar omgeving.  Madeleine heeft daar nooit iets van gemerkt.  Er was wel eens een incident met haar dagelijkse portie spinazie.  Zij moest dat alle dagen eten op doktersvoorschrift.  Op een bepaalde dag had zij daar genoeg van en zei : “J’en ai assez mangé de cette saleté,” en ze gooide het balletje spinazie achter haar tegen de muur.

Charlotte en haar familie

Er rust een mysterie op de verhouding van de keizerin met het koninklijk hof.  De weinige keren dat zij tegen Madeleine de naam uitsprak van haar broer, Leopold , onderbrak Mad. Geuth haar met een veelbetekenend gebaar : de vinger op de mond.  En Charlotte zweeg.
Bij haar verjaardagen kwam koning Albert op bezoek met koningin Elisabeth.  Dit was de gelegenheid bij uitstek om haar groen kleed te dragen.  Het gemeentebestuur van Meise werd reeds enkele jaren aangeschreven, om een Vaderlandse plechtigheid uit te bouwen rond koning Albert I.  Zijn regelmatige bezoeken aan het kasteel zijn zeker een aanknopingspunt.  Maar tot nu toe werd er nog niet positief op ingespeeld.
 

Charlotte de weldoenster

Met Kerstmis betoonde de keizerin een uitgesproken gulheid.  De kerstboom werd door de bedienden versierd  en zij lag er geschenken onder voor haar medewerk(st)ers.  De keizerin en Madeleine gaven dan soms de versiering aan de bedienden.  Er brandden kleine kaarsjes op de kerstboom die in de hoek voor het open raam stond in de grote living.
De vader van Madeleine vroeg dan altijd wat hij dit jaar zou krijgen. Want Madeleine, als vertrouwelinge, mocht helpen  bij de geschenken.  Haar vader kreeg elk jaar hetzelfde : een pijp en een tabakszak.  Sofie, haar moeder, kreeg vaak een nachthemd en de oudere zuster van Madeleine kreeg soms een woordenboek.  De twee broers van Madeleine kregen ook woordenboeken en boeken over vogels, bloemen en vissen.

Bij haar plechtige communie kreeg Madeleine van de keizerin een gouden armband met een kleine medaille waarop de Oostenrijkse adelaar met twee koppen.  Bij haar geboorte was ze reeds bedacht met de gebruikelijke geboortesjaal.  Met Kerstmis schonk ze haar de blauwe parasol.
De anderen kregen ook een geschenk.  Maar deze kreeg de kleine Madeleine minder te zien.  Het waren gebruikelijke geschenken zoals zakdoekjes.

Charlotte in de pers

De keizerin werd vaak in de pers beschreven als een waanzinnige.  Ook in  het toneelstuk Zotte Carlotta werd vooral dit aspect van haar persoonlijkheid belicht.  De man die permanent in haar omgeving was in het toneelstuk is ook uitgevonden.  Men had misschien beter een toneelstuk gemaakt met de keizerin, de vier gezelschapsdames en het kleine meisje Madeleine.
De titel van dit project liegt er ook niet om.  Volgens Madeleine klopt dit niet.  Zij ervoer de keizerin als een doodnormale vrouw, die wel zichtbaar gebukt ging onder een zwaar verdriet.  Daardoor was ze soms heel zwijgzaam en tuurde wezenloos voor zich uit.  Het waren eerder depressieve buien.
Dit trauma is uiteraard te verklaren door een dubbel verdriet : het verlies van haar geliefde Maximiliaan en het gemis van een kind.  Bovendien kwam er de zware frustratie bovenop van een ambitieuze prinses, die haar toekomst aan diggelen zag vallen door het politieke onbegrip, de waanzin van deze wereld.

Charlotte en haar bezigheden

De keizerin verbleef altijd in het kleine blauwe salon omdat het daar gezellig warm was en hield zich veel bezig met haakwerken.  Deze werkjes schonk ze vaak weg aan haar omgeving.  Ze speelde ook piano.  Madeleine hoorde haar echter altijd dezelfde stukken spelen : “ La berceuse de Jocelijn” en soms ook een wals van Strauss.
Zij liet zich ook elke dag rondrijden in het landgoed in een koets met twee paarden Jericho en Iris.  De koetsiers waren Theophiel Torrekens van Strombeek en een zekere Arthur Royer uit Brussel.  Soms moest de koets stoppen en dan wandelde de keizerin even naar de vijver.  Er was altijd een gezelschapsdame bij.  De koets geraakte eens, terwijl de keizerin haar wandelingetje deed, in de beek met één wiel.  Een van de paarden was schichtig en de koetsiers moesten de vader van Madeleine ter hulp roepen.  Deze loste de zaak vakkundig op en werd hiervoor gedecoreerd.
Madeleine had veel belangstelling voor de keizerlijke keuken.  Dat was het domein van Stepman en dikke Marie.  Op de tafel stond altijd water, bier en wijn, maar de keizerin raakte de wijn nooit aan.  De pasteibakker van de keizerin Emile Legraive bezorgde lekkere taartjes.  Hij schreef hierover een receptenboek.  De voorkeur van de keizerin ging naar Franchipan.  Zij lustte ook melkbrood en kramiek.  
Dan haalde zij de krentjes eruit en zei :”Il y a partout des petits trous dans ma tartine.”

Charlotte en religie.

De keizerin was heel katholiek en koesterde een diepe devotie tot de Heilige maagd Maria.  Elke zondag werd de mis gelezen om 10.30 uur door pastoor Van Daele en later door pastoor Cools.  Er werden dan twee stoelen vooraan gezet en twee rijen erachter.  De twee Louis’ zaten op de tweede rij.  Madeleine moest bij die gelegenheden plaats nemen naast de keizerin.  Zij hield dan haar hand vast en bad luidop mee.  In haar andere hand hield ze haar roze koralen paternoster.  Zij fluisterde dan naar Madeleine :”Tu dois bien prier pour moi, car je suis très malheureuse”.
De keizerin had schrik van de nakende winter.  Ze kreeg dan bronchitis.  Dan dronk zij steeds vliersiroop.  Voor haar dood leed ze ook aan bronchitis en een griep er bovenop werd haar fataal.

Madeleine bleef achter in haar gezin met een onuitwisbare herinnering die zij bleef koesteren heel haar leven lang.

                                

                     Madeleine bij de voorstelling van het boek "De waanzin van Charlotte"

Deze getuigenissen verschenen in het boek "De waanzin van Charlotte" redactie Jos Pauwels.  Zij is gebaseerd op een grondige studie van een door gefilmde opname van de getuigenis van Madeleine en alles wat erover geschreven werd in de pers.  Want regelmatig werd Madeleine De Cuyper door  journalisten gevraagd.
Daarna heeft zij haar getuigenis voor het publiek een tiental keren herhaald in het salon van het kasteel van Boechout, bij de presentatie van het boek.  Tijdens een historische evocatie lag zij in het hospitaal.  Zij kwam toch opdagen en herhaalde drie maal haar relaas.
Ik heb haar op geen enkele tegenstijdigheid kunnen betrappen.

Geschenken van de keizerin aan Madeleine

Het personeel en de staf van de keizerin kregen bij bepaalde gelegenheden geschenken.  Madeleine heeft die heel haar leven gekoesterd.  Zij heeft er ons enkele van ter beschikking gesteld.  Zij werden in een schrijn ondergebracht in het salon op de benedenverdieping van het kasteel.  De foto van Maximiliaan hangt er ook.  

 










Het overlijden van de keizerin en haar uitvaart



DE OVERLIJDENSAKTE VAN KEIZERIN CHARLOTTA  Woensdag 19 januari 1927 overleed, na een op z’n minst bewogen leven, de toenmalige bewoonster van het kasteel van Boechout: prinses Charlotte van Saksen-Coburg-Gotha. Dochter van Leopold I en zus van Leopold II, was ze ook even keizerin van Mexico geweest. Haar leven is vrij uitvoerig beschreven van haar jeugd, haar korte maar turbulente periode in Midden-Amerika, tot de aftakeling naar haar levenseinde toe. Maar net als bij iedere andere overledene moest er dus ook een akte van overlijden bij de dienst burgerlijke stand van de gemeente waar ze woonde geregistreerd worden. Normaal gebeurde dit toen op voorgedrukte formulieren, enkele boven mekaar op een bladzijde, waar een ambtenaar en twee getuigen de gegevens in de open gedeelten vastlegden. Vaak is dit een formaliteit en tegenwoordig is het zelfs meestal zo dat de begrafenisondernemer en een toevallige “getuige” de aangifte bij de burgerlijke stand afronden, vaak zonder dat er zelfs nog een familielid of kennis bij aanwezig is. Voor iemand van haar positie in die toenmalige maatschappij liep het even anders… maar wie verwacht dat daar dan een mooi gekalligrafeerd document van zou gemaakt zijn, vergist zich: het was indertijd duidelijk zich met wat kunst en vliegwerk behelpen geblazen om de aangifte op papier te krijgen, inbegrepen enkele schrijffouten. Voor deze akte nam de burgemeester van Meise zelf de taak van ambtenaar op zich en in plaats van de traditionele twee getuigen, kwamen er in dit geval liefst zes aan te pas. En niet van de minsten: de Minister van Justitie, de Eerste Voorzitter en de Procureur-Generaal van het Hof van Cassatie, de Groot-Maarschalk van het Koninklijk Hof, de Grootmeester van haar Huis en tenslotte de persoonlijke geneesheer van de overledene. Charlotta overleed om zeven uur ’s ochtends en diezelfde dag om drie uur ’s namiddags hadden die zes personen, meestal uit Brussel, zich dus al in Meise verzameld om de officiële aangifte te doen. Maar voor diegenen die dus nog de illusie mochten koesteren dat zelfs oud-keizerinnen in 1927 visueel indrukwekkende overlijdensakten kregen… Haar begrafenisstoet die in een sneeuwstorm uit het kasteel van Boechout naar Laken vertrekt. [ foto uit: Haagsche Courant, nr. 13479, maandag 24.01.1927, 2de katern, blz. 1 ]

AKTE VAN OVERLIJDEN, Nr 6 Ten jare duizend negenhonderd zeven en twintig, den Den negentienden Januari om … ure … middag, zijn vóór Ons, negentien-honderd zeven en twintig te drie uur ’s namiddag, maken Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Meysse, Arrondissement Brussel, Provincie Brabant, verschenen wij Jozef Puttemans, burgemeester Ambtenaar oud van den jaren, beroep Burgerlijken wonende stand van de gemeente van de overledene Meysse, na vaststelling de akte op oud van het over- jaren, beroep lijden van wonende Hare Majesteit Keizerin van de overledene, dewelke ons verklaard hebben dat Maria Charlotta Amelia Augusta Victoria Clementina Leopoldina Prinses van België, Hertogin van Saksen, Prinses van Saksen-Coburg Gotha, heden voormiddag te zeven uur, overleden in het kasteel Van Bou- chout te Meysse, aldaar metterwoon gehuis- vesvestigd, oud zes en tachtig jaren zeven maanden en twaalf dagen, geboren te Lae ken; Weduwe van zijne Majesteit Ferdinand Maximiliaan Jozef Aartshertog van Ooostennrijk Maizer van Mexico; dochter van zijne Majesteit Leopold den Eerste, Joris Christiaan Frederik Koning de Belgen Na voorlezing dezer akte, in dubbel opgesteld, ontvangen te hebben Hertog van Saksen Prins van Saksen-Coburg-Gotha en van Louiza Maria Theresia Charlotta Prinses van Orleans, echtgenooten beiden overleden. Op de aangifte van Paul Louis AKTE VAN OVERLIJDEN Nr Ten jare duizend negenhonderd zeven en twintig, den Adrien Henri Hymans om … ure … middag, zijn vóór Ons minister van Justitie een en zestig jaar oud, metterwoon geves- Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Meysse, Arrondissement Brussel, Provincie Brabant, verschenen tigd te Brussel; van Arthur Gabriel Theo- oud dore Goddyn jaren, beroep eersten voor- wonende zitter van het Hof van van de … overledene, en verbreking een en zes- tig jaar oud oud metterwoon jaren, beroep gevestigd te wonende Brussel; van Paul Louis Fran- van de … overledene, dewelke ons verklaard hebben dat cois Olivier Leclercq procureur generaal bij het Hof van Verbreking, drie en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel; van Jean Graaf de Merode, Groot-Maarschalk van het Hof, twee en zestig jaar oud metterwoon ge- vestigd te Brussel, van August Constant Jules Marie Baron Goffinet, Grootmeester van het huis van Hare Majesteit Keizerin Charlotta, negen en zestig jaar oud, metterwoond gevestigd te Meysse en van Charles Marie Alphonse Verhage rustend geneesheer, genees- heer van Hare Majesteit Keizerin Charlotta, zeven en zestig jaar oud metterwoon gevestigd te Meysse. Van welke akte hun voorlezing werd gehouden, en de verklaarders hebben met ons ondertekend met goedkeuring der door- haling van al de woorden in druk in tegenwoordigen akt. Na voorlezing dezer akte, in dubbel opgesteld, ontvangen te hebben, [ volgen zeven handtekeningen ]


Keizerin Charlotte op haar sterfbed




Klaroenblazer Frans De Rijck










                De namis in de parochiekerk van Meise met de koninklijke familie 

In maart1925 werd Charlotte ernstig ziek. Iedereen dacht dat zij zou overlijden, maar zij herstelde nog eens en leefde nog een paar jaar langer. Haar gezondheidstoestand was echter fel achteruit gegaan. Zij kon niet meer zo goed bewegen en haar ogen waren zeer slecht geworden, door wat men toen staar noemde. Een spelletje kaart spelen lukte nog wel, want dat deed zij heel graag. Op de piano speelde zij nog wel eens de Mexicaanse hymne. Als het weer gunstig was maakte zij nog eens een ritje in het park in de paardenkoets. Haar monologen die zij af en toe nog voerde waren meer en meer onsamenhangend en om te sluiten zei ze nog al eens te pas of te onpas " Gedaan is gedaan " . Na de kerstdagen van 1926 kreeg zij een aanval van griep die uitmondde in een zware longontsteking.  Kort na de jaarwisseling ging haar gezondheid opnieuw sterk achteruit. In de nacht van 14 op 15 januari 1927 werd zij verlamd langs de linkerzijde, dit zou haar fataal worden. Op 19 januari rond 7 u. 's morgens is zij dan overleden. Zij was 86 jaar oud geworden. Maria-Carola-Amelia-Augusta-Victoria-Clementina-Leopolde, was niet meer. Zij werd geboren als prinses van België en als hertogin van Saksen. Door haar huwelijk met Maximiliaan van Oostenrijk werd zij aartshertogin, verder werd zij voor korte tijd vice-koningin van Lombardije - Venetië en ten slotte werd zij keizerin van Mexico. Het was een vrouw vol ambities die echter getekend was door het drama van het keizerrijk Mexico. Na ongeveer tien jaar te hebben verbleven in Tervuren, heeft zij nog 48 jaar geleefd op haar koninklijk domein van Boechout - Meysse,  Na haar overlijden werden er enkele dagen van algehele rouw afgekondigd door het koninklijk Huis dat toen onder de leiding stond van koning Albert I en koningin Elisabeth.         

Op 19 januari 1927, werd de overlijdensakte opgemaakt rond drie uur in de namiddag: "Wij, Jozef Puttemans burgemeester, ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Meysse, na vaststelling, de akte van het overlijden van Hare Majesteit keizerin Marie Charlotte Amelia Augusta Victoria Clementina Leopoldina, prinses van België, hertogin van Saksen, prinses van Saksen Coburg Gotha, heden voormiddag te zeven uur overleden in het kasteel van Boechout te Meysse aldaar metterwoon gevestigd, oud zesentachtig jaar zeven maanden en twaalf dagen, geboren te Laken, weduwe van Zijne Majesteit Ferdinand Maximiliaan Jozef, Aartshertog van Oostenrijk, Keizer van Mexico, dochter van Zijne Majesteit Leopold den Eerste, Joris, Christiaan, Frederik, koning der Belgen, Hertog van Saksen, Prins van Saksen Coburg Gotha en van Louiza Maria Theresia Charlotte, Isabelle, Prinses van Orleans, echtgenoten beiden overleden. Op aangifte van Paul Louis Adrien Henri Hijmans, minister van Justitie, een en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Arthur, Gabriel, Theodoor, Goddijn, eerste voorzitter van het Hof van Verbreking, een en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Paul Louis François Olivier Leclecq, procureur generaal bij het Hof van Verbreking, drie en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Jean , graaf de Merode, grootmaarschalk van het Hof, twee en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Brussel, van Auguste Constant Jules Marie baron Goffinet, grootmeester van het Huis van Hare Majesteit Keizerin Charlotte, negen en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Meysse en van Charles Marie Alphonse Verhage, rustend eerst aanwezend geneesheer van Hare Majesteit, Keizerin Charlotte, zeven en zestig jaar oud, metterwoon gevestigd te Meysse. Van welke voorlezing werd gedaan."                                                                          

( Vermits er reeds vergissingen geslopen zijn in de datum van overlijden van keizerin Charlotte werd hiervoor een afschrift genomen van de overlijdensakte. De overlijdensdatum is dus 19 januari 1927.)

Op 22 januari 1927 werd zij begraven in de crypte van de Onze- Lieve- Vrouwkerk te Laken. Reeds vroeg in de morgen werd de kist met haar stoffelijk overschot afgehaald met een lijkwagen getrokken door vier paarden. Het was winter, het sneeuwde en het was bitter koud. De gevel van het kasteel was behangen met rouwbekleding en de ingespannen paarden droegen eveneens rouwdekens. Vermits er een grote afstand is tussen het kasteel van Boechout te Meise en de O. L. Vrouwkerk te Laken, werd er een reserve van vier paarden voorzien om de vermoeide dieren tijdig kunnen af te lossen. De rouwstoet werd afgesloten met een afdeling van 21 rijkswachters. De klaroen van dienst, reeds van 1926 verbonden aan het Huis van de keizerin te Meise, was Frans De Rijck uit Asse, geboren in 1906 die als grenadier zijn legerdienst vervulde in de klas 26 bij de keizerin. Dit was het lievelingsregiment van de keizerin, meer bepaald het eerste regiment grenadiers. Als klaroen opende hij natuurlijk de rouwstoet. Tot in de kleinste details vertelde hij nadien aan zijn zoon Leo hoe die reis naar Laken was verlopen. Frans De Rijck overleed pas in het jaar 1988, maar zijn zoon Leo vertelde mij over al de belevenissen van zijn vader op het domein van Boechout. Dat het bitter koud was en dat de besneeuwde wegen glad waren, vertelde hij ook. De bijgevoegde foto's bewijzen dit. Op de rouwdienst in de O. L. Vrouwkerk te Laken, was de ganse koninklijke familie aanwezig onder de leiding van koning Albert I en koningin Elisabeth. Daarna werd de lijkkist naar de crypte gedragen door zes overlevende soldaten van het vrijwilligerslegioen, tussen een haag van" Charlottes", die in Mexico geboren werden uit de koppels die behoorden tot het vrijwilligerslegioen en waarvan de keizerin meter was.

Haar stoffelijk overschot werd voor eeuwig opgebaard in de opzij gelegen crypte achter een bronzen deur waar Alpha en Omega zijn op aangeduid. Op de kist zelf werden de volgende aanduidingen aangebracht: «  Sa Majesté Marie Charlotte princesse de Belgique veuve de sa Majesté l'archiduc Maximilien d'Autriche, Empereur de Mexique  1840  -1927. Van de erfgenamen van Charlotte kregen de overlevenden van het vrijwilligerslegioen, als herinnering en waardering, een spaarboekje van de Spaar en Lijfrentekas, waarop 3.125 fr was ingeschreven.                                                                                                    

Op dinsdag 25 januari had er nog een plechtige rouwdienst plaats in de parochiekerk van Meise. Die dienst werd gezongen door E.H. pastoor Cools. Hij werd bijgestaan door de heren pastoors en onderpastoors van de naburige parochies. Die rouwdienst werd bijgewoond door koning Albert I en koningin Elisabeth, door prins Leopold en prinses Astrid, prins Karel en prinses Marie Josée, prinses Clementine weduwe van prins Bonaparte Napoleon en kinderen Napoleon en Génovéva, baron Auguste Goffinet en zijn tweeling broer Constant Goffinet. Verder waren er de bevelhebbers van het kasteel van Boechout, kolonel Van Eeckhout, dokter Verhage, de hofdames en al het personeel en het werkvolk van het domein. De ordediensten werden verzekerd door 21 rijkswachters. Die gegevens werden opgetekend in de Manuale Pastoris van Meysse. Ook de kosten werden er in vermeld van de nadienst, zij bedroegen 5.000 fr.

Na het overlijden van Charlotte bleef het kasteel van Boechout nog geruime tijd onbezet. Ondertussen werd de belangrijkste inboedel overgebracht naar het paleis van Laken. De koninklijke erfgenamen hadden nog gedurende enkele jaren het domein van Boechout en Meysse in eigendom. Uiteindelijk was het koninklijk domein meer dan een halve eeuw betrokken door de koninklijke familie.

Ook nog onder Leopold III en koningin Astrid, die er graag even kwamen genieten van de schoonheid en de kalmte van het uitgestrekt park. Pas in het jaar 1938 zou dit domein eigendom worden van de Belgische Staat die er de Nationale Plantentuin liet inrichten. De overige eigendommen kwamen terecht bij particulieren; in de eerste plaats bij de Heer Jan Baptist Van Gijsel die deze eigendommen allemaal zou verkavelen, op de één of andere manier. Meer details vindt men hierna.                                                                                                             

Bibliografie

In Meise :

Edwin Ganz “Le domaine royal de Boechout et ses chàteaux” 7 pagina's
Jan Vanden Eynde “Meise” pag.22-24
Constant Noppen “De heren van Boechout en hun waterburcht in Meise” pag. 203-221
Jef De Cuyper “Meise, onder de toren van St.-Martinus” pag. 19
Jef Heyvaert “Meise van oorsprong tot 1940” pag. 360-361
Jos Pauwels “De waanzin van Charlotte” Achilles Bettesone “Keizerin Charlotte op rust in Meise”

Berla 

 13.014 Edwin Ganz Fo
 14.001 Edwin Ganz tijdlijn Achiel Bettesone
 24.009 Slotkapel kasteel Boechout E. Van Hemeldonck
 34.010 Charlotte Julia Cornelissen
 61.013 Charlotte en Maximiliaan Julia Cornelissen
 63.003 De waanzin van Charlotte Jos Pauwels
110.031 Overlijdensacte keizerin Charlotte Eric Van Baelen
126.003 Boechouttijdens WO I Jan Buyens
137.040 Vrijwilligerscorps van Mexico Jan Buyens
148.052 Fo aquarel kasteel Boechout De Brandener


          

Elders :

Maximilien et Charlotte du Mexique / la tragédie de l'ambition
André Castelot  Librairie Académique Perrin, Paris, 1977

Maximilian Kaiser von Mexico  Joan Haslip
Buchgemeinschaft  Donauland, Wien e.a., 1972

(Vertaling uit het Engels van 'Imperial Adventurer - Emperor Maximilian of Mexico', Weidenfeld and Nicolson, London, 1971)

Maximilien et Charlotte du Mexique  Egon Cesar Comte Corti
1865-1867 (deel II) Librairie Plon, Paris, 1927
D'après les archives secrètes de l'empereur Maximilien et autres sources inédites

La Tragédie Mexicaine Baron C. Buffin

Les Impératrices Charlotte et Eugénie Albert De Wit, Bruxelles, s.d.

Charlotte La passion et la fatalité Mia Bibliothèque de l'Histoire Duculot, Paris, 1990 (Traduit du Néerlandais par L. Wellekens et G. Allaer)

Charlotte / Van Laken tot Mexico: biografie van een keizerin Mia Kerckvoorde
Lannoo, Tielt, 1991

Charlotte / La passion et la fatalité Mia Kerckvoorde
Editions Racine, Bruxelles, 2001

De geschiedenis van Prinses Charlotte van België, keizerin van Mexico
1840-1927 Mia Kerckvoorde

Liefde, eenzaamheid en tragiek rondom een keizerskroon…
Het Volk, Gent, 1983

Le Mariage de Maximilien et Charlotte V. Capron
Journal du Duc de Brabant 1856-1857

Met handgeschreven brief aan (Jo) Gérard Ed. V. Capron, Bruxelles, 1986

Légionnaire au Mexique 1865-1867 Eugène Amiable
Charles Dessart, Bruxelles, 1942

Charlotte, l'Impératrice fantôme Robert Goffin
Les Editions de France, Paris, 1939

Charlotte de Belgique, l'Impératrice du Mexique
Comtesse H. de Reinach Foussemagne  Librairie Plon, Paris, 1925

Aventures du corps expéditionnaire belge au Mexique Jean Liedel
Ed. Draps, Wemmel, 1944

Notes prises au Mexique Par un officier de la légion belge
Imprimerie Militaire E. Guyot, Bruxelles, 1867

L'Expédition des volontaires belges au Mexique 1864-1867
Au service de Maximilien et de Charlotte (2 boekdelen) Albert Duchesne
Musée Royal de l'Armée et d'Histoire Militaire, Bruxelles, 1967

Le Meixique Histoire de l'Etablissement et de la Chute de l'Empire de Maximilien De Schrynmakers Alfred Castaigne, Bruxelles, 1885


Charlotte ou la nuit mexicaine Liliane Wouters Pièce en douze séquences
Les Eperonniers, Bruxelles, 1989

De Herdersknaap uit Tyrol
Een verhaal uit de gelukkige en de ongelukkige dagen van Maximiliaan van Mexico  L.F. Van Genk, 's-Hertogenbosch, 1885

Maximilien Empereur du Mexique J.-P. des Vaulx
J. Lefort, Lille, 1881 (derde editie)


Voyage au Mexique de New-York à Vera-Cruz par terre Jules Leclercq
Hachette, Paris, 1885

Prinses Charlotte Keizerin en Martelares De roman van haar leven, haar dood
Met vele illustraties Patria, Antwerpen,  s.d.

Krankzinnig uit Liefde (in 58 afleveringen)
Vlaamsche Boekhandel, Antwerpen, s.d.

De Doorbraak van de Hoop  Mexico van 1810 tot 1910 / Le Creuset de l'Espérance Le Mexique de 1810 à 1910       BBL, Bruxelles, 1993


Le Château de Bouchout / Résidence de la Princesse Charlotte
Psyché / le miroir des belles choses  Mars 1925 (omslag van R. Magritte)

Carlota De vrouw die rozen at.  Kristien Dieltiens B&L
boek van Laura Martiinez Belli

Dix princesses Gloires, drames et bonheurs des princesses de Laken Brussel, 2002                     Geen kind! Achiel Bettesone Patrick Weber Ch

Strips Keizerin Charlotte Fabien Nury en Mathieu Bonhomme uitg. Billoan
1. De prinses en de aartshertog
2. Het rijk weldra verschijnt
3. Adios, Carlota
4. Zestig jaar eenzaamheid

In Mexico :

Carlos Monsiváis Aires de familia. Cultura y sociedad en América Latina. Barcelona, Ed. Anagrama, Collección Argumentos, 2000
Ignacio Díaz Ruiz. America l : apuntes para el fin del sigloatina in Patricia Galeana (coördinatrice).  Latinoamérica en la concienciaeuropea.  Europa en la conciencia latinoamericano.  Mexico, AGN, CCYDEL-UNAM, FFyL-UNAM, CONACULTA, FCE, 1999
Emile de Kératry.  L’élévation de la chute de l’empereur Maximilien.  Intervention française au Mexique, 1861-1867.  Paris, Librairie Internationale, 1867
André Castelot.  Maximiliano y Carlota.  La tragedia de la ambición, Mexico, Edamex, 1985
José C.Valdés.  Maximiliano y Carlota en México.  Historia del Segundo Imperio.  Mexico, Diana, 1993
Martin Quirarte.  Histografía sobre el Imperio de Maximiliano.  Mexico, UNAM, 1970.
Suzanne Desternes y Henriette Chandet. 
Maximiliano y Carlota.  2de uitgave, Mexico, Diana, 1968.
Emmanuel Masseras.  Ensayo de un imperio en México. 
Libros del Bachiller Sanson Carrasco, 1985.
Emile de Kératry.  Elevación y caídadel emperador Maximiliano.  Intervencion francesa en México. 1861-1867.  Mexico.  Imprenta del comercio, 1870.
Emmanuel Domenech. 
Recuerdos de la época de la Intervención.  México tal cual es (1866) … Querétaro.  Demetrio Contreras, editor, 1922.
Francisco de Paula de Arrangoiz.  México desde 1808 hasta 1867.  Mexico, Porrúa, 1968.
José Luis Blasio.  Maximiliano íntimo; el emperador y su Corte (Memorias de un secretario particular).  Paris/Mexico, Vda. De Ch. Bouret, 1905.
Patricia Galeana.  Monarquía o Repùblica?, México y su Historia (1855-1867), deel 7 – Los Tratados de Miramar.Mexico, UTEHA, 1984.
Archief José C. Valadés.  Archief van Wenen vertaald in het Spaans.  Correspondencia sostenida entre el emperador Napoleón III, la emperatriz Eugenia, el archiduque Maximiliano y la archiduquesa Carlota, de octubre de 1861 a el 8 noviembre de 1866.
Niceto de Zamacois.  Historia de Méjico, deel XVII, Barcelona/Mexico, J.F.Parres, Editor, 1881.
Jesús García Guttiérrez.  La Iglesia Mexicana durante el Segundo Imperio.  Mexico.  Editorial Campeador, 1955.
Andrew N. Cleven.  The ecclesiastical Policy of Maximiliano of Mexico, in The Hispanic American Review, Duke University Press, 1929.
Egon Conte Conti. Maximiliano y Carlota.  Vertaling van Vicente Caridad, Mexico, FCE, 1944.
Armand Praviel.  La vida tragica de la emperatriz Carlota. 1937 Serie Vidas Extraordinarias.1932  Buenos Aires Madrid Espasa Calpe.
Alfred Jackson Hanna en Katryn Abbey Hanna.  Napoleon III y Mexico.  Mexico, FCE, 1973.
Decretos y reglamentos(…) del Imperio Mexicano. 
Mexico, Imprenta de Andrada en Escalante, 1865.
Pierre de la Gorce.  Histoire du Second Empire.  Paris, 1874.
Vicente Riva Palacio.  Antología.  Mexico, UNAM, Biblioteca del Estudiante Universitario, 1976.
Carlos Monsiváis Aires de familia. Cultura y sociedad en América Latina. Barcelona, Ed. Anagrama, Collección Argumentos, 2000Ignacio Díaz Ruiz. America l : apuntes para el fin del sigloatina in Patricia Galeana (coördinatrice).  Latinoamérica en la concienciaeuropea.  Europa en la conciencia latinoamericano.  Mexico, AGN, CCYDEL-UNAM, FFyL-UNAM, CONACULTA, FCE, 1999Emile de Kératry.  L’élévation de la chute de l’empereur Maximilien.  Intervention française au Mexique, 1861-1867.  Paris, Librairie Internationale, 1867André Castelot.  Maximiliano y Carlota.  La tragedia de la ambición, Mexico, Edamex, 1985José C.Valdés.  Maximiliano y Carlota en México.  Historia del Segundo Imperio.  Mexico, Diana, 1993Martin Quirarte.  Histografía sobre el Imperio de Maximiliano.  Mexico, UNAM, 1970.Suzanne Desternes y Henriette Chandet.  Maximiliano y Carlota.  2de uitgave, Mexico, Diana, 1968.Emmanuel Masseras.  Ensayo de un imperio en México.  Libros del Bachiller Sanson Carrasco, 1985.Emile de Kératry.  Elevación y caídadel emperador Maximiliano.  Intervencion francesa en México. 1861-1867.  Mexico.  Imprenta del comercio, 1870.Emmanuel Domenech.  Recuerdos de la época de la Intervención.  México tal cual es (1866) … Querétaro.  Demetrio Contreras, editor, 1922.Francisco de Paula de Arrangoiz.  México desde 1808 hasta 1867.  Mexico, Porrúa, 1968.
José Luis Blasio.  Maximiliano íntimo; el emperador y su Corte (Memorias de un secretario particular).  Paris/Mexico, Vda. De Ch. Bouret, 1905.
Patricia Galeana.  Monarquía o Repùblica?, México y su Historia (1855-1867), deel 7 – Los Tratados de Miramar.Mexico, UTEHA, 1984.
Archief José C. Valadés.  Archief van Wenen vertaald in het Spaans.  Correspondencia sostenida entre el emperador Napoleón III, la emperatriz Eugenia, el archiduque Maximiliano y la archiduquesa Carlota, de octubre de 1861 a el 8 noviembre de 1866.
Niceto de Zamacois.  Historia de Méjico, deel XVII, Barcelona/Mexico, J.F.Parres, Editor, 1881.
Jesús García Guttiérrez.  La Iglesia Mexicana durante el Segundo Imperio.  Mexico.  Editorial Campeador, 1955.
Andrew N. Cleven.  The ecclesiastical Policy of Maximiliano of Mexico, in The Hispanic American Review, Duke University Press, 1929.
Egon Conte Conti. Maximiliano y Carlota.  Vertaling van Vicente Caridad, Mexico, FCE,1944.
Armand Praviel.  La vida tragica de la emperatriz Carlota. 1937 Serie Vidas Extraordinarias.1932  Buenos Aires Madrid Espasa Calpe.
Alfred Jackson Hanna en Katryn Abbey Hanna.  Napoleon III y Mexico.  Mexico, FCE, 1973.
Decretos y reglamentos(…) del Imperio Mexicano.  Mexico, Imprenta de Andrada en Escalante, 1865.
Pierre de la Gorce.  Histoire du Second Empire.  Paris, 1874.
Vicente Riva Palacio.  Antología.  Mexico, UNAM, Biblioteca del Estudiante Universitario, 1976.

Archief Sib

1.     De Officiële biografie

De  waanzin van Charlotte
Madeleine De Cuyper
 “Jeugdherinneringen aan keizerin Charlotte” Jef L. DC Sib

2Pers

2.     
Streekkrant Vilvoorde 26.9.2002
De heren van Boechout leven voort in kasteel van Meise Het Volk 18.3.1991
Parochieblad Meise St.-Martinus
Meise evoceert verleden
Adel van Boechout in stoet door Meise
Streeknieuws Madeleine De Cuyper : “Bij keizerin Charlotte liep ik vrij binnen en buiten”
Het Volk Meise : Historische stoet rond de heren van Boechout
13.12.1988 Kasteel Boechout weldra toegankelijk
27.11.1991 Voorzitter kerkfabriek Constant Noppen overleden

3. 3. Fotoarchief

 
Geschenken keizerin Charlotte aan Madeleine
Huwelijksplechigheid prinses Charlotte

4. 4.   Filmarchief

4.
DvD 75
Keizerin Charlotte
Kasteel
Kasteel
Kasteel
Ter informatie:
Juni (6?) 2004, Canvas, 'American Castles': een uitgebreide uitzending over het kasteel van Miramar en zijn beroemde (kortstondige) bewoners Maximiliaan en Charlotte.

Bijzonder interessant voor de voorstelling van de keizer en de keizerin.

5. Losse nota's

6. Evocatie : stoet rond Boechout

6.

L

     Programmaboekje
Heren van Boechout
Uitnodiging G. Renson
Samenstelling stoet + klad
Voorbereidende stukken kledij en historie

7. 7. Liberalism

7.     
Inschrijvingsformulier
Badge 41 Jef De Cuyper
Uitnodiging
Programma
Charlotte was rood Patricia Galeana

         8.  Eigendommen van Keizerin Charlotte

         9..    Genealogie koninklijke familie

1     10. Bibliografie

11   11. Archieven van anderen
       Berla
       Jean Stallaert

1     12.  Fictie
         "Zotte Carlotta la loca" Lieven Sioen 
Toneel

        Jeugdboek Herman Van Campenhout
        
 “Locura Imperial”  Laura Martinèz Belli 

8


8

8.   

9.   


Geen opmerkingen:

Een reactie posten