maandag 7 augustus 2023

 

Dossier : De heren van Meysse en hun waterburcht in Meys






Inhoud :

1. Gepubliceerde teksten van andere auteurs

1.1 T'Serclaes : L'érection de toutes les terres, domaines et familles titrées du Brabant

1.2 Wauters A. : Histoire des environs de Bruxelles

1.3 Edwin Ganz

M. Noblon : Gravure van J. Neefs naar een schilderij van Antoon Van Dijck

1.4 Wapenboek provincies en gemeenten van België Gemeentekrediet 1969

De herautstukken van Meise

1.5 Van den Eynde Jan : Meise

1.6 Eigen Schoon en de Brabander

1.7 Achiel Bettesone Historische data : http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise

1.8 Jef Heyvaert

1.9 Stefan Vidts Meise Domein van Boechout

1.10 Lucien Van Hemeldonck Berla 1983.01.02

        Berla of Het waterken

1.11 E. Van Hemeldonck - Van Antwerpen Het hof van Meise Berla 1983.32.02

        Het kasteel van Meise

       Hoe werden de van der Linden - d'Hoogvorst dorpsheren van Meysse ?

1.12 Max Servais Heraldiek van België

1.13 Stadsarchief Brussel

2. Kaarten

Grondplan 

3. Gebouwen vroeger en nu

Ingang Meise - dorp
Kasteel van Meysse
Kasteel van d' Hoogvorst
Vriendschapstempel
Ijskelder
Oranjerie
De Valckhoeve
Hermitage
Werkplaats
Houtlab

4. Genealogie

XIIIde eeuw Grimbergen Nassau leengoed

1212 de Menza Arnold en Rengot
1294 van Immerseel
         van Lier
         van de Werve
         van Berchem

1544 of 1554 van der Ee Jan en Anna van Boechout
1671 Barbara van der linden
1818 nieuw onder baron Emmanuel

1866                      Leon
1891                      Edmond
1881 staf Keizerin Charlotte 
Cdt Luit. Kolonel Tillier

1938 Belgische staat
1940 Duits leger

1944 Engelsen - afgebrand
Nationale Platentuin
Plantentuin Meise

5. Toponomie

6. Kunst

7. Bibliografie


1. Teksten

1.1. T'Serclaes : 

        L'érection de toutes les terres, domaines et familles titrées              du Brabant







1.2. Wauters A.  :
       Histoire des environs de Bruxelles livre 4  Meysse

Naast de mooie grasvelden en lommerrijke plaatsen van het domein van Boechout, strekken zich aan de overzijde, prachtige en pittoreske tuinen uit; de beek die in het midden van de vallei kronkelt trekt de bijna onzichtbare grens tussen de twee domeinen, die geschapen schijnt om het geheel op te fleuren.  Maar het kasteel van Meysse, stevig bouwwerk dateert slechts van 1818, geeft niet het originele cachet dat Boechout onderscheidt, en haar geschiedenis herinnert niet aan de bewogen episodes en illustere afstammingen. Het oude landhuis bestond uit drie woongelegenheden omringd door een binnenkoer; deze werd langs de vierde kant afgesloten door een muur waarin een grote centrale poort en twee torens met drie verdiepingen, waarop een hoge vlaggenmast (De Cantillon, l.c. p.161).
Ridder Rengot de Menza en Arnoul de Menza kwamen tussen als getuigen, in 1212, in een geschil van Gerard van Grimberghe.  Arnoul, ongetwijfeld door een band met de Crainehms, werd een van de heren of beschermheren van het kapittel van Anderlecht; in overleg met zijn vrouw Gisèle, en via een acte gegeven op het kerkhof van Anderlecht, stierf hij in het klooster van Ninove 9 bunder van zijn neef in Neerpede, op 9 september 1223, in aanwezigheid van zijn meester Laurent, van zijn lijfeigene Godescalc en van zijn bedienden Walter de Beverne en Simon; hij verliet nog aan dezelfde gemeenschap 44 bunder , die een rente opbracht waaraan hij afzag in Mens of Meysse, de dag van de heiligen Simon en Juda, 28 oktober 1227.
Vanaf het einde van de XIIIde eeuw wordt het hof te Meysse beheerd door de heer
Van Immerzeel.  Arnold Van Lier, heer van Immersele, leefde onder Jan I, die hem het dorp Wommelgem schonk; zijn zoon, met dezelfde naam, trouwde volgens de genealogen met Marguerite van Bouchout.  Sire Jan Van Lier, die geboren werd uit dit huwelijk, bracht hulde in 1356 aan Louis Van Male; maar op 20 januari 1356 – 57 , deed hij afstand van zijn leengoed dat hij bezat via de prins.  Zijn zoon Godfried had met zijn tweede vrouw Béatrix van Duffel, Walter van Immersele, die in 1401 het hof of boerderij van Meysse bezat.  Zijn broer Arnold had twee kinderen : Arnold, die in Parijs studeerde in 1447, en Elisabeth, echtgenote van Godfried Villain, heer van Burcht.  Het landgoed van Meysse was in 1474 in het bezit van Charles van Immersele.  Adrienne van Immersele bracht het door haar huwelijk in handen van Arnoul van de Werve; hun zoon Jean, daarna Charles geheten, nam het na hun over, en liet het aan zijn zus Marguerite,  echtgenote van de heer Henri van Berchem (vereffening van 11 juni 1544).  Deze samen met Marguerite Scheyffs, weduwe van Charles  van Immersele, verkochten het aan Jean, zoon van meester Lambert vander Ee, heer van St. – Stevens - Woluwe, en aan zijn vrouw Anne van Bouchout ( r. van 30 juni 1556).
Deze laatste had reeds van haar vader en zijn neef, alle twee Laurent genoemd, een heerlijkheid in Meise en een feodaal hof dat zich uitstrekte in Grimbergen, Beigem en Humbeek, als leengoed gehouden door de twee heren van Grimbergen;  Zij werd moeder van Jean vander Ee, benoemd tot amman van Brussel op 12 januari 1589, als plaatsvervanger van de heer Antoine Van Os, ridder geworden in 1593 en gestorven in 1607.  Deze had meerdere kinderen bij Marguerite van Sancto – Joanne, die stierf in 1602, en o.a. Jean François vander Ee, die door de aartshertogen Albrecht en Isabella benoemd werd tot amman ter vervanging van zijn vader op 9 januari 1608, en die deze functies behield tot zijn dood in 1645. 



Dit portret komt uit de catalogus van werken van Van Dijck van Dutoit onder het nummer van deel 4153.  Volgens het jaarboek van de Belgische adel d’ Altenstein.  Jean François vander Ee, heer van Meysse was amman van de stad Brussel, titel die hij erfde van zijn vader bij diens dood in 1608.

Zijn zus Anne had als erfgenaam haar vrouwelijke bloedverwante Anne Vanderee, dame van Lanenburgh.  Haar opgestapelde  schulden veroorzaakten het beslag dat gelegd werd op het hof van Meysse, dat verkocht werd, in gevolge decreten van de raad van Brabant van 12 november 1671, aan Barbe vander Linden, dame van Staye, weduwe van raadsheer Bourgeois, en echtgenote van Don Diégo Gomès d’ Espinosa, oorlogsraadgever, ridder van Sint – Jabob, kampoverste van een regiment van Spaanse infanterie (5 februari 1672);  Barbe vander Linden duidde als haar algemene erfgenaam haar neef Jean – Philippe vander Linden d’ Hoogvorst aan, en als hij stierf zonder wettige erfgenamen, zijn zussen, Barbe Marie, Anne – Ermance en Marie – Françoise.

Jean Philippe vander Linden, baron d’ Hoogvorst (vereffening van 11 december 1665) huwde met Anne – Albertine d’ Ongnyes, waarvan hij baron Jean François Joseph Ignace (r. van 24 augustus 1690) had, stierf in 1734, en die zich verbond met Constance Le Vasseur de Guernoval.  Uit deze verbintenis werden verschillende kinderen geboren, en o.a. Joseph Ignace François (r. van 3 augustus 1734 en van 21 november 1772), aan wie zijn  2de vrouw, Marie Catherine de Brunne kapittel van Moustier, één zoon had, baron Jean Joseph d’ Hoogvorst (r.9 augustus 1783), graaf van Hombeek, die zich actief mengde in de Brabantse revolutie, en die emigreerde tijdens de eerste jaren van de Franse revolutie.
Uit hem en Angélique de Gages, kapittel van Nivelles, werden geboren, o.a. de barons Emmanuele en Joseph d’ Hoogvorst.  Deze werd burgemeester van Brussel in 1814 en 1815, en gedurende een lange tijd lid van de Belgische senaat.
De heer Emmanuel d’ Hoogvorst, die door de Burgerwacht van Brussel verkozen werd tot opperbevelhebber in 1830, enkele dagen na 25 augustus, vervulde die post met brio en overgave.  Rijk en van een oude en gewaardeerde familie, verbonden met bijna heel de Belgische adel, vertegenwoordigde hij, in het hart van de oproerige beweging, de behoudsgezinde en monarchale groep, die de troon van Nederland ondermijnde zonder te weten waar de gevolgen van deze  inspanningen zouden eindigen.  Uit patriottisme, eerder dan uit ambitie, aanvaardde hij, zonder ervoor te solliciteren, de positie die hij innam,. ‘ Hij verdient ten andere deze lof, zegde een schrijver, waarbij hij zich nooit onbeslist gedroeg op het ogenblik van gevaar, en dat hij op zijn post bleef tot het einde, in een tijd dat men moed nodig had om zo te handelen.  Inderdaad, toen het Hollands kanon op Brussel gericht was, wanneer de meeste chefs gevlucht waren naar Henegouwen of Frankrijk, verliet de eenzame baron d’ Hoogvorst het stadhuis niet.  Zonder de directie van de actieve krachten op te eisen, nam hij deel aan alle vergaderingen of organiseerde hij het verzet, en toen hij vanaf 24 september in het voorlopig bewind trad, trotseerde hij de woede van de koning,, waarvan de legers schenen te overwinnen tegen enkele slecht bewapende vrijwilligers.  Wanneer de strijd stopte, verliet d’ Hoogvorst vrijwillig de macht, en nam genoegen met de eerder functies die eerder voor de eer, dan belangrijk waren, als opperbevelhebber van de Burgerwacht van het rijk.

Het hof van Meysse of van Immersele werd als leengoed gehouden van Grimbergen – Nassau, met de tuinen, gronden, weilanden en weiden die in het totaal 22 bunder bedroegen, een vijver van anderhalve  dagwand, de heerlijkheid van Meysse, Rode en Nieuwenrode, die hoge, middelmatige en lage rechtspraak inhield, een rente in Meysse, Rhode, Ten – Bosch en Strombeek., voor een jaarlijkse waarde van 12 pond de gros van Brabant, een feodaal hof van 5 schattingen, enz;  Deze eigendom bevatte de feodale dienst met een vechter te paard en twee te voet.  Een register van heerlijkheden van 1474 annexe aan het kasteel een hoeve genaamd te Nieuwenhove, en zegt dat ze gehuurd werd , met 28 bunder afhankelijkheden, voor 9 pond 18 schellingen, per jaar.  Het domein van Meysse vormt vandaag een van de mooiste in de omgeving van Brussel; baron d’ Hoogvorst heeft het aanzienlijk uitgebreid en heeft er de beste methoden van cultuur ingevoerd.

Achter het kasteel, en zonder twijfel op de plaats waar zich nu de pastorij bevindt, stond er een stenen huis genaamd ’t Waterken of Berla, omgeven door water, met vijvers.  François De Becker, vishandelaar, en zijn vrouw Jeanne De witte kochten het op 26 oktober 1627, van Marguerite Van Oudenhaege, weduwe van Gaspard Stubbelere. Het was een deel van een leengoed bestaande uit 7 dagwand vijvers en dien Antoine van Bouchout vroeger verworven had van Grimbergen – Nassau.  Robert, derde zoon van Antoine, had er de vereffening van gemaakt, de 17 januari 1548 – 49, en Arnoul, de zoon van Robert, voltooide dezelfde formaliteit op 6 juni 1560.  De 9 oktober 1600, stonden de heer Jean de Bourgogne ook  Falaix heer van Liezele, en zijn vrouw de eigendom af aan Jean de Meer, burgemeester van Grimbergen, van Meise, van Beigem en van Strombeek, die nog slechts bestond uit een boomgaard met vijvers, reservoirs en dijken. 




Kaart Meise dorpskern
1. De kerk met de Dries
2. De rechtbank
3. Het dorpskasteel
4. De pastorie
5. Het vertrekpunt van de wegen

Stippellijnen :   De verdeling van de velden rondom de dorpskom in regelmatige blokken  afgelijnd door veldwegen.  Quid Romeins kasteel.

1.3. Edwin Ganz

          Het kasteel van Meysse in 1670



Wapenschilden van de familie vander Ee  Werk van J. Le Roy, 1696
Het kasteel van Meysse reeds gekend in de XIIIde eeuw werd vroeger “Hof te Meysse” en ook “’t Hof van Immersele” genoemd was eigendom van van Immersele die behoorden tot de eerste heren van Meysse.  Het kasteel werd verkocht in 1544 aan de familie vander Ee.  Er staat in de kerk een mooie grafsteen van Jean François vander Ee die amman was van Brussel van 1608 tot 1645.  Hij volgde zijn vader op in deze functie.
Barbe vander Linden, dame van Staye bekwam het kasteel van Meys op 12 november 1671.  Zijn was de eerste die de titel van “Dame van Meys van Immersele Rode en Nieuwenrode” mocht dragen.  Barbe vander Linden trouwde in een tweede huwelijk op 5 februari 1671 met Don Diego Gome’s van Espinosa, oorlogsraadsheer, ridder in de militaire orde van Sint Jacob en kampmeester  van een regiment van Spaanse infanterie.  Zij  legeerde het hof aan haar neef Jean vander linden, baron d’ Hoogvorst die huwde met Hélène d’ Ognies, baronne van Courrières.  Een mooi schilderij geschilderd door Jean Valevens (Ec. Holl. 1640 – 1723) heeft de charmante trekken van Hélène d’ Ognioes “dame van Meys” vereeuwigt.  Zij was een van de vooraanstaande dames was van haar tijd.  Het  behoort tot het bezit van Baron d’ Hoogvorst.
Het kasteel van Meysse werd helaas volledig herbouwd in 1883 door baron d’Hoogvorst en het werd toegevoegd aan het koninklijk domein van Boechout.  Het werd  bewoond door de dignitarissen van Hare Keizerlijke Hoogheid Charlotte tot 1927.
Bij onderzoek van de tekening van Harrewijn, uittreksel van het belangrijk werk van J. Le Roy 1696, is het niet moeilijk zich de poëtische charme in te beelden van deze oude herenwoonst omgeven door water met in zijn  decor van gebladerte van de domeinen van Meys en van Boechout.               Vertaling uit het origineel Frans door Jef De Cuyper

      Baron d’ Hoogvorst in de volksoverlevering  E.S.e.d.Br. nr.3 10-11 1937

 Verdediging van Meise tegen vreemde vechtersbazen.

In de jaren 60 van de vorige eeuw werd er nogal gevochten tussen ploegen drinkebroers van ’t een tegen ’t ander.  Elke kermiszondag, in de zomer, zat het erop.  Ze daagden mekaar uit van de een kermis op de ander.  En als er al soms een zondag tussen viel zonder kermis, trokken ze in bende, op ’t goed geluk af, naar een naburig dorp, zochten er ruzie met de vreedzame boerkens die, bij hun zondag kaartspel, hun pint zaten te drinken.  Het eindigde gewoonlijk met een gevecht in regel.
Het schijnt dat de mannen uit Breestraten (gehucht van Merchtem tegen Rossem) toen doorgingen voor de meest beruchte vechtersbazen van de streek.  Zij hadden zojuist nog heel Ossel overhoop gezet.  Daar waren er ook van Meise en die waren de arme Osselaars bijgesprongen.  “Wacht, zeiden die van de Breestraten, de volgende zondag komen we naar Meise en we slaan er alles kort en klein!”
Dit hoorde burgemeester baron d’ Hoogvorst.  Hij besloot eens voor goed een einde te stellen aan dat eeuwig vechten.  Hij was toen al een oude man, wel 80 jaar, maar nog kloek en strijdlustig genoeg.  Evenals in ’t jaar 30, te Brussel, zou hij orde doen heersen in zijn gemeente!
Die zondag, (Bamiskermis) was de algemene mobilisatie te Meise.  Alle weerbare mannen werden opgeroepen om na het lof, met een stevige knuppel gewapend, op het kasteel te verschijnen.  De baron verdeelde zijn mannen in compagnies.  De boswachters werden bevorderd tot officiers en de champetter fungeerde als algemeen stafoverste.  Dan deelde de baron zijn bevelen uit en elke compagnie kreeg een bepaalde opdracht, want de oude bevelhebber van de Brusselse burgerwacht had, volgens al de regels van de strategie, een uitgebreid plan uitgewerkt.
Tegen de avond verscheen een bende van een twintigtal jongens van Breestraten in ’t dorp te Meise, in de herberg van de weduwe Plas.  Dadelijk begonnen ze overmoedig iedereen uit te dagen en met knuppels te zwieren.  Doch zij hadden gerekend zonder de waard.  Veertig van de kloekste Meisenaars zaten op de loer vlak bij de herberg en vielen nu dapper de verblufte uitdagers te lijf – en klopten er op “ dat hun achterste meewerkte”.  De Breestratenaars stoven uiteen in alle richtingen, achtervolgd door de Meisenaars, die al maar door sloegen dat het er stoof.
Doch op alle wegen had de baron zijn mannen  opgesteld zodat er geen ontkomen mogelijk scheen.  Dwars door de velden ging het nu en dank zij de duisternis, konden de vluchtelingen gaan schuilen, plat op hun buik, in een of ander laat patatteveld.  ’s Anderendaags vond men er nog blauw geslagen en dood van schrik.
Op de plaats van het gevecht, in ’t dorp, vond men een oor en men droeg het bij de baron, als krijgstrofee.  De jongen, die het voor de rest van zijn dagen moest stellen met één oor, heette voortaan “baronsoor”.
Maar ’t was nu ook voor goed gedaan met vechten in de streek van Meise.

Meegedeeld door Edwin Ganz, volgens een relaas van een ooggetuige, de 90 jarige schepen van Meise, de heer August Van Doorslaer.

      Berla 18

Le 22 septembre au cours d’ une manifestation d’ hommage et de reconnaisance en l’ honneur du général d’ Hoogvorst, bourgemestre de Meysse de 1807 à 1866 le général baron Keucker de Watlet disait devant le monument :
“ Né à Bruxelles en 1781, ancien membre des états provinciaux de Brabant méridionale, le baron Emmanuel van der Linden d’ Hoogvorst participa de toute son influence, de tout son dévouement et de toute son énergie à la Revolution de la Patrie Belge.
Pendant les journées d’août et de septembre 1830, la capitale et le pays avaient surtout besoin d’ ordre et de confiance.
Appelé au commandement en chef de la Garde Urbaine de Bruxelles, par le voeux deses habitants, le baron d’ Hoogvorst sut, par sa grande popularité, la franchise de son caractère, son déinteressement, son énergie et son courage, domineer la situation, l’ anarchie fut muselée, l’ ordre fut rétabli et maintenu. 
C’ est le Baron d’ Hoogvorst qui le 21.9.1830 à 3 heures l’ après – midi fonda, à l’ hotel de ville de Bruxelles le Gouvernement Provisoire en appellant à ses côtés Rogier et Jolly.  Plus tard ils s’ adsoignairent les autres : Copain, de Mérode, de Potter etc.  Ceci figure dans le discours qui prononça M. Max dans cette même salle de l’ Hotel de ville le 21.9.1930 à 3 heures de l’ après – midi en présence de trois familles d’ Hoogvorst, Rogier et Joly.  Grand seigneur jusqu’à sa mort, il releva de sa fortune personelle une partie de Meysse, détruite en 1820 par une incendie.  Très populaire et respecté des paysans, ce féodal en imposait par sa force herculienne et sa prestance militaire, un seigneur original, très vieux régime, tel que fut le general d’ Hoogvorst, bourgemestre de Meysse.                                                                                                       Edwin Ganz

Op 22 september, tijdens een hulde- en erkenningsevenement ter ere van Generaal d' Hoogvorst, burgemeester van Meysse van 1807 tot 1866, zei Generaal Baron Keucker de Watlet voor het monument:

"Geboren te Brussel in 1781, voormalig lid van de provinciale staten van Zuid Brabant, heeft Baron Emmanuel van der Linden d' Hoogvorst al zijn invloed, toewijding en energie bijgedragen aan de Revolutie van het Belgische Vaderland.

Tijdens de dagen van augustus en september 1830 hadden de hoofdstad en het land behoefte aan orde en vertrouwen.

Baron d' Hoogvorst, die op verzoek van de inwoners van de stad was aangesteld als opperbevelhebber van de Brusselse Stadswacht, wist de situatie te beheersen door zijn grote populariteit, zijn openhartigheid van karakter, zijn toewijding, zijn energie en zijn moed. De anarchie werd gemuilkorfd en de orde werd hersteld en gehandhaafd.  Het was Baron d' Hoogvorst die op 21.9.1830 om 3 uur 's middags in het Brusselse stadhuis de Voorlopige Regering oprichtte en Rogier en Jolly aan zijn zijde riep.  Later voegden anderen zich bij hen: Copain, de Mérode, de Potter enz.  Dit blijkt uit de toespraak die de heer Max op 21.9.1930 om 15.00 uur in deze zelfde zaal van het stadhuis hield in aanwezigheid van de drie families Hoogvorst, Rogier en Joly.  Hij was een groot heer tot aan zijn dood en gebruikte zijn persoonlijk fortuin om een deel van Meysse, dat in 1820 door brand was verwoest, te restaureren.  Deze leenheer was zeer geliefd en gerespecteerd door de boeren en was indrukwekkend met zijn herculeskracht en zijn militaire aanwezigheid, een originele heer, zeer ouderwets, zoals generaal d' Hoogvorst, burgemeester van Meysse.

Vertaald met DeepL.com (gratis versie)

56 Castelle Meys in 1670 zie 54




1.4 Xxx Wapenboek Provincies en gemeenten van België
Gemeentekrediet 1969







1.5 Vanden Eynde Jan

Kasteel “Hof te Meysse”

Het oorspronkelijke kasteel is een monumentale vierkantige blok, volledig door vijvers van Meise omsloten.  De toegang tot het gebouw liep over een valbrug met drie pijlers. De voorgevel was versterkt door twee hoektorens met spits.  Naar de oostzijde toe stonden op korte afstand twee gebouwen : het koetshuis en de stallingen en wat verder de orangerie met ommuurde tuin.
De orangerie waar voorheen de zuiderplanten waren ondergebracht, werd ingericht als spijshuis.
Naar de Noorderkant staat nog het jachtpaviljoen waaronder een ijskelder is uitgegraven. ’s Winters werden de ijsschollen van de vijvers erin opgestapeld.  Het was de koelkelder voor de  bewaring van de eetwaren.
Naar de Westzijde, dicht bij het kasteel, stond een grote hoeve met gesloten binnenplein die enkele jaren geleden gesloopt werd.
Het “Hof te Meysse” was een leen van de heren van Grimbergen-Nassau en zou gebouwd zijn einde van de XIIIde eeuw?  Het omvatte 22 bunder, hof, landen en weiden, een vijver van 1.5 dagwand, de heerlijkheid Meise met hoge, middelmatige en lagere rechtsmacht, cijnsen van “12 pond groten Brabants” te Meise, Rode, Ten Bosch en Humbeek, een feodaal hof met vijf achterlenen, het droeg de feodale last van 1 ruiter en 2 voetknechten.
Het werd aanzienlijk uitgebreid door de familie Van der Linden.  Waarschijnlijk had er reeds vroeger een herenwoning gestaan.
Alleszins was er in 1234 een Arnoud van Meise, die behoorde tot de hogere stand van de “Melites de Menza” de ridders van Meysse, en met ridder Mengot van Meysse reeds in 1212 als getuige is opgetreden.  In 1223 had Arnold met zijn echtgenote Gisela aan de abdij van Ninove 11 bunders grond afgestaan mits een rente waarvan hij te Meysse afzag op 28.10.1227.
Deze ridders waren achterleenmannen en hadden recht op een deel van de tiendenheffing.  Einde der 13de eeuw volgde het gezin “De Immerzele” afkomstig uit Lier deze familie op.  Vandaar ook de naam van “Hof van Immerzele”.
In het jaar 1544 werd het kasteel van Meysse en de warande verkocht aan Jan van der Ee, baljuw van de stad Brussel.
Een lid uit dit geslacht namelijk François Van der Ee – zoon van Jan – was van 1608 tot 1645 burgemeester van Brussel en amman als opvolger van zijn vader.  Later ging het landgoed in handen van zijn zuster, Anna, vrouwe van Lanenborgh die door schulden werd gedwongen het kasteel en de heerlijkheid op 12.11.1671 te verkopen aan Barbara Van der Linden, vrouwe van Staye, weduwe van Raadsheer Bougeois en echtgenote van Don Diego d’ Espinoza, krijgsadviseur, ridder van St.-Jacob, mestre de camp van een tercio Spaans Voetvolk.
De familie Van der Linden liet het oude kasteel slopen om een nieuw op te bouwen – een massale vaste blok met vier gevels, meer dan honderd vensters en ongeveer zeventig vertrekken – de vijvers rond het kasteel werden gedempt.

Het nieuwe kasteel.

Het “Hof te Meysse” heeft veel bijgedragen tot de groei van de dorpskom en eveneens tot de uitbreiding van het gewest en van de omliggende kernen als Amelgem, Oppem.  Hier was ook sprake van Singegem, een strook gelegen tussen de Molenkouter en Limbos, waar weleer een leprozengesticht zou gestaan hebben (St.-Martinuskapel)
Het geslacht Van der Linden heeft zijn stempel gedrukt op de geschiedenis van Meise en daarom past het enige aandacht te besteden aan de activiteit van het voornaamste lid uit de stam, Baron Emmanuel Van der Linden d’ Hoogvorst. (1)

________
(1) In het jaar 1809 heeft deze het kasteel van Meysse door erfenis verkregen.  Bij akte van 16 april 1881 opgemaakt door notaris Van Halteren, heeft Emmanuel Van der Linden d’ Hoogvorst (neef van Leon d’Hoogvorst, zoon van Emmanuel) zijn eigendom verkocht aan Keizerin Charlotte – te weten : het kasteel van Meysse met warande – 45 ha 76 a 80 ca en daarbij nog de gronden en de gebouwen gelegen buiten de omheining van het domein, oppervlakte 52 ha 33 a 57 ca, dus in totaal 98 ha 10 a 37 ca, voor de som van 939.650 fr.

Baron Emmanuel van der Linden d’ Hoogvorst

Geboren te Brussel – 7 juni 1781
In 1820 draagt hij de titel van “Conservateur des eaux et forets”.
In 1830 was hij inspecteur – generaal van de Nationale Burgerwacht.  Lid van het voorlopig bewind.
Van 1807 tot de dag van zijn overlijden in 1866 burgemeester van Meise (Nieuwenrode inbegrepen) en eveneens van de gemeente Wolvertem – functies die hij vervulde zo niet met brio  dan toch met volledige toewijding.  Hij werd tot burgemeester benoemd onder Franse bezetting, en een nota meegedeeld door mej. Sylvie Haeck behelst het besluit van de prefekt : “Le prefet conformément à l’ article 20 de la loi du 28 an VIII concernant la division du territoire de l’ empire et l’ administration nomme Monsieur d’ Hoogvorst aux fonctions de maire de la Commune de Meysse.  L’ installation aura lieu dans les formes ordinaires et le procès-verbal sera envoyé au préfet.
A Bruxelles le 19-5-1809.
Sign. – niet leesbaar”.
Hij heeft de eed afgelegd “et fait en nos mains la déclaration de promesse de fidélité et attachement à sa majesté.  Napoléon Ier empereur des français” ten overstaan van de toenmalige burgemeester van Meise, de adjunkt-rechter van Wolvertem en de sekretaris van de gemeente.
Hij heeft eveneens gedurende het Hollands bewind de funktie van burgemeester bekleed.
Voor de benoeming van baron d’Hoogvorst was Gerard de Vidts, maire de Meysse. Deze was de vader  van Superior De Vidts, alhier begraven en schrijver van de geschiedenis van Meysse.
Dit werk werd niet terug gevonden.

In de XIXde eeuw was het paternalisme sterk gevestigd – het grootste deel van de bevolking behoorde tot de lagere volksklassen – boeren en arbeiders leefden in armoede, in een toestand van pauperisme die we ons niet meer kunnen voorstellen.  Wie in financiële nood verkeerde 

moest beroep doen op de openbare besturen en op de filantropie van enkele rijke mensen.

Hoe reageerde baron d’Hoogvorst ?
In 1866 werd de oogst vernield door regen en hagelslag.
D’Hoogvorst verleende kwijtschelding van de pachten en verschafte werk aan de geteisterden.  Hiervoor liet hij het oude kasteel van Meysse afbreken en een nieuw opbouwen.  De vijvers van Meise werden dieper uitgegraven en vergroot.
Op 18.4.1820 besloot de gemeenteraad een kerkpad af te schaffen dat door het goed van Vanderlinden liep, mits afstand van repels grond waardoor de weg naar Brussel (Brusselsesteenweg) kon verbreed worden en een gedeelte van het kerkhof in de baan ingelijfd.
De Kasteeldreef naar Grimbergen werd aangelegd en andere werken van openbaar nut uitgevoerd.  De bomen geplant langs deze dreef, bleven eigendom van de familie Van der Linden.
Aan de arme en oude mensen schonk hij giften in  natura.
In 1826 op 1ste Paasdag werden 32 huizen die rondom de kerk stonden door brand vernield of fel beschadigd.  Hij deed op eigen kosten de woningen opbouwen en herstellen en de gezinnen mochten deze huizen bewonen zonder huishuur te betalen.
In de raadszitting van 23 mei 1826 bracht hij verslag uit over de opbrengst van de Collecten die in Brussel en Antwerpen gedaan werden in het voordeel van de slachtoffers van de brand van 26 maart 1826.
Een steenbakkerij werd opgericht op de “prairie curale” gelegen tussen de pastorij en de Krogstraat.
D’Hoogvorst nam de kosten van nivellering voor zijn rekening als onderdeel van een overeenkomst met het gemeentebestuur.  Dit behelsde :
Omleiding van meerdere wegen welke zijn goed doorkruisen mits 800 gulden eens, en 22 gulden per jaar, onderhoud van de weg van de pastorij naar Wemmel, met de brug over de Maalbeek aan de molen.
200 frank voor het rechttrekken van een dreef naar Beigem toe.
De baron heeft benevens nivellering, de muur en het metselwerk rond het kerkhof betaald, de kassei verhoogd tussen kerk en St.-Martinusbrouwerij, riolen doen leggen aan het Gilden Huys nabij de herberg “De Keizer”, rond het kerkhof voor 405 gulden.
Hij heeft ook belangrijke financiële steun verleend tot het vergroten en het restaureren van kerken, bv. in 1834 voor de parochiekerk van Wolvertem - centrum en in 1838 voor de kerk van Nieuwenrode.
Zijn bezorgdheid bleef niet beperkt tot het grondgebied van de gemeenten die hij beheerde.

De armoede was zo groot dat nog meer werkverschaffing noodzakelijk was en daarom liet hij een bredere verbindingsweg met Brussel aanleggen.  Hierover had de gemeenteraad van Meise reeds beraadslaagd op 15.5.1822.  Deze nam het besluit de baan van Wolvertem naar Brussel te kasseien tot aan het koninklijk paleis, gefinancierd door baron d’Hoogvorst, met terugvordering door het heffen van een bareelrecht (eerst half bareelrecht na 2500 el en na 5 jaar volledig recht).  Deze bareelgelden werden betaald nabij de St.-Annakapel, aan de brug van de Grimbergse beek (Maalbeek voetgangersbrug A12).
Evenals de Kasteeldreef bleef deze verbindingsweg de persoonlijke eigendom van d’
Hoogvorst – hij stond ook in voor het onderhoud.

Enkele jaren later werd de steenweg naar Brussel door het provinciebestuur van Brabant tegen vergoeding overgenomen.
Ik heb een korte schets van deze toestanden gegeven om aan te tonen dat de sociale wetgeving er absoluut nodig is ten einde de ellende en het pauperisme te bestrijden en een menswaardig bestaan te verzekeren.
In april 1866 overleed baron d’ Hoogvorst in zijn ambtswoning, Wolvengrachtstraat te Brussel.


Op 24 september 1893 werd op het d’Hoogvorstplein ter ere van de oud-burgemeester en bevelhebber van de burgerwacht een bronzen standbeeld van 3 m hoog  onthuld.
Op het voetstuk : het familiewapen met leus “Espoir et courage”.
Het stadsbestuur van Brussel heeft het initiatief genomen tot oprichting van dit monument dat het werk is van beeldhouwer Laumans.

Ik citeer de inleidende strofe van deze cantate :

“Wie is die felle jonker daar ?
die stapt doorheen die loverdreven
met vasten tred
met kloek gebaar
en helder oog vol vuur en leven.”

Na het overlijden van Emmanuel Vanderlinden d’Hoogvorst werd tot burgemeester van de gemeente Meise benoemd Léon Vanderlinden d’Hoogvorst die in 1891 opgevolgd werd door H. Van Dievoet.
De familie Vanderlinden d’ Hoogvorst heeft een crypte laten bouwen onder het hoogkoor van de parochiekerk.

In 1945 werd het historisch kasteel van Meysse volledig uitgebrand.
Ik kan bevestigen dat soldaten van het bevrijdingsleger in het gebouw verbleven.
De brand werd opgemerkt kort na het neerploffen van een Duitse vliegende bom op het Kasteelveld.
Over de oorzaak van deze brand werd nooit iets meegedeeld.

Jan Vanden Eynde (uit “Meise” ongeveer 1958)

1.7 Achiel Bettesone : 

       Enkele historische data Hof te Meysse :

Volgens de bronnen verschillen de data nogal eens op enkele jaren na.  Deze gegevens plukten wij uit "Meise" van Achiel Bettesone, 3de uitgave "Schoon Meise" van Vakantiegenoegens Meise 1997.  Ik ondervond dat deze uitgave vrij exacte gegevens biedt.  Alles is uiteraard onderhevig aan kwaliteitsverbetering.
Wij durven suggereren om aan de plaats van het verdwenen kasteel enkele foto's aan te brengen.  Dit werd ondertussen uitgevoerd.

XIIIde eeuw

1170 tot 1182
Tijdens deze periode trad priester Menzo de Menz als getuige op in verschillende oorkonden. Men vermoedt dat hij afkomstig was uit Meise en verbonden was aan het kapittel van de kathedraal van Noyon door toedoen van Rudolf van Bourbourg die er als deken was aangesteld.
Misschien was hij een lid van de ridders of de heren van Meise.
Er werd aangenomen dat het Oud Hof te Meysse in de 13de eeuw werd gebouwd.
1211 De schepenbank was gevestigd in het Hof te Meysse
1212 De ridders Rengot en Arnold de Menza werden vermeld als heren van Meysse of van het hof van Meysse, waar ook de schepenbank gevestigd was.  Ze kwamen toen getuigen in een diploma van Gerard Van Grimbergen.  Armand van Grimbergen zou door zijn huwelijk met Gisèle verwant geweest zijn met de heren van Kraainem, een bastaardtak van de hertogen van Brabant.
1220 Op 26 oktober was Wouter Vaner Speet (Spreethof Grimbergen) getuige bij Arnold , heer van Meise  magister Henricus was toen nog pastoor te Meise (Menza).  In september trad hij op als getuige bij een gift van 9 bunder land te Anderlecht en Pede van Arnulhus , ridder van Meise (milites de Menza) en zijn vrouw Gisèle, die verbleven op het hof te Meysse, ten voordele van de abdij van Ninover.
Arnold van Meise schonk ook aan de abdij van Grimbergen 11 bunder bos nabij het hof van Nieuwenrode. 
1223 Na de Crainhem’s was het de beurt aan de ridders van Meise zelf om afstand te doen van hun tiendenbezit te Meise en te Oppem.  Dit gebeurde onder Arnoldus de Menza ten voordele van de abdij van Grimbergen.  De aalgemene verdeling van de tienden te Meise bleef toepasselijk tot aan de Franse omwenteling.  Herhaaldelijk werden hiervan bevestigingen gegeven door de heren van Grimbergen o.a. in 1294 door Godfried de graaf van Viane en zijn zoon Philipos in 1299.
1294-1312 Op het einde van de XIIIde eeuw kwam ‘’t Hof te Meysse in ’t bezit van Arnold Van Lier, heer van Immersele.  Hij was ook heer van Wommelgem die dat geworden was door hertog Jan I van Brabant.  Hij had het hof gekocht van de heren van Meise.  Hierdoor kreeg het hof een nieuwe naam : “het hof van Immersele”.
De zoon van Arnold Van Immersele, Jan, huwde met Margareta van Bouchout.
De heren Van Immersele verkochten het hof later aan de heren van der Ee.
De cijnzen van Meise werden verdeeld als volgt :

1. aan de kerk van Meise
2. aan de abdij van Grimbergen
3. aan de abdij van Ninove
4. aan de prins van Grimbergen
5. aan het geslacht Oranje-Nassau
6. aan de heren van Immersele
7. aan de heren van Boechout
1356 Jan van Lier, zoon van Arnold, was een vertrouweling van Lodewijk van Male, maar op 1 januari 1357 kwam hieraan een einde.
1401 Godfried van Lier, zoon van Jan van Lier en Margaretha van Boechout had met zijn tweede vrouw, Beatrijs van Duffel, een zoon Walter van Immersele genoemd, die in 1401 in het bezit was van het Hof te Meysse of ’t Hof te Immersele.
XIII en XIVde eeuw
1474 Het Hof te Meysse was toen eigendom van Karel van Immersele.  Nadien droeg Adrienne van Immersele door haar huwelijk met Arnold van den Werve het Hof te Meysse over aan de Van den Werve’s.  Hun zoon Jan die later Karel werd genoemd, bekwam het Hof te Meysse, maar deze laatste liet het over aan zijn zus Margaretha die gehuwd was met Hendrik van Berchem (verhef van 11.6.1544)
1500 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, huwde met Marie – Francisca van der Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van Boechout ook toelating om in de crypte langs de evangeliekant, in de kerk van Meise te worden begraven.
1544 Arnold Van de Werve huwde op 11 juni met Adrienne van Immersele en werd aldus heer van ’t Hof te Meysse.  Hun zoon Jan en later Karel stonden het hof van Meysse af aan hun zus Margaretha Van de Werve die met ridder Hendrik Van Berchem huwde 1552).
1552 Hendrik Van Berchem en Margaretha van de Werve waren eigenaar van het hof te Meysse.  Hendrik was een afstammeling van de Berthouts.
1553 Uit de Toponymic van Meise i.v.m. Bassevelt werd vernomen dat Jan Vander Ee hierbij ontvangsten had.
1554 De aflaat van halfvasten werd afgekondigd door aartsbisschop Granvelle van Mechelen.
In het cijnsboek van Jan Vander Ee en Anna van Boechout werd melding gemaakt van "Achterste Broeck en Cleyn Broecxken" (Broekstraat).  
Broek is lager gelegen land dat moerassig is.
1556 Op 30 juni (verhef van 30.6.1556), volgens andere bronnen op 30 maart 1554, verkochten Hendrik van Berchem (een afstammeling van de Berthouts) en Margaretha van de Werve, zijn echtgenote, het Hof te Meysse met toestemming van Margaretha Cheyffs, de weduwe van Karel van de Werve, aan Jan Vander Ee, zoon van meester Lambrecht Vander Ee, heer van Sint Stevens Woluwe en aan zijn echtgenote Anne van Boechout, gesproten uit een bastaardtak van de heren van Boechout, Laurent (vader en grootvader hadden dezelfde naam) en die daardoor bezittingen had in het feodaal Hof van Meise (afbeelding en beschrijving).
Hun zoon Jean François Van der Ee (+1645) werd erfgenaam van het hof.  Hij was gehuwd met Maria Elvira Alvarado(+ 6 juni 1634).
1589 Op 12 januari werd Jan vander Ee benoemd tot burgervader van Brussel in de plaats van Antoon van Os (+1607).  Hij was de zoon van Jan vander Ee en Anne van Boechout die ’t hof te Meysse hadden gekocht.
1593 De Beeldenstorm raasde opnieuw door het land. Deze terreur zou duren tot 1598. De ramen, het dak en de inboedel van de St.-Martinuskerk waren opnieuw fel beschadigd. Slechts na enige tijd kon men, met de steun van baron Christoffel d’ Assonville van het waterslot Boechout, van graaf van Buren, de oudste zoon van Willem Van Oranje, heer van het land van Grimbergen en van Jan Van der Ee, amman van Brussel en kasteelheer van ’t Hof te Meysse de restauratie van de kerk aanvangen.
1602 Margaretha van Santo Joanne, echtgenote van Jean Vander Ee overleed in 1602.  Het gezin had verschillende kinderen waaronder Jan Frans Vander Ee  die door Albrecht en Isabella tot burgervader van Brussel werd benoemd (9 januari 1608) in navolging van zijn vader.  Hij zou, dit ambt uitvoeren tot aan zijn dood in 1645.
1607 Jan van der Ee ridder, burgervader van Brussel, overleed  en Jean François Vander Ee erfde het Hof van Meise.
1610 Uit de toponomie i.v.m. Basservelt werd vernomen dat er nog betalingen gebeurden voor wijlen Jan Vander Ee
1619 Uit de toponomie Basservelt werden uitgaven genomen (rekening van smid aan Jan Vander Ee successie Merten Van Rooy)
1634 Grafsteen in de kerk+ 6 juni van Maria Elvira Alvaredo, echtgenote van J.F.Van der Ee 1645 Jean François Van der Ee (zie ets naar een schilderij van Jan Van Dijck) burgervader van Brussel sedert 9.1.1608 , heer van ’t Hof van Meysse, overleed op 17 maart (zie grafsteen in de St.-Martinuskerk : “D.O.M. etaeterna memoriae d. Joes Franciscus Vander Ee, H.S.E. cum conjuge  sua d; Maria Elvira Alvarado obiere , illa anno Christi MDCXLV, mensis junii  die VI (6 juni 1634)  viato, beatam illis requiem apprecarte sequeris”. 
Zijn vrouw Marie Elvira Alvarado (de Aguilar) overleed dus op 6 juni 1634.  De zus van Jean François Vander Ee, Anne van der Ee, dochter van Jan, dame van Lanenburgh had schuldenlast en het Hof van Meise werd in beslag genomen en op 12 november 1671 toegewezen aan Barbe van der Linden, dame van Staye, weduwe van raadsheer Bougeois.
1652 Anne Vander Ee, dame van Lanenborgh (1680) werd op 23 juni 1652 aangesteld als hoofd van de schuttersgilde.  Zij schonk aan de gilde een huis “’t Nieuw huys” genoemd en een stuk grond in Limbos.  Daarvoor moesten zij de verjaardag vieren van de burgervader van Brusel, met name Jean Vander Ee en zijn vrouw Marie -Anne d’  Alvarado d’ Aguilar (brief van 18 januari 1677)
1663 Jean Filips Vander Linden d' Hoogvorst werd door Filips IV van Spanje   tot baron verheven.  Hij was door zijn tante Barbera Vander Linden aangeduid als erfgenaam van het Hof te Meysse.
In het kunstglasraam van de familie d' Hoogvorst werd het overlijden aangeduid van een baron op 20 oktober 1663.
1665 Jan Filip Vander Linden (enig overblijvende zoon van Filip Vander Linden, baron d’ Hoogvorst, neef van Barbe werd erfgenaam van laatstgenoemde op 11 december.  Indien hij zonder wettelijke erfgenamen zou sterven zouden zijn zusters Barbe-Marie, Anne-Ermance en Marie-Françoise erfgenamen worden.  Dit zou echter niet gebeuren.  Jan Filip trouwde met Anne-Albertine d’ Ognies en kreeg als nakomeling Jean – François Joseph Ignace, baron d’ Hoogvorst (24 augustus 1690).
1670 Gravure door Van Croes (deli) en Harrewijn (fecit) van het Hof van Meysse zoals het kasteel er destijds uitzag (zie afbeelding).  Zij werd in het werk van J. Le Roy opgenomen in 1694.
1671 Anne Vander Ee, laatste telg van dit geslacht , kwam in faling.  Het Hof van Meysse kwam even in handen van Anne Van Lanenburg.  Er waren echter zoveel schulden datr er beslag werd gelegd waarop ingevolge een decreet van de Raad van Brabant van 12 november de verkoop van t' Hof volgde.  Het Hof van Meysse werd toegewezen aan Barbera Vanderlinden, dame van Staye, weduwe van raadsheer Bourgeois en vrouw van Don Diego Gomès d' Espinoza (1672).
Deze was oorlogsraadsheer ridder van St.-Jacob en kampmeester van een Spaans legercorps infanteristen.
Barbera Vander Linden stelde Jean Philippe Vander Linden als haar erfgenaam aan.  Hij was getrouwd met Helena d' Ognies , barones van Courrières.  Hij was in 1663 door Philips IV, koning van Spanje, tot baron d' Hoogvorst verheven en hij was de enige overgebleven zoon van Philip Vander Linden.  Van zijn vrouw, de barones, werd een mooi portret geschilderd door Jean Vanlevens (Hollandse school 1640 - 1723).
Barbera Vander Linden bleef kinderloos.  Zij was de eerste dame die de titel van "Dame van Meise, van Immersele, Rode en Nieuwenrode" droeg.  Jan Vander Linden was toen 11 jaar oud.

Barbera Vander Linden had de rangorde van haar erfgenamen als volgt vastgesteld :
1. Jan Filip Vander Linden, baron d' Hoogvorst, haar neef en indien deze kinderloos bleef
2. de zusters van deze man a) Barbera Maria
                                            b) Anna Ermance
                                            c)  Marie Françoise
Barbera Vande Linden kocht in 1671 ook het goed "Berla" genoemd, gelegen in de buurt ban het Hof te Meysse, van Margaretha Van Oudenhage, weduwe van Gaspar Stubbelere.  Dit was een deel van het leen van Antoine Van Boechout, bekomen van laten van de Grimbergers.
1676 Op 10 december 1676 deed Anne Vander Ee, toenmalig landsvrouwe van Meise en laatste van het geslacht Vander Ee ‘s, ten overstaan van François Van der Veken , notaris te Brussel, een schenking van een huis met een hof eraan verbonden ter plaaste genoemd “Het Nieuwe Huys” aan de handbooggilde vanb Meise.  In de akte werd ook het celebreren van zielenmissen bepaald ter nagedachtenis van ridder Joan Vander Ee, amman van Brussel en zijn  vrouw Maria Alvarado de Aguilar.
Jean Vande Linden werd door zijn tante Barbera Vander Linden nogmaals als haar erfgenaam van het Hof te Meysse bevestigd.
1694 Zicht op het oude kasteel van Meysse en bijgebouwen aan de Zuid - Oostzijde.  Op het voorplein naast de fontein en op de brug enkele edellieden - ook het wapen van de heren van Meise (Vander Ee 's) (Zie afbeelding anno 1556 naar een tekening van Jan Van der Croes  en ets van Harrewijn - H. 0,103, Br. 0, 207). Uitgave Le Roy 1694 en latere " Castella et Praetorea Nobiléum Brabantiae" - Antwerpen H. Thieullier.
1694 In het kunstglasraam van de familie d’Hoogvorst werd barones Van der Eycken opgenomen (+ 26.12.1694).
1696 Gravure van het kasteel of 't Hof te Meysse in de uitgave van Leroy.
1659 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige afbeelding van de kerk, de pastorij en 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werd getekend door C.J. Everaert (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te Brussel).
1696 Gravure van het Hof te Meysse in de uitgave van Leroy.
1699 S.A.B. 1051 – tot dezer (Vander Ee) heerlijckheit hoort toe aan een selve motte (’t Waterken Berla) tweemaal entwaart ende pleeck hier voortijds te staen een schoon hys ‘twelck genoemt was thuys  van Immerzele ende nu al vergaen maar daerop blijven staend een cleyn steynen huysken.
Hieruit mag worden afgeleid dat ‘t Hof te Meysse voor die tijd werd herbouwd.
1717 Dit is het bouwjaar van de historische hoeve van het domein “Drytoren”, eigendom van de heren d’ Hoogvorst van het Hof van Meysse (zie afbeelding).
Van Acoleyen stelde een kaartboek op van 14 bladen met o.a.
1. Het kasteel van Boechout en de Sprietmolen
2. De dorpskom en het kasteel van Meysse
3. De St.-Elooikapel
4. De kerk van Nieuwenrode
Dit kaartboek is in feite het kadaster van die tijd, zoals het onder Jozef II en Napoleon werd ingesteld.
1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede maal  huwde met Maria Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.  Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van Meise.  Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de kerk.
1734 Op 11 of 14 mei stierf baron Jean François Joseph Vander Linden d' Hoogvorst (° 24.8.1690).  Hij was getrouwd met Constance Le Vasseur de Guernonval en had vele (verhef van 9.8.1756)  kinderen, waaronder Joseph François Ignace Vander Linden d' Hoogvorst die toen heer werd van het Hof te Meysse en huwde met Maria Katharina de Brunes  de Henesse de Moustier + 21.4.1762).  Hun zoon Jean Joseph werd graaf van Hombeek (verhef van 9.8.1783).
1739-1740 Van de St.-Sebastiaansgilde van Meise dorp zijn er nog rekenigen en ledenlijsten terug gevonden van 1739 en 1740.  Baron Vander Linden d' Hoogvorst was als hoofdman van deze gilde aangesteld.
1750 Op 23 november stierf prinses de Berghes St.-Wino de Raches.  Zij was de eerste vrouw van Joseph Ignace François Vand der Linden d' Hoogvorst (+ 14.12.1786).
1758 Op 6 juni werd Jan Jozef Ghislain Vander Linden  over de doopvont gehouden in de Sint-Martinuskerk van Meise door Jan Jozef Vander Linden, heer van Hombeke, ridder van de orde van Malta en door Maria Francisca Vander Linden, douarrière van melchior Roose.  Hij was de zoon van Catharina Philipotte Ghislaine de Brune en echtgenoot Jozef Ignace Antoon Vander Linden , baron d’ Hoogvorst van ’t Hof te Meysse.  Eigenaardig was wel dat de bevalling gebeurde in het kasteel van Boechout.
1760 Arnold Melchior Roose, enige zoon van Melchior Frans sneuvelde te Pruisen, Silezien, op 15 augustus in deinst van Maria Theresia (zie Obiit in de St.-Martinuskerk).  Op 24 september werd hij bij gezet in het graf van Jan vander Ee, heer van het hof te Meysse, in de crypte onder het koor van de St.-Martinuskerk.  Hij was 22 jaar oud.  Toen moesten de doodsklokken gedurende 6 weken blijven luiden, wat niet naar de zin was van hertog van Croy (vide registrummortuorum 29 ibris 1760).
In de buitengevel van de achterkant van de St.-Martinuskerk zit een arduinen plaat met de aanduiding van het overlijden op 15 augustus van een Roose (zie ook obiit van 15 augustus in de kerk).
1761 Een brandglasraam in het koor van de kerk was door wind en weer, vernieling en ouderdom stuk gegaan. Toch zat er nog een stukje brandglas in met het wapen van de prins van Oranje. Toen werd gevraagd om het wapen te herstellen aan de hertog van Croy en de hertogin Coppignie en Berghes en meteen om een gift voor heel het venster, wat zij ook gedaan hebben als vroegere heer van Meise. Dit op 18 november 1761. De betaling gebeurde aan Mr Angelis.
1780 Zie Manuale Pastoris Meys door J.J. Raquin : Op 18 mei trouwde te Nijvel den edelen heer Joannes Josephus Gislenus, zoon van Josephus Ignatius Antonius Vander Linden baron d' Hoogvorst met juffrouw Maria, dochter van de heer Emmanuel Grave de Gage, chambellan van de koningin van Hongarije, Maria Theresia.    Te Meysse werd het Te deum plechtig gedaan. Pastoor was J.J. Rasquin, onderpastoor Van Olen en kapelaan Mahy.
Op 7 juni 1781 te Brussel werd hun eerste zoon geboren Emmanuel Constantin Premier Ghislain.  Op 12 juni 1782 werd Joseph Marie Jean Baptiste Second Colette Ghislain eveneens te Brussel geboren.  Mevrouw Gravinnie Gage van Joannes Josephus Gislenus stierf op 19 juli 17483.  Haar echtgenoor hertrouwde op 31 juli 1786 met Marie Anne Caroline Joseph Roose (° 23.4.1766) Antwerpen dochter van Jean e Marie Van de Werve.  Uit dit tweede huwelijk kwamen nog 4 kinderen : Constantin Joseph Ghislain, Charles François Joseph Ghislain, Louise Jeanne Josephine Ghislaine en Emile Charles Joseph Ghislain.
Emmanuel gehuwd op25 mei 1807 met Marie Caroline Wilhelmine  Louise Scolastique de Wal de Masbourg (° Luik 4 juni 1789), dochter van Joseph Alexandre Albert Jean Népomucène en van Marie Philipinne de Haltepenne kreeg 4 kinderen : op 1.3.1808 Philmipinne Emmanuelle Ghislaine, op 25.5.1812 Leon Joseph Ghislain, in 1813 Victor Joseph Ghislain, en ten slotte Pauline Marie Ghislaine.
1781 Emmanuel d' Hoogvorst werd geboren op 7 juni 1781.  Hij zal de held worden  in de onafhankelijkheidsstrijd van België.  Zijn vaderwas baron Jean Joseph d' Hoogvorst, zijn moeder Angelique de Gages.  Ook Jozef d' Hoogvorst kwam uit dit gezin (r. van 9.8.1783). Zie verder beschrijving in deel III dat afzonderlijk zal worden uitgebracht.

1782 Pastoor Rasquin van Meise werd in het ootje genomen door de kasteelvrouw de Gage, echtgenote van baron Vander Linden.  Deze vrouw zou vroegtijdig sterven bij haar derde kinderbed.  Har wapen komt voor in het glasraam van de St.-Martinuskerk.
1783 Op 31 juli huwde de vader van Emmanuel voor de tweede maal te Antwerpen met Marie Anne Caroline Joseph Roose, geboren te Antwerpen op 23 april 1766 en dochter van Jean Alexandre Joseph, graaf Roose de Baisy en Marie Anne Josephe  van de Werve .  Er kwamen 4 kinderen (zie namen 1780).
1787 Baron d’ Hoogvorst van ’t Hof te Meysse leefde verscholen in de pastorij van Oppem.
1788 Jan Jozef Vander Linden d’ Hoogvorst werd heer van Meise op 6 augustus.
1793 Simon Margé, Norbertijn van Grimbergen werd provisor van de abdij van Grimbegen, die hij beheerde voor wat betreft geredde goederen.  Ondermeer viel hij de zeer gelovige baron Vander Linden d' Hoogvorst aan die het gewaagd had zwarte goederen te kopen, ook het domein Amelgem, vroeger eigendom van de abdij.  Daarvoor ontving pastoor de Margè 100 kronen als zoengeld per jaar.  Dat geld verdween in de zwarte kas.
1794 – 1795 Het Hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag genomen.  Er werd veel geplunderd en onder de leiding van Heger verdween alles wat waardevol was.  Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard!  Tijdens die periode maakten de Fransen een einde aan de feodale instellingen.
1806 Op 17 november stierf Jean Joseph Ghislain Vander Linden  d' Hoogvorst, 47 jaar oud, echtgenoot van Marie Anne 
Emmanuel Caroline Josephine Roose (zijn tweede echtgenote) en zoon Joseph Ignace Antoine en van Marie Catherine Philipinne Ghislaine de Brunne.  Zijn wapen en dat van zijn beide echtgenoten komt voor in het glasraaam langs de epistelzijde in de dwarsbeuk van de St.-Martinuskerk.  Zijn obiit werd destijds uit de kerk verwijderd.  Als oudste zoon erfde Emmanuel het rijke bezit van zijn vader en ook de titel van baron.
1807
Baron Emmanueel Vander Linden d' Hoogvorst werd burgemeester van Meise en Nieuwenrode van 1807 tot aan zijn dood in 1866.
Op 12 mei werd hij hoofdman van de gildebroeders van St.-Sebastiaan Meise.
Op 25 mei huwde  de baron met Marie Caroline Wilhelmine Louise Scolastique de Wa    l de Masborurg, geboren te Luik op 4 juni 1789 en dochter van JosephAlexandre Albert Jean Népomucène, baron de Wal de Maasbourg en van Marie Philipinne de Haultepenne.Het paar kreeg 4 kinderen : Philipinne Emmanuelle Ghislaine ° 1.3.1808
Leon Joseph Gislain ° 23.5.1812
Victor Joseph Ghislain ° 1813
Pauline Marie Ghislaine
1809 Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst erfde het kasteel van Meise
1814 De ontruiming van ons land door de Franse legers viel samen met de aanstelling van een nieuwe burgemeester in Wolvertem.  Het was de taak van de gevolgmachtigde van het departement “Dijle” om na de dood van burgemeester Constant Vander Linden  d’Hoogvorst  te Brussel op 22 februari 1814 een nieuwe burgemeester aan te duiden.  Zijn keuze viel op de halfbroer van Emmanuel die reeds burgemeester was van Meise sedert 1807.  Emmanuel werd geboren in Bussel op 7 juni 1781 en was gehuwd op 25 mei 1807 met Maria de Wal Masbourg geboren te Luik op 4 juni 1789.  Zij was de hofdame van de eerste koningin der Belgen.  Op 8 maart1814 werds Emmanuel officieel aangesteld als burgemeester van Wolvertem door Jean Baptist Coppens, adjunct burgemeester.  In de periode 1814 -1815 was baron Jozef Vander Linden burgemeester van Brussel.  Hij was ook een halfbroer van Emmanuel.  Jean Jozef was hun vader , de man zeer betrokken bij de Brabantse omwenteling en die door keizer Frans II ontboden werd om de vrede te herstellen.  Hun moeder noemde Angelique de Gages.
1816 Ook toen beleefden de landbouwers een ongeluksjaar.  Door hagel en regen werd de oogst vernield.  Toen waren er veel arme mensen in hongersnood en menig boerderijtje ging te niet omwille van allerlei tegenslagen (dierensterfte en slechte oogsten).   De prijzen van de landbouwproducten waren toen nog zeer laag en brachten weinig op.  BaronEmmanuel d’ Hoogvorst  gaf toen kwijtschelding van landpacht en verschafte Meise werk door het oud kasteel  (Hof te Meysse XIIIde eeuw) te laten afbreken en een nieuw kasteel te bouwen dat in Meise bekend stond als het wit kasteel.  Emmanuel liet ook de Kasteeldreef  van Meise naar Grimbergen  aanleggezn op eigen kosten langs zijn Drytorenhof.  Deze werken waren pas in 1818 beëindigd.
1818 Na de afbraak van 't oud kasteel van Meise liet Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst een splinternieuw kasteel bouwen (zie afbeelding).
1825 Op 11 augustus werd Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst burgemeester van Wolvertem.
1826 Op 26 maart (Paasmaandag) brandden er in 't dorp van Meise 12 woningen af.  In zijn werkje "Eer aan onze helden" van Jan Van den Eynde, uitgegeven door de drukkerij Jamaer Pulinckx te Wolvertem in 1919 beweert de auteur dat het er 32 waren, allemaal gelegen rond de kerk.
Op de "prairie curale" werd een beksteenoven aangelegd gelegen tussen de pastorij en de Krogstraat.  Hiermee zouden de stenen huizen worden opgetrokken op de plaats van de door de brand vernielde woningen en dit op kosten van de baron.
1829 Het klavier van het orgel van de St.-Martinuskerk  werd verlegnd, een nieuw secreet werd gemaakt.  Er werden twee nieuwe registers toegevoegd en twee nieuwe blaasbalken gestoken.  De kosten van 500 gulden werden gedragen door mevrouw Roose en baron Vander Linden d' Hoogvorst.
1831 Op 13 februari trad baron d' Hoogvorst uit het voorlopig bewind.
Op21 juli escorteerde hij koning Leopold I bij de blijde intrede en de eedaflegging.
1838 Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst , burgemeester van Meise legde op 2 juli de eerste steen voor de vergroting van de kerk van Nieuwenrode (tijdens het pastoraat van Janssens).  Deze kerk zou echter begin september 1914 tijdens het oprukken van het Duitse leger geheel
in de vlammen opgaan.  Op de blauwe steen aan het portaal staat de gebeurtenis vermeld als  volgt : In ampivivatione hujus  ecclesiae primum apidem posuit praenobilis Dominus  Emmanuel vander Linden baro d' Hoogvorzst hujyus commintatis praetor pastore R.D. I.I.; Janssens : 2 juli 1838.
1847 Op 10 augustus overleed te Ayeneux in het kasteel van Wegimont (provincie Luik) Victor Jopseph Ghislain, baron Vander Linden d' Hoogvorst, geboren te Meysse  op 5 augustus 1813, zoon van Emmanuel (zie obiit in de kerk).  Hij was getrouwd met Emmilie Olympe d' Oultremont de Wegimont geboren te Aeyneux op 11 augustus 1818.  Zij kregen 4 kinderen :
1. Adrien (° 31.12.1838) gehuwd op 6.4.1859met de  jonge weduwe van graaf Plasenith.  Deze verkocht zijn erfdeel aan zijn jongere broer Edmond (+ 18.10.1878).
2. Edmond Emile Charles  (° 6.10.1840) , gehuwd  op 1.6.1864 te Parijs met nicht Marie Louise Claire  Maret de Bassano, dochter van graaf Maret, hertog de Bassano en Pauline d' Hoogvorst.
3. Olympe (° 18.7.1843) , religiezuze van de "Société de Marie Réparatrice", gesticht door haar moeder (+ Brussel 14.12.1872)
4. Marguerite (° 24.4.1845), religiezuze van dezelfde orde + Parijs 23.1.1867), begraven in de crypte.    
1866 Op 15 april stierf Emmanuel J. J. Vander Linden d’ Hoogvorst in zijn ambtswoning in de Wolvengrachtstraat te Brussel.  De lijkdienst hads plaats in de Finistèrekerk te Brussel.  Om 3 uur werd hij naar de crypte in de St.- Martinuskerk gebracht door de St.-Sebastiaansgilde (zie zijn obiit in de kerk).  Hij was te Brussel gehuwd op 25.5.1807 met Marie Caroline de Wal de Masborurg  (+ 19 maart 1874 (zie haar obiit in de kerk).  Zijn leuze was “Espoir et courage”.  Zij hadden 4 kinderen;
1. Philipinne Emmanuelle ° 1.3.1808, op 22.6.1825 gehuwd met August Joseph baron d’ Overschie de Neeryssche.  Zij was hofdame van koningin Louise Marie
2. Leon Joseph Ghislain baron Vander Linden d’ Hoogvorst  ° 25.5.1812, gehuwd met Marie Philipinne de Wal d’Anthsnes (zie obiit)
3. Victor Joseph Ghislain ° Meise 5.8.1813 (zie obiit 10.8.1847)
4. Pauline Ghislaine  °; 24.8.1814 (zie obiit 9.12.1867).
Op 9 augustus werd baron Leon Joseph d’ Hoogvorst burgemeester van Meise tot 20.3.1891).
1867 OP 9 oktober stierf Pauline Marie Ghislaine d’ Hoogvorst (zie obiit).  Zij was gehuwd met Napoleon Joseph n, graaf Maret, hertog van Bassano te Meise op 28 december 18453.  Haar echtgenoot was geboren te Parijs in 1803 en is overleden in 1898.  Hij werd begraven in het familiegraf op het kerhof Père la Chaise  tge Parijs (leuze “Quod non deliverit Aetas”.  Zij hadden 3 kinderen : een zoon geboren in 1845 en overleden te Parijs in 1906 als markies de Bassano en er begraven in het familiegraf; Marie Louise Maret de Bassano, gehuwd met Edmond d’ Hoogvorst en jonkvrouw de Bassano.
1874 Op 19 maart stierf Caroline de Wal Masbourg (° Luik 7.6.1789) zie obiit.  Zij was gehuwd metEmmanuel Vander Linden d’ Hoogvorst .  In 1839 werd zij aangesteld als hofdema van onze eerste koningin Louise Marie.  Het was een zeer grote, zwarze, roze en blanke vrouw.  Het echtpaar kreeg 4 kinderen : Philipinne, Leon, Victor en Pauline.
1878 Op 18 augustus overleed Adrien d’ Hoogvorst zoon van Victor (18.10.1878) zie obiit.  Hij had zijnn erfdeel van d’ Hoogvorst verkocht aan zijn broer Edmond.
1880 Op 27 maart 1880 verkocht Leon d’ Hoogvorst, oudste zoon van Emmanuel zijn patrimonium in Meise aanzijn neef.  Edmond behield het recht levenslang op het kasteelvan Meise te wonen en over de bijgebouwen en het park te beschikken.Evenwel in 1881 bij de verkoop aan keizerin Charlotte, verwisselde Leon d’ Hoogvorst met goeddunken van zijn neef  en eigenaar van het kasteel voor het recht van wonen en vruchtgebruik van de kasteelhoeve het domein Drytoren. 
1881  1884 Het kasteel van Meise werd eigendom van Edmond Vander Linden d' Hoogvorst, zoon van Emmanuel en neef van Leon.  Deze Edmond verkocht het Hof te Meysse aan keizerin Charlotte, zuster van Leopold II (akte van 16 april 1881, verleden door notaris Van Halteren).
1882 Barones Elisabeth de Briene d’Hoogvorst van echtgenote van Leon Vander Linden d’Hoogvorst, moeder van Emmanuel, liet in het rechter transept van de kerk (epistelkant) door meester Capronnier een nieuw kunstglasraam plaatsen. Het stelde de H. Jozef voor en hun patroonheiligen Leo en Elisabeth. Zij betaalde hiervoor 2700 F.   Meester Capronnier restaureerde ook de kunstglasramen van de St.-Michielskathedraal  te Brussel (zie afbeelding).  Het bevat een schat aan gegevens over de verschillende generaties van de familie d' Hoogvorst.
1883 Leopold II kocht het hof te Meysse en voegde het bij het Koninklijk domein van Boechout ten gerieve van zijn zus keizerin Charlotte van Mexico.
1889 Op 16 april verkocht Edmond Van der Linden d' Hoogvorst het hof te Meysse aan keizerin Charlotte.  Koning Leopold II trad hierbij op in de plaats van de krankzinnige keizerin (het domein werd al aangekocht in 1879.  Het kasteel met warande  was 45 ha 76 a 80 ca groot en daarbij kwamen nog 52 ha 33 a 57 ca andere eigendommen.  De keizerin verwierf ook het domein Drytoren.
1893 Op 24 september had de plechtige inwijding plaats van het standbeeld van baron Emmanuel Vander Linden d’ Hoogvorst , die als bevelhebber van de burgerwacht  werd afgebeeld (in opdracht van de stad Brussel).  De rechter hand draagt de hoge hoed van de toenmalige wachten en de linker hand rust op zijn lang sabel.  Het standbeeld is 3 m hoog, gegoten uit brons,, ontworpen door beeldhouwer Lamans.  Op het voetstuk uit arduin praalt het familiewapen met de leus “Espoir et courage”.  Bijde inhuldiging was het een groot feest.  De ministers graaf de Merode en der Burlet en burgemeester Van Dievoet herinnerden de verhevendaden van d’ Hoogvorst aan het talrijke publiek.  De gelegenheidscantate werd geschreven door J. De Smedt en gecomponeerd door August De Beock. (zie afbeelding)
1918 Op 27 september stierf barones d’ Hoogvorst Edmond (zie obiit).  Zij noemde Marie Louise Claire  Maret de Bassano.  Na het overlijden van haar man was zij voogdes van haar 2 jongste kinderen Victor en Adrien.
1936 Jan Van Gijsel (Sarma) werd eigenaar vanhet “Drijtorenhof” met 80 ha land en vijvers.
1944 Op 2 december viel er opnieuw een vliegende bom in de buurt van het Hof te Meysse dat toen bezet was door Engelse soldaten.  Naar men vermoedt ontstond hierbij een kortsluiting en het kasteel brandde uit door een kortsluiting (beschrijving).

Keizerin Charlotte op rust te Meise 

Op pag.57 beschrijft Achiel Bettesone de aankoop van het domein van de familie Van der Linden d’ Hoogvorst.
Hoofdstuk  B 2                                                                                                                                              Aankoop van het domein Hof te Meysse ( eigendom van de familie Van der Linden d'Hooghvorst)
Reeds een paar jaar later, op 16 april 1881 kocht men voor  Keizerin Charlotte ook het Hof te Meysse, eigendom van baron Edmond Vander Linden d' Hooghvorst, neef van Leon  d' Hooghvorst en zoon van Emmanuel. Het domein had een totale oppervlakte van 98 ha 10 a 37 ca. De kostprijs bedroeg 939.650 fr. De warande was 45 ha 76 a 80 ca groot.
Hierin was begrepen het Drijtorenhof dat reeds werd opgericht in 1711  door baron Jean François Joseph Ignace Vander Linden d'Hooghvorst. De hoeve werd echter niet meer uitgebaat door Charlotte en verhuurd als laiterie, restaurant en feestzaal. De huurder was de familie De Waet-Bettens.
Jean Van Gijsel – De Heu
Jean Paul Van Gijsel
De akte van aankoop van het domein werd verleden voor Notaris Van Halteren . In het kasteel dat werd opgericht  door de familie Van der Linden d'Hooghvorst bevonden er zich een zeventigtal kamers.  

1.8 Jef Heyvaert :
Meise, van oorsprong tot 1940

Op pag. 37 onder E. Feodaal tijdperk, ridders van Meise, heren van Grimbergen, schetst auteur Jef Heyvaert in een bredere context het verhaal van de ridders van Meise. Op pag. 332 “Hof te Meise”De ridders
Hoe de ridders in Meise hun stempel drukten op de activiteiten , is besproken onder II. E. Feodale tijdperk

A.   Van Immersele
Op het einde van de XIIIde eeuw bieden deze heren zich aan als opvolgers van de feodale ridders.  Het krijgshaftige begrip ‘ridder’ loopt ten einde en alleen de adellijke titel zal blijven.
Arnold van Lier – eigenaar van het slot in Lier – heer van Immersele, komt in het bezit van het hof van Meise.  Hij was onder de getrouwen van Hertog Jan I van Brabant.
Zijn zoon, eveneens Arnold genoemd, huwt met Margareta van Boechout.  Hun zoon Jan van Lier sluit een tijdelijk verbond met Lodewijk van Male tijdens de Brabantse successieoorlog.
De zoon Godfried heeft als tweede vrouw Beatrijs van Duffel.  Hun zoon Walter van Immersele wordt opvolger in 1401.
Karel van Immersele – drossaert van Brabant – is de bezitter van het landgoed in 1474.
Zijn dochter Adriana  - vrouwe van Meysse – huwt in 1544 met ridder Arnold Van de Werve.  Die wordt aldus heer van het hof te Meysse.
Hun zoon Jan (alias ridder Karel) staat het hof af aan zijn zus Margareta.
Deze huwt met ridder Hendrik Van Berchem, een afstammeling van dee Berthout.
Hendrik (genoemd Willem Van de Werve) en Margareta verkopen, met toestemming van Margaretha Scheyff, weduwe van ridder Karel, het goed in 1554 aan jonker Jan Vander Ee.
De naam Immersele zal nog lang bijblijven wan de historicus A. Wauters en sommige historici nu nog, spreken van het “Hof van Immersele” in plaats van het hof van Meise.

B.    Vander Ee
De familie Vander Ee is afkomstig uit Brugge.  In de XVde eeuw vestigen ze zich in Brabant.  Te Mechelen hebben zij zitting als schepenen.
Lambrecht Van der Ee (+ Mechelen 1546) huwt met Margareta Vander Noot.  Jonker Jan I Vander Ee – de oudste zoon van Lambrecht – is in 1540 gehuwd met Anna Laureys (uit een bastaardtak van de Boechout) en van haar ouders Laureys van Boechout en Margareta de Kempeneer “leenroerige goederen te Meise, Beigem en Humbeek, met hoge middelen en lage jurisdictie”.
Jan en Ana worden door hun koop in 1554 een van de belangrijkste vazallen van de prinsen van Oranje van Grimbergen.  Jan brengt leenhulde aan deze prinsen voor zijn bezittingen in Meise in juni 1556.

C.    Jann II, zoon + 1607 is gehuwd met Margareta de Sancto – Joanne (+ 1622).  Amman van Brussel in 1589 – 1607.  Ridder in 1593.  Heeft 3 kinderen :
1. Jan III sneuvelt bij de bestorming van Oostende in 1602.
2. Jan Frans (+1645) huwt met Maria Elvira d’Alvarado d’ Aguilar.  Amman van Brussel in 1608 ter vervanging van zijn vader.  Ze zijn beiden in de kerk van Meise begraven.  De grafsteen bevindt zich in de doopkapel.
Hun kind (° 1609) sterft jong en de heerlijkheid van Meise gaat over naar
3. Anne, vrouwe van Meise die ongehuwd blijft.   Bij haar overlijden gaan de goederen naar de afstammelingen van Jacob (+1599), jongere broer van Jan I, gehuwd met Anna van de Werve.  Deze afstammelingen zijn :
1.. Willem, sneuvelt in Friesland, in Spaanse dienst.
2. Cornelis, zonder afstammelingen.
3. Maximiliaan, gehuwd met Anna de Provins, vrouwe van Laenenborg, door huwelijk vrouwe van Meise.  Zij wordt in 1652 gekozen als hoofdman van de handbooggilde St.-Sebastiaan.
Zij laten de goederen, maar ook een onoverkomelijke schuldenlast na aan hun enig kind Anna Vander Ee, ongehuwd  Die overlijdt in 1680, als laatste van haar geslacht.  Zij was op haar beurt hoofdman van de schuttersgilde aan wie zij het gildenhuis schonk in 1676.  Zie IX.A.a.
Over kapelanieën voor leden van het Hof zijn aanduidingen gevonden.  Het verslag van een dekanaal bezoek uit 1743 maakt wel melding – de enige gevonden vermelding – van een kapel in het kasteel d’Hoogvorst..
De goederen worden aangeslagen en bij decreet van de Raad van Brabant in 1671  toegewezen aan Barbara Vander Linden. Het gildenhuis is daar niet in begrepen en wordt aan de schuttersgilde geschonken.

D.   Vander Linden d’ Hoogvorst

Wapenspreuk : “Espoir et courage”.
Wapen : van keel (rood) met het schildhoofd van zilver, beladen met drie hellende klophamers van sabel (zwart).
Hun oorsprong ligt bij het domein genaamd Hoogvorst, te Tervuren.  Het behoorde sinds eeuwen aan de familie Vander Linden.
Vertegenwoordigers van de stam in Meise :
1.Ferdinand vander Linden  1570
2. Jean Philippe + 1663
3. Marie Barbara
4. Jean Philippe 1658 – 1690
5. Jean François 1685 – 1734
6. Joseph Ignace François 1711 – 1786
7. Jean Joseph Ghislain
8. Emmanuel Constantin 1781 – 1866
9. Leon Joseph ,° 1812 – 1847
10. Victor Joseph Ghislain 1813 – 1847
11. Edmond Emile Charles 1840 – 1890 : verkoop 1881 keizerin Charlotte
12. Victor Antoine Marie 1878 – 1943
13. Emmanuel 1914 – 1999                    14. Edmond °1944

1.9 Stefan Vidts  :  

Meise Domein van Boechout - Nationale Plantentuin van België   

Enkele paragrafen uit deze tekst handelen over het kasteel van Meysse.

Pag. 2
Van de 13de tot midden 16de eeuw was het goed van Meise in het bezit van de familie Van Immersele. In 1544 werd het verkocht aan de familie vander Ee die het op zijn beurt, wegens een te zware schuldenlast, in 1671 moest verkopen aan weduwe Barbe Vanderlinden, burchtvrouw van Staye. Het is deze dame die bij haar kinderloos overlijden, vermoedelijk rond 1688, het domein van Meise testamentair naliet aan haar neef Jean-Philippe Vanderlinden baron van Hooghvorst, later schoonvader van voormelde Melchior Roose [i]. Zijn kleinzoon Jean-Joseph-Ghislain zou na het overlijden van zijn eerste vrouw in 1783 huwen met de dochter van zijn buurman, Maria-Caroline-Jozefa Roose de Baisy.

In het archief van de stad Brussel (farde 475) zit een inventaris opgemaakt naar aanleiding van de aankoop door jonker vander Ee in 1554 én een beschrijving door jonkvrouw Anna vander Ee, gedateerd 1653. Het kasteel en zijn onmiddellijke omgeving worden als volgt omschreven: “…een schoon en playsant gebouw, ’t casteel in ’t voorzicht op zijn Italiaans met schoone thorens, schoone bassecourt, quadraat met schoone stallinge ende ’t bassecourt besloten in zijn muren ende thorekens. Schoon innecomen ofte entree door grooten boomgaert. Hoven, parteiren, bemden en boomen, prieelen, vijvers, kweekerije, pruymderijen, wijnberge ende vijgenboschken ende groote keukenhoff, het perspectief van boomen dat gesien wordt van den grooten saletten. Doelhofboschken, sternboschken ende het Block om pijnboomen tegen de fraaie trunckdreve. […] Den pruymenhoff met den hof boven de trappen ende groote bankenhof met dreve daaraan gelegen ende tegen de kwekerije ineen geplant met dreven en schoone haegen [ii].



Pag.3

Bovenstaande beschrijving beantwoordt aan het slot dat te zien is op een ets van Harrewijn in Le Roys ‘Castella & praetoria nobilium Brabantiae’ van 1699 [i]: Het heeft een symmetrisch, U-vormig grondplan, hoge ramen met kruiskozijnen - sommige ingelijst met voluten en driehoekige frontons - en twee hoektorens met golvende tentdaken en ajuinspitsen - typisch voor de 17de eeuw, maar een precieze bouwdatum is niet bekend. In de linker bovenhoek van de ets bevindt zich het wapenschild van de familie vander Ee. Dit wapenschild, in combinatie met het bovenstaande citaat, laat vermoeden dat de gesloten middeleeuwse burcht onder de vander Ee verbouwd is in de eerste helft van de 17de eeuw, dus vóór de verkoop aan de familie Vanderlinden in 1671. In de omschrijving van de omgevings- en tuinaanleg is opnieuw sprake van ‘pruymderijen’, te lezen als boomgaarden waar pruimen gekweekt werden. De regio was vanouds gekend voor de commerciële teelt van pruimen [ii]. In het landschap is daar vandaag nog weinig van terug te vinden, maar in de museumtuin bij het kasteel van Gaasbeek heeft men een groot deel van deze historische streekgebonden pruimenrassen opnieuw weten samen te brengen [iii].

Pag. 5 tot 6



Het kasteel van Meise in de 18de eeuw, van lustslot naar een productie domein.

De heerlijkheid Meise, feodaal afhankelijk van de heren van Grimbergen, was veel nauwer betrokken bij het dorp, dit in tegenstelling tot Bouchout, dat rechtsreeks onder de hertog stond. Van de riante omgevingsaanleg zoals beschreven door jonkvrouw Anna vander Ee bij het midden van de 17de eeuw blijkt bij de aanvang van de 18de eeuw vrij weinig meer terug te vinden. De percelen rond het kasteel en hun bijhorende omschrijvingen, terug te vinden in de tekstboeken bij het kaartenboeken van Grimbergen (1699) en – meer gedetailleerd - Meise (1717), wijzen eerder op een gereduceerde tuinaanleg. Het kasteel en het neerhof met in zijn centrum een vierkant stenen bekken met opspuitende fontein zijn gebleven, net als de kleine siertuin (perceel nr. 73), ‘den bogaert genoemt den leenman’ (nr.72) op het oosten en ‘den Casteel bogaert’ (nr. 76) zuidwestelijk van het kasteel. Het voormalige sterrenbos, (nr.78) werd vereenvoudigd en wordt in het Kaartenboek van Meise omschreven als ‘hoff ende eeckelen bos’. Perceel nr. 79 is benoemd als ‘lant de kriekerije’, een duidelijk verwijzing naar een steenfruitboomgaard en naar de eerder op productie gerichte bestemming. Uit het tekstboek is ook op te maken dat de vijvers te Meise verpacht werden net als de kasteelhoeve ( nr. 67). De drie verschillende vijvers langs de zuidzijde van het kasteel werden niet omgewerkt tot één grote spiegelvijver, een vast onderdeel bij de omgevingsaanleg van de tweede ‘castellisatie’.

De overige niet bebouwde percelen werden benoemd als ‘lant’ of ‘weijden’ en hadden dus een louter agrarische functie. De percelen langs de Maelbeek (ook Meisebeek of Amelvonnesbeek) werden omschreven als bos. Deze zones zijn tot vandaag in beheer als natbos of broekbos waarin nog enkele uitgegroeide meerstammige hakhoutstoven voorkomen. Op de Ferrariskaart zijn deze zones ingekleurd als hakhout, waarin op ruime tussenafstand hoogstammige bomen stonden. Open hakhout met op regelmatige tussenafstand hoogstammen was sinds de hoge middeleeuwen een algemeen verspreid beheertype [i]. In tegenstelling met de familie vander Ee, die het hof van Meise tot 1671 beheerde, hechtten de Vanderlindens veel meer belang aan een productieve landbouwuitbating. De bouw van een imposante vierkantshoeve, vandaag gekend als het Drietorenhof of het hof van baron Van Gysel, in 1717 illustreert dit [ii]. Door de bouw van deze nieuwe landbouwuitbating wordt te Meise de sinds eeuwen nauwe band tussen herenhof en neerhof doorgesneden; dit wordt ook wel de eerste stap in de derde fase van de ‘castellisatie’ genoemd.

Pag. 11 tot  14








De ‘Jardin Anglais’ in het domein d’Hooghvorst

In 1806 ging het kasteel van Meise over op Emmanuel Vanderlinden baron d’Hooghvorst. Toen in hij 1816 tot kamerheer van koning Willem I werd gepromoveerd, was de tijd rijp om het 17de-eeuwse barokke lustslot een grondige facelift de geven. In 1818 werd op de oude funderingen een nieuw kasteel gebouwd, dat beantwoordde aan zijn status en aan de mode en de nieuwe normen qua architectuur: een confortabele, witgekalkte, neoklassieke ‘manoir’ met ruime vertrekken en grote vensters op een bijna vierkant grondplan. Het had een souterrain met daarop drie bouwlagen, waarvan de hoogte naar boven toe afneemt. De gevel met de ingang omvatte negen traveeën en werd omkaderd door twee torenachtige hoekrisalieten met afgeknotte tentdaken, een configuratie die verdacht veel aan het kasteel van Malmaison (Île-de-France, Frankrijk) doet denken (zie verder) [i].

Ten oosten van  het kasteel werd een monumentale oranjerie opgetrokken. Deze oranjerie vertoont grote gelijkenis met deze die rond dezelfde tijd werd gebouwd door architect Ghislain Henry voor koning Willem I in het domein Schonenberg te Laken en ze is een groots voorbeeld van de oranjeriebouw in de vroege 19de eeuw - een neoklassiek, balkvormig, bakstenen gebouw met een leien tentdak op een hoge plint in blauwe hardsteen. Elf boogvormige poortramen ritmeren de zuidgevel; in de noordgevel zijn dit boogvormige uitsparingen, op de centrale nis na waar eveneens een poortraam voorzien was als toegang en zichtas tot de moestuin [ii]. Links en rechts bevonden zich de slaap- en de woonplaats van de tuinman. Het gebouw is volledig onderkelderd en de kelders deden dienst als opslagplaats voor (knolvormende) groenten en bewaarplaats voor fruit. Een concaaf ommuurde moestuin (ongeveer 1 hectare) op een kunstmatig verhoogd plateau sluit aan bij de oranjerie. De muren waren begroeid met leifruit. Van Dievoet vermeldt in ‘La Tribune horticole’ dat het domein van Meise onder Vanderlinden d’Hooghvorst bekend was voor het forceren van druiven en ook omwille van zijn mooie collectie oranjerieplanten, waaronder camelia’s [iii].

Met het puin van het oude kasteel werd de slotgracht gedempt. Rond het kasteel werd een park aangelegd in Engelse landschapsstijl. De weg van Meise naar Brussel, die door het domein liep, werd naar het oosten verlegd en een hoeve die op dit tracé lag (de hoeve Swerts) werd gesloopt. De gazons liepen door tot aan het kasteel, zodat kasteel en park één geheel vormden, overeenkomstig de principes van Capability Brown. In het park verscheen een rijke verzameling bomen uit de ‘Nieuwe Wereld’ en zeldzame cultivars - bijzondere, zeldzame of exotische bomen, waarvan sommige de tand des tijds hebben weerstaan, met name moerascipres (Taxodium distichum), Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera), zwarte els met ingesneden blad (Alnus glutinosa ‘Imperialis’), oosterse plataan (Platanus orientalis), doornloze robinia (Robinia pseudoacacia ‘Inermis’) en Vilmorinokkernoot (Juglans x intermedia ‘Vilmoreana’)

Litho 1818

Een litho van J.-B. Madou in de ‘Voyage pittoresque dans le royaume des Pays-Bas’ toont het kasteel rond 1818 vanuit het zuidoosten, omkaderd door een gevarieerd bomenbestand, o.a. twee sparachtigen en twee groepjes zuilvormige bomen, vermoedelijk Italiaanse populieren. Uiterst rechts zien we de oranjerie en, half verscholen achter een bosschage, het donkere silhouet van de paarden- en koetsenstalling. Op de achtergrond: de torenspits van de dorpskerk van Meise.


De drie oorspronkelijke vijvers werden verenigd tot één grote landschappelijke waterpartij, die de voorgrond vormt van de litho. In tegenstelling tot vele andere landschappelijke parken uit die periode trachtte de ontwerper niet de indruk te wekken van een weids rivierlandschap; de bovenloop van de Onze-Lieve-Heersbeek werd zelfs overwelfd, zodat de vijver abrupt voor het kasteel eindigde in plaats van uit te verte te voorschijn te ‘stromen’. Links achter het kasteel ziet men tussen de bomen een kleine ‘folly’, een paviljoen (mogelijk een ‘cabane rustique’) dat waarschijnlijk een ijskelder verhulde. Op deze plaats bevindt zich vandaag een terp met daaronder een bakstenen koepel, waarschijnlijk een relict van een 18de-eeuwse ijskelder. In 1818 wordt onder een andere ‘folly’, die niet op de litho van Madou zichtbaar is - de ‘Vriendschapstempel’ -, een nieuwe, grotere en beter geïsoleerde ijskelder gebouwd. Zowel de oude ijskelder als de Vriendschaptempel met de nieuwe ijskelder worden weergegeven op de Primitieve kadasterkaart (1821). De boszone ten zuidwesten van het kasteel, die in het kaartenboek van Meise omschreven wordt als de ‘eeckelen bos’ (perceel nr. 79 op de kaart van 1717), kreeg een slingerende padenstructuur, die aansloot op het oude rechte dreventracé dat het toen achterliggende landbouwgebied ontsloot. Tijdens het Ancien Régime was de abdij van Grimbergen eigenaar van een groot gedeelte van deze gronden, maar bij de eeuwwisseling zijn ze waarschijnlijk verworven door de familie d’Hooghvorst. In de eerste kadastrale legger van 1821 staan ze op zijn naam.

Om bepaalde paden of uitzichten te accentueren werden ze afgelijnd door taxus en of buxus. De meeste van deze taxussen hebben opeenvolgende wijzigingen in de parkarchitectuur overleefd. Ze groeiden in de loop der jaren uit tot bomen en werden geïntegreerd in de huidige massieven. Hun verspreiding is een belangrijke hulp bij de reconstructie van de initiële padenstructuur, die blijkbaar exact wordt weergegeven op de stafkaart van 1864. Om deze ingrijpende en omvangrijke tuinaanleg te verwezenlijken nam baron d’Hooghvorst François Verly onder de arm [iv]. Mogelijk heeft Verly, net zoals te Wissekerke en Duras, samengewerkt met een plaatselijke (Zuidnederlandse) architect.[v]



[i] DE LABORDE A., Description des nouveaux jardins de la France et des ses anciens châteaux, mêlée d’observations sur la vie de la campagne et de la composition des jardins, Paris, Delance, 1808.

[ii] In 1958werd deze oranjerie verbouwd tot restaurant, langs de voorzijde, dus zuidzijde, werd er een terras en grote trappenpartij aangebouwd. Langs de noordzijde werd de poortdeur in het centrum vervangen door een blinde nis.

[iii] H. VAN DIEVOET, Les grands arbres de la Belgique, p. 370-371; Les beaux conifères de Belgique et leur culture, p. 234; Les jardiniers en maison, p. 611-614, in La Tribune Horticole, vol. II, Bruxelles, 1907).

[iv] GOETGHEBUER P.J., op. cit, p. 9..

[v] Er is momenteel nog geen onderzoek gebeurd naar de vraag of het tijdens het Hollands bewind wettelijk verplicht was om als buitenlands architect samen te werken met een lokaal architect. Dergelijke samenwerkingen komen opvallend veel voor.



De emblematische landschapstuin en de Vriendschapstempel

De emblematische landschapstuin, ook wel ‘jardin anglais’ of ‘jardin pittoresque’ genoemd, kende in Frankrijk net vóór de Revolutie een eerste hoogtepunt onder een verlichte elite en zal dank zij publicaties als graaf Alexandre de Labordes ‘Description des nouveaux jardins de la France[i] in 1808 een ruimere weerklank en verspreiding krijgen in het keizerrijk van Napoleon. Het wordt ook de tuinstijl van de elite, die in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tussen 1815 en 1830 op zoek gaat naar waarden en ideeën om hun herwonnen status en zelfbewustzijn te bevestigen. De toen, vooral voor de zuidelijke Nederlanden, groots opgezette kasteeltuinen puilen uit van deze symbolische en emblematische verwijzingen, die vooral gematerialiseerd worden in de fabriekjes of ‘follies’. Vaak kan hun vormentaal gerelateerd worden aan de rituelen en de symboliek, die ook de vrijmetselarij hanteert bij de aanvang van de vroege 19de eeuw [ii]. Het feit dat de vrijmetselarij mede dank zij het Hollandse koningshuis een gewichtige rol speelde, heeft hier zeker toe bijgedragen. Baron d’Hooghvorst heeft zich via zijn architect Verly ongetwijfeld laten inspireren door de la Borde en de maçonnieke vormentaal. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze romantische, op het eerste zicht natuurlijk ogende tuin is opgebouwd volgens een complexe, mathematische rasterstructuur, waarin vooral de primaire bomen zoals eik en tamme kastanje en de constructies referentiepunten vormen. De gelijkbenige driehoek waarvan de Vriendschapstempel deel uit maakt is tot vandaag het vlotst te traceren. Ook hier duikt andermaal een parallel op met het voormelde domein van Malmaison, waar een gelijkaardige driehoekig patroon voorkomt.







De Vriendschapstempel vormt de top van de driehoek, de oranjerie en de zogenaamde Valckhoeve zijn de hoekpunten van de basis. Deze hoeve in rustieke stijl werd gebouwd op de plek van een kleine boerderij, die in oorsprong buiten het private domein lag - eigenaardig als men bedenkt dat het domein een volwaardig pachthof telde, het Drietorenhof, goed 500 meter buiten het domein. Deze nieuwe, geïdealiseerde hoeve, een verwijzing naar de ‘primitieve’ mens, wordt omgeven door een cirkelvormige wegenstructuur, wellicht symbool voor de mens in de kosmos. Het rechthoekige volume van de oranjerie, opgebouwd uit gelijke vierkanten (op basis van Franse voeten), staat dan symbool voor wetenschap en kennis. De top van de driehoek, de Vriendschapstempel op de heuvel, zou tenslotte de ‘gnosis’ symboliseren - een diepere kennis die slechts de ingewijde ten deel valt en waarin de schijnbare tegenstellingen tussen de diverse godsdiensten vervallen. De ingang van het kasteel bevindt zich op het eindpunt van de loodlijn vanuit de Vriendschapstempel. Het kasteel vormt op zijn beurt het middelpunt van een padentracé dat aan een winkelhaak doet denken, waarbij het lijkt of de heer des huizes onder de godheid een evenwichtspositie inneemt tussen de kosmos enerzijds, en wetenschap en kennis anderzijds. Deze symbolische interpretatie kan doorgetrokken worden in het florale beeldhouwwerk op de Vriendschapstempel, tot voor kort ‘Dianatempel’ genoemd - ten onrechte want het gebouw, zowel het exterieur als het interieur, bevat geen verwijzingen naar de godin van de jacht. Het is daarentegen, net als de onderhuidse tuinstructuur beladen met mogelijke vrijmetselaarssymbolen. Een dergelijke tempel vinden we in Frankrijk in de kasteeltuin van Betz (Oise, Frankrijk) [i]. Deze ‘Temple de l’Amitié’ en de bijhorende pittoreske tuin worden uitvoerig beschreven in het werk van graaf de Laborde.

De Vriendschapstempel te Meise valt op door zijn gesloten karakter. De vensterdeur in de façade is de enige opening. De deur heeft een vast bovenlicht in de vorm van een rondboog met een geprofileerde lijst, die wordt afgedekt met een decoratieve guirlande. Ze is geplaatst in een verdiepte portiek en geflankeerd door massieve Toscaanse zuilen. Binnen een maçonnieke symboliek zou dit perfect de toegang tot de tempel van Salomon kunnen voorstellen met, respectievelijk rechts en links, de zuilen ‘Jakin’ en ‘Boas’ [ii]. De pronkgevel is gebouwd in de harde zandsteen van Rochefort, het decoratieve beeldhouwwerk in het broze witte krijt van Avesnes. Dit laatste is vandaag bijna onleesbaar verweerd. De laag bakstenen onder de kapittelen van de zuilen toont aan dat het gebouw van meet af aan geverfd was; anders zou men op die plaats zeker zandsteen hebben gebruikt.

Het interieur van de tempel is cirkelvormig. Het entablement of hoofdgestel met de tempelkoepel wordt geschraagd door acht slanke zuilen met een papyruskapiteel. Het ronde daklicht in het midden van de koepel wordt momenteel verduisterd door een bovenliggend zinken zadeldak, maar in stopverfresten van de gesmede chassis werden fragmenten van gekleurd ‘kathedraalglas’[iii] teruggevonden. Het motief van de vlammende ster in het daklicht wordt uitvergroot herhaald in het centrum van de schitterende terrazzovloer. Terrazzo, in België ook wel granito genoemd, is een vloerbedekking van mager marmerbeton waarin gekleurde mozaïeken in glas of marmer worden gedrukt. Na uitdrogen wordt het geheel glad gepolijst zodat men een gespikkeld granieteffect krijgt. Tijdens de vroege 19de eeuw was terrazzo een dure en arbeidsintensieve techniek, die door rondtrekkende Italiaanse ambachtslui werd beoefend. Pas aan het einde van de 19de eeuw wordt terrazzo merkelijk goedkoper, omdat er polijstmachines waren uitgevonden. De terrazzovloer van de Vriendschapstempel is ongetwijfeld een van de oudste van België. De vloer is opgebouwd uit verschillende concentrische cirkels. Opmerkelijk zijn de vier lauwerkransen in de buitenrand van het terrazzo. Deze buitencirkel wordt gevormd door marmeren mozaïekband met een meanderlabyrint, dat waarschijnlijk de moeizame inwijdingstocht symboliseert die men moet afleggen om het ‘centrum’ te bereiken, de kern van het leven, waarna men zichzelf tot een hoger niveau kan tillen. De blauwmarmeren mozaïekband zou kunnen verwijzen naar de broederketen van de zogenaamde blauwe vrijmetselarij [iv]. De vier lauwerkransen zijn gericht op de vier windstreken en meer centraal komen nog kleine, vierkant geblokte kruisen voor, waarvan de hoekpunten eveneens de windrichtingen aanduiden. De buitenhoeken van deze decoratieve vierkantjes vormen een onzichtbaar vierkant waarrond de hele constructie is opgebouwd. De lauwerkransen worden gevormd door twee geveerde bladeren of lauriertwijgen. Ze zijn met een lint van blauwe steentjes samengeknoopt dat wordt voortgezet in zopas aangehaalde cirkel van blauwe mozaïeken. Deze geknoopte krans komt ook opvallend sterk overeen met de voorstelling van de acaciatakken op maçonnieke schootsvellen of tableaus uit dezelfde periode. Binnen het maçonnieke ritueel wordt de geknoopte acacia gebruikt bij de verheffing tot de meestergraad [v].

De hierboven aangehaalde linken met de maçonnieke rituele symboliek kunnen doorgetrokken worden tot in alle details van Emmanuel d’Hooghvorst’s emblematische tuin. Deze interpretatie maakt het leggen van effectieve linken met loge en vrijmetselarij zeer verleidelijk en, gezien het karakter van het park, zou men al snel durven stellen dat d’Hoogvorst zelf een vooraanstaand lid was van een Brusselse loge. In tegenstelling tot zijn broer Joseph, is Emmanuel echter nooit lid geweest is van een loge en zeker nooit geïnitieerd in de hoogste graden van de vrijmetselarij, waarnaar de symbolen in het park lijken te verwijzen.De inbreng van deze doorgedreven en consequente symbolische verwijzingen zijn dus zo goed als zeker volledig op naam te zetten van de ontwerper François Verly, die wel degelijk in een Rijselse en waarschijnlijk ook in een Brusselse loge geïnitieerd was.

Hoe duidelijk de verwijzingen naar maçonnieke riten ook mogen zijn, de emblematische tuin van baron d’Hooghvorst toont aan dat niet elke landschapstuin die beladen is met emblemen, hoe perfect de samenhang van symbolische elementen ook mag lijken, sensu stricto als een maçonnieke tuin kan geïnterpreteerd worden. De hierboven aangehaalde symboliek, die vandaag vooral met een zuiver maçonnieke initiatie of beleving geassocieerd wordt, was toen waarschijnlijk veel breder verspreid en had waarschijnlijk ook een algemeen raakvlak met de cultuur en de opvoeding van de adel en de hoge bourgeoisie. Het lijkt onlogisch dat Verly een zo complexe structuur zou hebben uitgewerkt zonder dat de bouwheer daar iets van kon vatten. Het gelaagde en meerduidige denken, dat de vormentaal van de architectuur en de tuinkunst sinds de renaissance beheerste, leefde bij de aanvang van de 19de eeuw nog duidelijk door. Er kan misschien gesteld worden dat deze cultuur in dergelijke tuinen zijn hoogtepunt aan complexiteit bereikte, waarna er noodgedwongen een versobering kwam. Vanaf 1850 verschraalt onder druk van een nieuwe elite de tuinsymboliek [vi]. De opkomende industriële toplaag moet geld verdienen en heeft geen tijd meer om zich te verdiepen in complexe interpretatiespelletjes. De tuin wordt een park gericht op vermaak; thema’s als vriendschapstempels worden vervangen door erotische spielereien zoals schaars geklede Diana’s.

Pag. 14 tot 20

 

De kasteeldomeinen van Meise en Bouchout rond 1860

De eerste militaire topografische kaart (1864) toont de domeinen van Bouchout en Meise zoals ze door de Beauffort en Vanderlinden d’Hooghvorst werden aangelegd. De landschappelijke aanleg rond het ‘Château du Baron d’Hoogvorst’, ten noorden van de Amelvonnesbeek, was duidelijk meer doorgedreven dan deze rond het kasteel van Bouchout, waar de rechte lijn bleef primeren. In het domein van Bouchout bleef ook nog, doorheen de landschappelijke aanleg, de oude dubbelstructuur (hoog- en neerhof) leesbaar. De twee parken liepen desalniettemin onmerkbaar in mekaar over. De visuele eenheid, die al rond 1820 een feit was, wordt in 1855 herbevestigd door ooggetuige Alphonse Wauters [i]. De twee parken liepen ook geleidelijk over in het omringende agrarische landschap. Enkel langs de oostelijke rand, langsheen de weg naar Brussel, vormde een muur de enige visuele en reële barrière.

In de jaren 1850 wordt het neerhof van Bouchout grondig vernieuwd. Het resultaat zijn drie losstaande vleugels - pittoreske baksteenarchitectuur, vroeg eclecticisme waarvoor een modellenboek van Cluysenaar mogelijk inspiratie heeft geleverd [ii], maar de ontwerper is onbekend. Het vernieuwde neerhof omvat twee vleugels op plinten van witte zandsteen, telkens vijf traveeën en één bouwlaag onder leien schilddaken, boogfriezen onder de daklijst en steekboogramen met omlijstingen van gesinterde baksteentjes. De hoofdvleugel (1854 volgens een jaarsteen) leunt aan tegen een toren met een spits tentdak. De derde vleugel - een bakstenen gebouw met gekoppelde zadeldaken en vier rondboogpoorten - is een typisch koetshuis uit het midden van de 19de eeuw.

De eerste nederzettingvan wat de “ridder” en later de “dorpsheer”  van Meise zou worden, was gelegen in de vlakte waar thans de eerste tuinwijk staat naar   toe.
Zoals meestal in dezez tijden was het een omwalde hoeve, uit veiligheidseredenen en ook wel voor de afwatering der eerder laag gelegen gedeelten.  Meerdere beekjes - die in verbinding stonden met de pastorijvijver – voedden de hofgracht rond het riddergoed.  Zij zijn  op de O.L.Heerbeekna, sedert lang verdwenen door wijziging van de afwatering of ze zijn roemloos in het rioolnet geëindigd.
Dit riddergoed droeg dus met reden de naam “WATERKEN”, doch werd ook om onbekende redenen BERLA genoemd.  Het woord Berla komt niet voor in het “Middelnederlandsch woordenboek” van .Verdam uitgegeven in 1911.
Het is niet geweten wanneer het oorspronkelijke hoevegebouw van leemvakwerk en strodak vervangen werd door een stenen gebouw.  Evenmin is geweten wanneer deze ligging als verblijfplaats opgegeven werd en de dorpsheer het kasteel liet optrekken, genoeg gekend door de gravure van Harrewyn  en dat baron Vanderlinden in 1818 liet vervangen.
Wel vindt men terug dat de bastaarden van Boechout in 1548 – 1549, het in leen hadden van de heren van Grimbergen.  Op dat ogenblik bestond dus reeds het dorpskasteel dat amman Jan vander Ee en Anna van Boechout kochten van het geslachtBerchem – Van Immerseel, dat toen Meise voor goed verliet.
Het Waterken werd in1600 overgedragen door Jan, bastaard van Boergondi¨en heer van Liezele, aan Jan de Beer, meier van Meise en andere dorpen in de omtrek.
Op dat ogenblik was het gebouw verdwenen en omvatte het slechts een boomgaard en onderverdeelde vijvers.
In 1627 stond de toenmalige eigenas, Margriete van Oudenhage, weduwe van Jan de Strubbeleer, het af aan Frans De Becker en Johanna De Wit : “groenvissers” dit is handelaars in riviervis en die er kweekvijvers inrichtten en uitbaatten.  Later ging het over in handen van de Vanderlinden’s.
Nadat het oorspronkelijke gebouw verdween, werd de naam Waterken overgedragen op een woning gelegen tegen de Brusselweg : het huidige nummer 36.
In 1832 werd het verhuurd voor een tijdsspanne van 9 jaar tegen 260 frank per jaar en met een oppervlakte van 17 roeden 49 ellen – ongeveer 450 m2 – aan Jan Alexander van Laethem, ontvanger van belastingen alhier.  Hij had dit ambt gekregen wegens de kwetsuren opgelopen in Brussel tijdens de omwenteling van 1830 waaraan hij actief had deelgenomen en waarvoor hem het Ijzeren Kruis toegkend werd.
De naam “Waterken” slaat niet alleen terug op de woning, maar op het parkgedeelte gelegen rechts van de ingang van de Plantentuin in de richting van Amelgem.  Zo laat baron Vanderlinden, zichzelf betitelend als “oppergeneraal der Borgerwacht van Belgiënland en Borgemeester der gemeynte Meysse”, bomen verkopen 13- in 1836 : “in het Waterkensbosch onder Meysse” – 23.1.1843 : “in het Waterkensbosch te Meysse tegen het dorp”.

L.V.H.

1.11 E. Van Hemeldonck – Van Antwerpen

Door huwelijk en erfenis kwam het Hof van Meysse of ’t Hof Immersele in het bezit van Hendrik van Berchem en zijn vrouw Margareta Van de Werve.  Zij verkochten de goederen in 1554 aan jonker Jan vander Ee en Anna Van Bouchout :
“ hoff met alle den huysinghe, schueren, stallen, baek ende branhuyse endt alle sijn andere edificiën ende toebehoorten, winnenlands bempden, boimgaerden, hophoff, wateringen enselen ende elsbroecken dewelcke hij heeft liggende ende staen binnen de parochië van Meys ende daer toe oock sijne heirlijckheyt hooghe middele ende lagere justiciën vogelrye paertrysederey keuren ende breucken ende alle andere heerlycke rechten met oocksijn recht ende actie deweleke hij heeft in de VROONE al oick biet uyt referendeert in alle manieren als nu ten tijd in tochte, besettende den heere Heer Willem van de Werve, riddere ende trouwe Marguerite Scheyffs sijn wettige geselline met oock de collatie van de costere tot Meys vors.  Dies heeft voors Joncker Jan vander Ee ende jouffr. Anna belooft ende geloeft mets desen nyt te rycken ende geven den voors. Heer Hendrick voor alle voors. De somme van seven duysent Bs.guldens eens 3000 te Paeschen naercomende 2000 half Meye, 2000 te Kersmisse (1 Archief stad Brussel fardenr. 475) Cijnsen = meester Willem Martini, Raet ende Pensionaris Antwerpen 46 stuyvers – te casseren; andere cijnsen te corten : pachten enz. tot Kersmesse voor verkoper; vanaf Kersmesse voor kopers (1)
Anna van Bouchout erfde van haar grootvader Laureys, die uit een bastaardtak van de Bouchouts stamde en van haar ouders Laureys en Margareta de Kempeneer, leenroerige goederen te Meise – Beigem en Humbeek – Laureys en Margareta werden in de Karmelietenkerk te Brussel begraven.
De familie van der Ee was afkomstig uit Brugge.  Adriaen vander Ee nam actief deel aan de onderhandelingen in 1447 -1448 gevoerd om het bezit van Filips de Goede tot koninkrijk om te vormen.  Hij bleef dit nog schriftelijk doen na de terugkeer van de hiertoe afgevaardigde gezanten.
In de XVde eeuw vestigde de familie vander Ee zich in Brabant.  Te Mechelen fungeerden meermaals leden van deze familie als schepen van de stad.  Een vander Ee – lid maakte zelfs deel uit van de afvaardiging die in 1565 prinses Maria van Portugal, de verloofde van Alexander Farnese ging afhalen.
Foto met tekst M. Noblon
Lambrecht vander Ee, heer van St. – Stevens Woluwe, rymelghem en Herent was gehuwd met Margareta Vander Noot.  Hij overleed te Mechelen in 1546.
Hun zoon Jean I huwde in 1540 met Anna van Bouchout.  Toen zij op 30 maart 1554 de heerlijkheid van Meysse kochten werden zij één van de belangrijkste vazallen van de Oranje’s van Grimbergen.
Jan I vander Ee bracht leen hulde voor Meise op 30 juni 1556.
De oudste zoon van Jan I en Anna van Bouchout, Jan II van der Ee werd als amman van Brussel aangesteld op 12 januari 1589 en ridder op 27 januari 1593; hij sterft op 13 december 1607.  Hij huwde Margareta de Sancto Joanne die hem overleefde tot 1622.  Zij worden zoals Jan I en zijn vrouw begraven in de kerk van de paters Karmelieten te Brussel.
Jan II vander Ee en zijn vrouw hadden als kinderen :

a)     a)  Jan III die sneuvelt bij de bestorming van Oostende in 1602

b)    b)  Jan Frans, werd op 9 januari 1608 door  de Aartshertogen Albrecht en Isabella benoemd tot amman van Brussel in vervanging van zijn vader.
Hij was gehuwd met Maria Elvira d’ Aguilar, afstammelinge van een reeds ingeburgerd Spaans geslacht.  Zij sterft in het jaar 1634.
Een jaar voor zijn overlijden verkoopt Jan Frans vander Ee zijn goederen van St. – Stevens Woluwe aan Ferdinand van Boisschot; hij sterft op 17 maart 1645.  Beide echtelingen werden in de kerk van Meise begraven.  Hun monumentale grafzerk lag voorheen centraal in het koor en staat heden tegen de binnenmuur van de vroegere doopkapel.
grafsteen
Zij hadden slechts 1 kind, Ferdinand, te Brussel geboren op 18 april 1609 en dat jong gestorven is, waardoor de heerlijkheid van Meysse overgaat naar de jongere zuster van Frans Jan.

c    c)  Anna, vrouwe van Meysse die ongehuwd blijft.  Na haar overlijden gaan de goederen naar de afstammelingen van Jacob vander Ee, de jongere broer van Jan I.


Jacob overleed te Antwerpen op 25 juni 1599; hij was gehuwd met Anna van de Werve, die stierf in 1610, bieden werden begraven in de St. – Michielskerk te Antwerpen.
Zij hadden als kinderen :

a)     a)  Willem, in Spaanse dienst; hij sneuvelt in Friesland.

b)       b)  Cornelis die sterft zonder afstammelingen.

c)       c) Maximiliaan, gouverneur van het kasteel van Hoogstraten, gouverneur van het kasteel van Hoogstraten.  Hij sterft daar en wordt in de kerk begraven.  Hij was gehuwd met Anna de Provins, vrouwe van Laenenborgh.
Te vermelden waard is dat deze Anna, door huwelijk trouwe van Meise, op 23 juni 1652 hoofdman van de handbooggilde St.-Martinus en St.-Sebastiaan gekozen werd.  Zij was de eigenares van “’t Nieuw Huys”, het schuttershof gelegen op de weg naar Amelgem (2 Schepenbrief 18.1.1677), dat zij bij schenking overmaakt aan de gilde (document in het archief nr. …) met daarbij een halve bunder grond te Limbos gelegen bij de St.-Annakapel.  Zij stelt evenwel als voorwaarde dat ten eeuwigen dage een jaargetijde voor haar zielenrust en voor Jan Frans vander Ee en Elvira d’ Alverado zou opgedragen worden.  De schuttersgilde schijnt trouw aan deze voorwaarde voldaan te hebben, in de rekeningen van 1884 en 85 vinden we nog voor januari “jaarmis voor vander Ee of met vermelding voor juffr. Vander Ee”.
Jammer genoeg laat deze milde schenkster een onoverkomelijke schuldenlast na aan haar enig kind Anna vander Ee.  Op 26 november 1667 wordt het geheel van de goederen aangeslagen :
“Herlichheyt Meysse onder Meysse, Rode, Nieuwenrode, Strombeek en Wolvertem enz; Schoon huys van plaisantie met vijver van ’t somme; met optreckemde brugghen en thorens, neerhoff, of pluymlenhoff, bosschelken ende schoon block met grote schoone dreven, 2 schoone pachthoven waarvan een bemetst met kareelsteen en gedekt met schaliën, met huysingen, stallinghen, schueren, landt, bemt, weyden, motte, vijvers en lavoiren; nogdiversche hofsteden, huysingh en brauwerijen, niet inbegrepen hoffstadt en huysingh”.  De nieuwe herberg en 6 daw. Lant gelegateerd door Jan vander Ee voor jaargetijde in kerck Meys.
Aanbiedingen op 17 juni 1668 in huys deurwaerder tegen groote portael St.-Godele tussen twee en vijf met getuugen – coopsom te consigneren binnen 14 dagen, de renten zijn te bonifieëren aan koper.”
De rechthebbende worden een jaar later gedagvaard te Brussel op 17 oktober 1670 en twee dagen later in de parochie van Meise.  Op 12 november 1671 wordt de Heerlijckheid Meysse uiteindelijk bij decreet van de raad van Brabant toegewezen aan Barbara vander Linden, vrouwe van Staye.
Anna vander Ee die ongehuwd gebleven is, sterft in 1680 te Court St.-Etienne als laatste van haar geslacht.
Voortaan behoort het “Casteel mette Schoonigheyt” aan de familie vander Linden d’ Hoogvorst.                                                           
1) Archief stad Brussel farde nr. 475
2) Schepenbrief 18.1.1677
3) In 1684 afgebrand door de Fransen
4) Zie ook tijdschrift Berla 1984/6                                        
E. Van Hemeldonck – Van Antwerpen

Het kasteel van Meise

Anna van der Ee, vrouw van Meise (1), beschrijft in 1653 in een memorie, het hof van Meise als een :
“schoon en playsant gebouw, ’t casteel in ’t vooruitzicht op zijn Italiaans met schoone thorens, schoone bassecourt besloten zin zijn muren ende thorekens.  Schoon innecomen ofte entree door grooten boomgaert.  Hoven, parterres, bemden en boomen, prieelen, vijvers, kweekerije, pruymderijen, wijnberge ende vijgenbosscheken ende groote keukenhoff, het perspectief van boomen dat gesienwordt van den grooten saletten.  Doelhoffboschken (doolhof) steenboschken ende het block om pijnboomen tegen de fraaie trunckdreve.”

Alles wijst erop datde aanplantingen rond het kasteel van Meise weelderig waren en dat de tuinen volgens een zekere renaissancestijl aangelegd werden.
“ den pruymebnhoff met den hof boven de trappen en de groote bankenhof met dreve daaraan gelegen ende tegen de kweekerije inéén geplant met dreven en schoone haegen”.          

Er werd eenn nieuwe boomgaard aangelegd tegen het domein van Boechout :
“want er is nog land genoeg die men soude mogen hebben om de fraeyheit ende plaisantie te Meys geleghen in sijn volcomen perfectie te setten”.

Ook het meyershuis wordt beschreven :
“het is ter drie sijden van steen gemeytst, heeft schoone gewelfde kelders, twee comers,  (1673)keucken ende vloer, een schoon gemeytst pachthof, schueren ende stallingen, met schaliën gedicht”
Als dit moois werd duidelijk verwezenlijkt tijdens het bezit van de familie Van der Ee en voornamerlijk tijdens het leven van Jan Frans en zijn zuster Anne van der Ee.

Barbara van der Linden, de nieuwe titularis van de heerlijkheid Meysse (1671) was de dochter van Ferdinand en Anna van der Noot;
weduwe van Marc Bougeois huwde zij met een spaanse edelman Don Diego d’ Espinoza die zelf weduwnaar was met niet minder dan 9 kinderen.  Eens in het bezit van het kasteel en de aanhankelijkheden en met hulp van rentmeester Adriaan Mussche, worden die goederen met vaste hand beheerd.  Barbara zelf houdt er een pachtboek op na.  Er wordt steeds gewag gemaakt van het kasteeldomein als de “Schoonigheit” maar zelfs de vijvers ervan waren verhuurd, de brouwerij, de pachthoven enz. steeds met groot profijt voor de eigenares.  In het jaar 1674 bvb. verpachtte zij voor 9 jaar de vijvers die in en rond het domein gelegen zijn =

‘kasteelvijver, hoffvijver, Leemansvijver, Nieuwenvijver en Berghvijverken gelegen in de schoonichheit” aan Michel Parijs een groenvisser uit Brussel (2) tegen 80 gulden en 6 “kelpers”.  Daarvoor moet hij zorgen voor het onderhoud, het “sloeberen’ en op voorwaarde dat de kasteelvrouw één of twee koppels zwanen mag houden op de kasteelvijver.  Bij het einde van de huurceel moetn 0200 “Antenoos” en 100 “Rafcrys” elk 6 gulden waard, en twee veertelen van elk twee stuyvers witvis, uitgezet worden.

Een ander goed voorbeeld van een pachtovereenkomst met de brouwer Adriaan Seghers.  Hij huurt op de PLAETSE van Meise 75 roeden genomen uit de ‘Schoonichheit’ 1 dagwand en 75 roeden bezit gelegen aan de ‘verbrande hoffstede’ voor 90 gulden,, ook nog 50 roeden ‘waer de ijsput staet, de Bellaert 1 dagwand 54 r., het ‘prieelken’ 70 r. en de ‘Nagelbemt’ voor 20 gulden bovendien zijn er ‘4000 ockernoten uyt de sloesteren’ thuis te leveren, 250 ‘gelaey (3) en 1 dag correwey met wagen en paarden.  De huurder moet zorgen voor  het onderhoud en de ‘gelasen ‘ van het huys; hij moet laten brouwen voor de kasteelvrouw en haar pachters, mag niet rijden door de dreven of schade laten veroorzaken door het vee, het slemrecht van de opgaande bomen blijft voorbehouden aan het kasteel enz.

Barbara van der Linden, nu mevrouw d’ Espinoza heeft zeker haar taak als kasteelvrouw met glans vervuld en haar stempel gedrukt op het leven in het dorp en omgeving.  Hierbij denken wij aan het landelijk tafereel geschilderd op een paneel in de oude pastorij van Meise : in een weids landschap wordtop het voorplan een voornaam gezelschap afgebeeld.  Iets verderop vrolijk feesztvierende dorpelingen.  Tussen de reusachtige bomen ziet men het kasteel van Meise en lager rechts het kasteel van boechout.  Het is duidelijk dat de dame met de zwarte sluier hier het voornaamste personnage is.  Het zou Barbara van der Linden zijn.  Met haar gesloten waaier wijst zij naar het jongetje dat haar vergezelt = haar neefje en erfgenaam Jan Philip Emmanuel.  Hij is de enige zoon van Jan Philip van der Linden, baron van d’Hoogvorst en heer van Tervuren, de broer van Barbara die reeds overleden was toen zij eigenares werd van het Hof van Meise.

Het testament van de kasteelvrouw werd geopend op 14.7.1681.  Daarin drukt zij o.a. de wens uit begraven te worden in de grafkelder van de Zavelkerk (Brussel) waar ook haar eerste man begraven werd.  Hetzelfde jaar heeft de erfgenaam Jan Philip Emmanuel verhef gedaan voor de stadhouder van Nassau van Meise, Rode en Nieuwenrode.
De jonge baron d’ Hoogvorst, heer van Marneffe en Seraing, woudmeester van Brabant in opvolging van zijn vader, was dus de eerste mannelijke telg van der Linden d’ Hoogvorst die bezit nam van de heerlijkheid Meise.  Hij huwde Anne Hélène d’ Ognies.  Zijn zuster Anne Hermanne zal met de broer François d’ Ogn ies, baron van Courrières trouwen.

Jan Frans Ignace, hun zoon werd te Brussel geboren op 7 maart 1685.  Hij stierf in 1734 als baron d’ Hoogvorst, heer van Marneffe, Meise enz. ;  Zoals zijn vader was hij ook woudmeester van Brabant.  Hij huwde te Mechelen in 1710 met constance Théodore le Quien de Guernoval, kannunikes van Moustier.  De echtelingen hebben 4 kinderen :
1. Joseph Ignace Frans, de opvolger
2. Jan Joseph, ridder van Malta en efgenaam van zijn grootoom, graaf de Lognet enz.
3. Petronille Françoise, huwde Willem van Nassau, graaf van Corroy, baron van Warcoing enz.
4. Marie Françoise Constance.  Zij werd in 1733 de tweede vrouw van Melchior Roose, baron van Boechout, de weduwenaar en kinderloos was.  De geboorte van hun 3 kinderen werd te Meise telkens samen met de dorpelingen feestelijk gevierd.  Er bleef een hechte band bestaan tussen de twee adellijke families van Boechout en Meise.

Joseph Ignace, baron d’ Hoogvorst, heer van Meise, Marneffe enz. Hhuwde een eerste maal met Ernestine Françoise, dochter van de burggraaf van Winocsbergen, kannunikes van Nijvel, die jong en kinderloos stierf.
Een tweede huwelijk met Marie Catherine de Brune, vrouwe van Wittecom, werd gezegend met een zoon : Jan Joseph Ghislain.  Ook deze vrouw stierf na slechts 7 jaar huwelijk (1762).  Haar echtgenoot Joseph Ignace stierf op 14 december 1786.

Jan Joseph Ghislain van der Linden d’ Hoogvorst, heer van Meise, Marneffe, Wittecom, Volandre, Bavegem, Boechout, Priems, werd op 6 juni 1758 op het kasteel van Boechout geboren en groeide er op, waarschijnlijk onder de hoede van zijn tante barones Roose, die toen reeds weduwe was.  De overdracht van titel en goederen gebeurde nog tijdens het leven van zijn vader.
Hij huwde op 15 mei 1780 met Angélique Philipinne Gage, kannun ikes van Nijvel te Gent geboren op 9 april 1755, de enige dochter van Emmanuel Philippe graaf Gage en Marie Madeleine Spangen.
Zij zijn  ouders van :

1.      Emmanuele Constantin Premier, geboren te Brussel op 7 juni 1781 op jeugdige leeftijd baron d’ Hoogvorst en kasteelheer van Meise.  In 1807 huwde hij met de acht jaar jongere Marie Caroline de Wal Wasbourg.  In het adellijk gezin werden 2 zonen en 2 dochters geboren.
Hij werd generaal van de burgerwacht in 1830 en bleef burgemeester van Meise van 1807 tot aan zijn dood in 1866.

2.      Joseph Marie Jean Baptiste Second werd geboren te Brussel op 12 juni 1782.  Meyer van Brussel in 1814 en 1815 en voor zijn verdiensten onder het Koninkrijk ten persoonlijken titel tot baron verheven.  Hij werd lid van het nationaal congres in 1830.  Daarna maakte hij deel uit van de afvaardiging die naar London gezonden werd om Leopold van Saksen - Coburg de troon aan te bieden en die hem op de reis naar België vergezelde.  D’ Hoogvorst werd lid van de Senaat tot aan zijn dood in 1846.

Jan Joseph van der Linden d’ Hoogvorst huwde na de dood van zijn eerste vrouw (9 juli 1783) te Antwerpen met Marie Anne Roose, dochter van Jan Alexander, graaf Roose de Baisy, baron van Boechout en Anne Josèphe van de Werve.  Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren :

1.      Constantin Joseph Ghislain van der Linden d’ Hoogvorst.  Hij huwde met Marie Thérèse Moretus die te Antwerpen op 11 juni 1790 geboren was.  Dit huwelijk bleef kinderloos.  Constantin die te Meise verbleef verving zijn halfbroer Emmanuel als burgemeester terwijl deze zijn talrijke verplichtingen te Brussel nakwam.

2.      Charles François verkreeg de titel van baron onder het Verenigd Koninkrijk wegens bewezen diensten.  Hij huwde met Marie Thérèse Moretus, weduwe van zijn broer Constantin.

3.      Louise Jeanne, huwde Frederic, baron de Secus, die lid was van het Nationaal Congres voor het district Ath  in 1830.  Hij zetelde later in de Kamer van  volksvertegenwoordigers.  Hij stierf  op 24 september 1862 in zijn kasteel te Bauffe.

4.      Emile Charles van der Linden te Meise geboren op 10 oktober 1797 huwde met Marie de Cort.  Hij stierf te Brussel op 18 december 1861.

Wij mogen stellen dat al de kinderen van Jan Joseph Ignace van der Linden d’ Hoogvorst in meerder of mindere mate betrokken waren bij de gebeurtenissen onder het Verenigd Koninkrijk, bij de Omwenteling van 1830 en bij het ontstaan van het Koninkrijk België. 

Voetnoten :
(1) Zie het Hof te Meise – tijdschrift Berla nr. 32
(2) Groenvisser : hij die zoetwaters verkoopt : Middelnederlands woordenboek
(3) gelaey : houten paaltjes
 

Hoe werden de van der Linden d’ Hoogvorsts dorpsheren  van Meise ?

Vooreerst dient een vooroordeel uit de weg geruimd : zo er sedert onheuglijke tijden de baronie Boechout bestond, is er nooit een baronie Meise geweest.  Wel voerden de van der Linden d’ Hoogvorst de titel van baron sedert 1663, doch deze titel was niet gevestigd in Meise maar op Hooghvorst een afhankelijkheid van Tervuren waar de van der Lindens hun erfgoed hadden.
Hoe zijn ze hier beland ?
Een der freules van der Linden, met name Barbara liep hoog op met titels en adeldom en ouderdom van haar geslacht.  Zij was gehuwd met een lid van de Geheime Raad, die echter de plebejernaam Bourgeois droeg.  Met veel geduld en moeite werd er de particule ‘de’ voorgezet, maar Bourgeois of de Bourgeois bleef burgerlijk klinken.  Don Diego d’ Espinoza, die zich bij gelegenheid als graaf  liet betitelen en in 1660 al militair gouverneur van de stad La Basée in Noord – Frankrijk was en later te Damme, Oostende …
Op 12.11.1671 kocht zij het voor schulden in beslag genomen erfgoed van de van der Eee ’s te Meise, waar echter geen enkele titel aan verbonden was – zij betitelde zichzelf “dame van Meys” alhoewel zij slechts een gedeelte van de parochie bezat.
Alhoewel zij twee zonen had uit haar eerste huwelijk – waarover niets bijzonders geweten is – stelde zij als erfgenaam aan, haar neef Philips van der Linden, die (beweren kwatonden) stierf van … vreugde bij ontvangst van het koninklijk perkament, gedateerd 27.9.1663, waarbij de koning van Spanje hem baron maakte, in een tijdspanne waarin men het toekennen van adellijke titels vergelijkt met de verkoop van aflaten een goede eeuw vroeger : alles was getarifeerd en voor iedereen bereikbaar, mits afdokken.  De titels van onze landadel dateren alle uit de spaanse tijd en het is daarom dat in de toen reeds afgescheiden Nederlanden men thans heel wat minder getitelde edelen vindt.
De van der Lindens waren eeuwenlang forrestiers of woudmeesters van de hertogen van Brabant geweest.  Het was de kandidaat baron Philips waarvan hoger sprake die als laatste fungeerde van 24.12.1629 tot zijn overlijden 24. .1664.  toen ging het ambt naar een andere familie.  Het is dan ook ten onrechte dat onze generaal – baron  - burgemeester Emmanuel door Sander Pieron nin zijn Histoire illustrée de la forêt de Soignes, betiteld wordt als “le dernier grand forrestier” ten ware zijn functie van “inspecteur général des eaux et forêts” bedoeld wordt.

1.13 Mark Servais


1.13 Stadsarchief Brussel

1474 Het oudste stuk dateert van 1474 over Ferdinand, orphelin de Philippe van der Linden Hannut, Villers et environs
1512 Uittreksel uit de rekening drossaert Grimbergen
1573 Lodewijk van der Linden riddere, soen whijlen heer Jan van der Linden oyck riddere
1596 Schepenbank Hooghvorst – heer was ridder Jan van Steenweghen
1643 Mathijs van der Linden capiteyn van compagnie hoogduytschen van regiment van colonel Bager in dienst van Z.M. geeft volmacht aan Marc Emmanuel de Bourgeois, Raed voor liquidatie erfenis van der LindenFerdinand (in 2de huwelijk 22.12.1626 met Christina de Bourgeois + 23.7.1637 waarvan dochter Carolina Lenora van der woutmeester van Brabant.
1653 Memorie van Anne van der Ee over kasteel Meys :
Dreve van Leinmanbogaert ende de Eysput met thuis van de smisse synde het incomen voor het huys van plaisance 3b.
Idem den Pollepel met plaitse huysinghe en rijstal den Leemanvijver, den Molenvijver, de Ossendreve, den Partirrehof, het Casteel, den Langen vijver met het Prouweel daeraen gelegen, de Pruymhof let den hof boven de trappenende den grooten Bankenhoff met de dreve daeraan gelegen comende tegen de kweekerije in een geplant met dreven ende schoone haeghen 5b
Idem de kweekerije met nieuwen bogaert tegen boechout 3b.Aen het block met het boschken en de Eerbel boschken 2b.
Aen den Bellart waar de camme op staet met bollaert – block daer den sneeuwput op staet, den Notenmeirsche ende nagel met die woninghe en hoff waerop de meyer inne woont$2b.
Dit alles in een quadraet rond in dreven aen straeten wel beplant 15 b 1 dw
Groote Wauwer tussen nieuwe dreve tegen Amergemlant van abdij en aan voetweg aldaer men Boechout naar Ophem gaet 4b.
Groote Wauwer bove, den voetweg genoemt Middel Wauwer 4 ½ b
Kaerlijck 1 b bempt en bos wel beplant voor een warande te maecken 1 b
Het Wijnblock dat den meyer in huringhe hout 1 b 1 dw
Clayne Wauwer in diverse stukken 6 b = 16 b 3 dw samen 32 b
Groot scoon gemeyst pachthoff daer Jan Terwecoren op woont met boomgaert en block 2b
Partijen van lande die men soude mogen hebben om die frayheyt ende playsantie te Meys geleghen in syb volcome perfectie te setten.
Block Jan Terwecoren achtre O.L. Heer aan ’t Cruys ghelegen;
eenighe stukken van de Abdij op groote Wauwer.
Weyken van Chartrozen en cleyn beitsken lant.
1 of 1 ½ dw van Caelijckenbosch tegen lant van ’t Sestich.
Deze 3 stukken te wisselen tegen land op de 3 wauwers voor Groot en Midden dat van Sestich met 11 / 2 dw Cleyne Wauwer; dat van Terwecoren kan  gekocht of verwisseld worden.

Frayheyt
Schoon paysant gebouw van ’t Casteel in ’t vooruitzicht op syn Italiaans met schone thorens.
Schoone bassecourt quadraet met schoone stallinge ende ’t bassecourt belotenn in syn muren en thorekens.
Schoon innecomen oft entree door dyen grooten boomgaert.
Schoon planttahgien in dreven rontsom de hovinghen in syn quadraet.
Hoven, parterres, bemden en bomen, de prieelen vijvers boomgaerden der kweekerye, pruymenderye, wijnberge ende vijgenboschken ende den grooten keukenhoff, het perspectief van boomen dat gesien wordt van den grooten salletten.
Doelhofboschken, steunboschken ende het block om pijnboomen tegen de fraaye trunckdreve.
Groote schoone dreve op den Grooten Wauwer daer de landen die nog binnenwaerts verthoonen een schoone block dewelckers met wisselinge van landen rontsom in synb quadraet can brenghen; 4 scoone vijvers waerin medegerekent de vijver van ’t casteel; t s meyershuyse ter 3 syden van steen gemeyst, heeft schoon gewelfde kelders, 2 camerzs, keucke, ende vloer ter aerde.  Een schoon gemeyst pachthoff schueren ende stallinghen met schaliën, gedicht.
32 b min 2 b  Cleyne Wauwer om te wisselen met Eterwecoren, ’t Sestich en chartroyzen sal blijven 30 b – volgens verclaring meyer Louis Verbeyst.

1.9.1663 testament van ridder Philips van der Linden en echtgenote Marie Françoise van der eycken aan zoon Jan Philippe baronnie d’ Hoogvorst (Wezenbeek), idem baronnie Sorrin le Chastuin, quartier de Moha , in fedéicommis.
Andere kinderen : Barbara Maria, Anna Hermana, Anna Françoise krijgen met jan, ¼ van het overige bezit

1672 daagt mevrouw de huysvrouwe van colonel spinoza Anna van der Ee in verband met het kasteel van Meys.

Testament van Barbara van der Linden dochter van Ferdinand en Anna van der Noot.
Te begraven in kelder “daer mijn goede man (de bourgeois) in begraven ligt in Savelkercke van de capelle van St. – Michiel.
5 mudden tarwe en een mudde coren, te backen  en te verdeelen aan arme cholieren en vondelingen in Brussel; 1000 g aan armen in Brussel
1500 missen aan het St. – Michielsaltaer enn 20 “6weken” missen.
Op 16 september jaergetijde “mijn lieve man saeliger” 25 jaar lang.
Door erfgenaam te geven aan Capucienen 50 g; dezelfde som aen de Arme Claren, de Brigitinnen, Miniemen, Augustijnen, de gevangenis van de Steenpoort en gasthuys St. – Jan; 100 pattacons aan biechtvader Jezuiet
Rente 300 g op stad Brussel 5 % aan armen en gebrekkigen (3mans en 3 vrouwen elk 50 g) dooe erfgenaam aan te duiden met gebod voor mijne sile te bidden en eens per jaer te communiceren en dagelijkcks een paternoster en een Ave Maria voor saliger Bourgeois en testatrice.
Absolute erfgenaam : Jan Philippe, enige zoon van broeder Philippe en Marie Françoise van der Eycken met actief en passief; eventueel met overgang op haar zusters Barbara en Maria.
Mobilier aan haar zuster Barbara : scribant van schieldtpadde, beslaghen met coper en vergult; 4 silveren pottekens (olis, azijn, suyker en moastaert);  2 silveren “saliern” met wapens Bourgeois en van der Linden; 6 silveren lepels en 6 silveren foreketten; ebbenhouten tafel, Turks tapijt; 2 touren parels van mijn hals 100 in getal.
Aan Anna 100 g, Barbara 200 g en Françoise 100 g van rente 400 g op de stad Brussel;  aan Barbara van peerlen braceletten, de cleynste van de twee; goden  rinck met roosken en diamanten (van vader afkomstig; 2 groote silveren doosen; ovaal deurlichtig silveren gouttiere aan Françoise : stricke met diamanten waeraen Lieve Vrouw met diamanten : silveren schaele met pint en 2 cleyne silveren flambeeuwen voor haer nacht parquet.
Aan mevrouw haere moeder ter memorie een silvern suyckerose met decksel.
Aan mijn broeder Jan jacques van der Linden prior van Renty 300 g in geld
Aan Anna van der Linden geestelycke dochter, mijne zuster : rente 300 g op de stad Brussel en de Bantmolens; idem 150 g op stad Brussel en het vee; k 30 g op domein Tervuren, 100 g op domeybn Brussel en pachthoff Tervuren.  Idem altaer in vorm van scribant, kelck, geweyde steen enz.; 2 silvere coffoire, 2 silveren kandelaers, een O.L.V. in palmhout die 2 engels de croone boven het hooft houden.
Aan halfzuster Carolina renten : 125 g op Berg Brussel; 50 en 29 g 19 st op Staeten Brabant; 25 g op stad Mechelen, 9 g 7 st op domeyn Leuven; 9 g 11 st op domeyn Brussel en 100 g op stad Nijvel; een verzilverde schaal; ente 25 g op stad Diest mits 2 jaargetijden voor grootouders in Savelkercke; renten 60 en 40 g op domeyn Jodoigne aan nicht; schilderij schouwstuk St. – Jan Baptist; schilderij Ecce Homo; een paer silveren kandelaars.
Aan 2de nicht : 3 mudden coren op hoeve Gaesbeek; renten 31 g 5 st op Jan del Vade; 30 g op Hub fontaine; schotel met vergulde boord; 2 silveren kandelaers; 2 silveren soutvaten op pullekens, half vergult; schilderij met O.L.V. en kindje Jezus.
Aan don  Diego Gomez d’ Espinoza, echtgenoot : vruchtgebruik van de goeren Meysse en Immersele met verbod bomen te cappen, ten ware ter reparatie van selfde goet, huysoinghe en pachthoeve, daarna Philip Jan van der Linden.  Verbod aan erfgenamen van een Espinoza rekeningen te vragen sedert huwelijk;  Spinoza heeft geen recht op geld in ijzeren kist, dat van voor huwelijk dateert; 1000 g aan Spinosa “als courtoisie en danckbaerheyt”

460 A III Aangewezen als executant : advocaat Servranckx van Raad Brabant.  Aen alle cnechten en meyden een “treffelyck rouwcleet” en loon tot einde jaer.
Cathar van der Mercke kokenmeyd en Niklaas Klaerwaeter knecht 220 g indien nog in dienst.

Dit besloten testament werd geopend op 15 juli 1681.

Meerdere cocicilles :
rente 150 g aan plebaan St.- Godele op de noen na sermoon in form van catechismus  die aldaer gedaen wordt met assistentie van geestelijcke dochters;
rente 50 g aan arme prioesters voor Maandags requiemmis aan altaer St. – Michiel; op jaargetyde en O.L.V. feesten 4 keersen op altaer
een rente van 50 g of 800 g eens aan de 1ste meter Barbara Maes (codicille 21.10.1676).
Bij opening is Spinosa nog steeds gouverneur van de stad Oostende.

2. Kaarten


Kaart Meise dorpskern
1. De kerk met de Dries
2. De rechtbank
3. Het dorpskasteel
4. De pastorie
5. Het vertrekpunt van de wegen

Stippellijnen :   De verdeling van de velden rondom de dorpskom in regelmatige blokken  afgelijnd door veldwegen.  Quid Romeins kasteel.

3 Gebouwen vroeger en nu



 







De ingang Meise-dorp bewoond door de familie De Vreugt


Ingang Meise - dorp nu






Het wit kasteel van baron d' Hoogvorst


De Vriendschapstempel nu.





Oranjerie



Opslagplaats

 

1.1.1939 De Belgische staat wordt eigenaar van het domein van 92 ha
7.6.1940 Duitse troepen bezetten het domein tot 3.9.1944 
2.12.1944 Vliegende bom valt en het kasteel brandt af
7.9.1944 Engelse troepen bezetten het domein en installeren er de “Desert Rat Battle School” tot 9.8.1945
15.8.1945 Het Engelse vervoerskorps 712 Cy van de R.A.S.C. bezet het domein tot 1.1.1946
1948 Kunstschilder Edwin Ganz stierf op de zolderruimte van de Oranjerie (zie afbeelding).
1952 Een der bijgebouwen van de hoeve van d’Hoogvorst wordt ingericht als schrijnwerkerij.
1954 De funderingen van de hoeve d’Hoogvorst worden uitgebroken.
1956 Verbouwen van de oude wasserij van het d’Hoogvorst kasteel aan de ingang van Meise – dorp tot werkplaatsen.
15.4.1958 Het domein wordt plechtig geopend voor het publiek.
1959 Aanleg van het terras voor de Oranjerie.
16.3.1960 De Oranjerie van d’ Hoogvorst wordt in concessie gegeven om uitgebaat te worden als café – restaurant.
14.2.1967 De naam Rijksplantentuin wordt gewijzigd in Nationale Plantentuin van België
9.8.1967 Het domein wordt geklasseerd als landschap.
1987 De binnentuin van de Oranjerie wordt opnieuw ingericht en de sierborders rond het terras worden aangelegd.


4.  Genealogie

Leengoed van de Berthouts

Een “leen” is een onroerende zaak welke door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan, met onderlinge verbintenis van bescherming aan de ene, en van manschap de heergewaden aan de andere zijde, een leenhouder – een leen verheffen.

 

Berthouts (van Mechelen) en de Heren van Grimbergen zijn niet over één kam zijn te scheren. Ze zijn wel afstammelingen van dezelfde voorvader en de Berthouts zijn aangetrouwd. Ze beheerden samen wel een condominium en de Berthouts waren ook heren van Humbeek, die van Grimbergen zaten in Asse en Ninove.... Maar dat is zeer complex..... Over de Berthouts van Mechelen bestaat er wel een gedegen werk: van Crijnen: Familie en Macht of zoiets....

Nog een bedenking: Die Vander Ee ? zijn dat dezelfde ( of familie van Van der Aa).... Ik heb hier nog wel een “Opvolging van de Heren van Grimbergen”, maar die is ook gepubliceerd in “Uit het Verleden van Grimbergen (2 delen)

 

XIIIde eeuw Grimbergen Nassau

Als we over deze periode iets weten, dan komt dat uit de eerste oorkonden van de abdij van Grimbergen uit 1110, 1132, 1147, 1155, …

Het hof te Meys was een leengoed van de Berthouts en behoorde tot het “land van Grimbergen”.
Deze benaming is een eerder late fictieve geografische omschrijving van een bepaald gewest in het oude Brabant, dat weliswaar een juridische en historische eenheid vertoonde, doch geenszins een nauw samenhangend geheel vormde.  Het groeide uit de feodale configuratie, door de Berthouts in het leven geroepen.
Het omvatte Grimbergen, Strombeek, Meise, Brussegem, Londerzeel, Eppegem als hoofdkern; 
Grimbergen was toen niet het hoofd van een parochiecomplex, maar wel Meise.
volgens J. B. Grammaye was Grimbergen in 1110 nog een afhankelijkheid van Meise en in 1132 werden de rollen omgekeerd o.a. door toedoen van de heren van Grimbergen en de invloed van de abdij.  Bisschop Odo en zijn opvolgers plaatste Meise onder het patronaat van de abdij van Grimbergen.  Er is echter een grondig verschil tussen patronaat en afhankelijkheid.  Uit de oorkonden van 1110 en 1132 en de volgende jaren blijken twee verscheidene rechtstoestanden
Het hoogtepunt van de feodale macht van de Berthouts lag zeker tussen 1128 – stichting van de Norbertijnerabdij – en 1159, jaar van hun nederlaag tegen de hertog van Brabant.

Het ontstaan van de moederparochie Meise is het best te vergelijken met de vestiging en de uitbreiding van een missiepost.  Naast een centrale kern in het oudste en meest bevolkte gedeelte van de streek gevestigd, groeit en verspreidt de parochie zich tot waar natuurlijke hinderpalen de grenzen trekken of nabij gelegen moederparochiën, zoals bijvoorbeeld Ossel en Zemst, elke verdere expansie beletten.
De ganse primitieve uitgestrektheid van het Land van Grimbergen telde slechts een viertal moederparochiën, namelijk Meise, Ossel, Wemmel en Zemst.  Van de overige was er nog geen sprake.  De meeste hunner ontstonden pas later, tussen de IXde enXIIde eeuw, ten gevolge van de algemene uitbreiding van de villakerkjes.
Meise als moederparochie omvatte dus heel de uitgestrektheid van de huidige gemeente (voor de fuzie), een deel van Brussegem, d.z. Oppem en Amelgem, geheel Grimbergen en Strombeek.
De patroonheilige St. - Martinus, de dorpsstructuur van het vicus, de grenzen en de bodemgesteldheid zijn zovele littekens, die daarvan getuigenis afleggen.

De nabijgelegen donjon van Godfried met de baard (hertog van Brabant) werd waarschijnlijk gebouwd om een dam op te werpen tegen de heerszucht van de Berthouts.

In 1211 was de Schepenbank in het hof te Meys gevestigd.

1212 de Menza
Arnoldus de Menza x Domina Gisela

Arnold en Rengot de Menza

Onder Meise behandelden we reeds de oorkonden daaromtrent van 1139, 1171, 1176, 1182, 1286, 1211 en 1223. De herkomst van deze tienden en het vrij ernstig geschil dat er uit voortvloeide leidde tot de excommunicatie van Adam d’ Ophem. De betwisting liep ruim 40 jaar.

Het andere deel tiende hielden ze van de milites de Menze, die op hun beurt leenmannen waren van de kasteleinen van Grimbergen en langs deze de rechtstreekse tak van de Berthouts. Deze ingewikkelde feodale toestand blijkt duidelijk uit de oorkonde van 1233. De Berthouts namen de erfenis over van de beide abdijen Grimbergen en Ninove. Het is de laatste overdracht in een lange reeks. Voortaan is gans het parochiaal patrimonium weerom in geestelijke handen en is de nieuwe en definitieve toestand geschapen, die eeuwen zal duren. 

Van Immersele

XIIIde eeuw Arnold Van Lier
                      Jan Van Lier
                       Godfried Van Lier
1474 Karel Van Immersele
         Arnold Van de Werve
1544 Hendrik Van Berchem X Margaretha van Werve



nog aan te vullen

Samenvatting

1554 jonker Jan Van der Ee en Anna Van Boechout
1671 Van der Linden
1818 nieuw Emmanuel Van der Linden – d’Hoogvorst
1866 Leon

5.Toponomie

Belle
SA 9184 : Lenen van Margrete van Meys welcke si voert vanWill VdEtten : halve b op Meysveltte Belle aan Hof van Meys (XV?)
SA 26-2-1592 hofstede Bellestraete aan kerkhoff goed.

Berghuis
Caertb 1717  : 22 een plaetse met een mot genaemtBerchhuys 0-1-68
Not. 6763 13-11-1764 Vdl houtkap … van aen het Berghuys aks immerzeel zie ook Top Brussegem 16
Not. 8236 Nr. 34 id ’t Berghuis

Berla
SAB 1051 tot dese (vander Ee) heerlyckheyt hoort toe een selve motte tweemael entwaert ende pleeck hier voortijds te staen een schoon huys, twas tHuys van Immerzele ende nu al vergaen maer daerop blijven staend een cleyb steynen husken
KAB 5792 1699Franck Diertien en Barb De Pricker over Mich. Janssens, Juffr. Petronella en Anna de Croy en wijlen zuster ; rente 67-10 (1300 gulden) op Waterken ofte Berla leeenroerig Fr. Swerts heer van Riddervoorde stadhouder Groot Brittanje.
WEB II blz. 296 stenen gebouw nabij de pastorijalias ’t Waterken
SA 5751 : placcaet van 1764 baron d’Hoogvorst verhuurt seker huys en erve gen Berla oft Waterken tegen Brusselbane omtrent het Waeterken metten boomgaart en block lants sonder de wateringhen ende vijvers daeraan liggende
Not. 36385 : 1832 vander Linden verhuurt het huis het Waterken, 17 r 49 e aan Stwg.

Biesweide – Bierweide
SAB. 475 : uitgewonnen vander Ee  bos de Biesweyde 0-3-6
COO Brussel – 1297 = hypoteek Anna vander Ee 26.8.1655 – 3 dw de Biesweyde
SA 5692 – Juni 1758 Petrus Vleracjers = de Biese Weydeweg niet geëffend
Not. 36393 8.3.1836 Thielemans verhuurt weyde Bierweyde 36r 8c Rode

Bosschervelt
SAB – 1051 – Van der Ee – Bosservelt oen ’t land van Bouwout tegen Brusselstraete 2 dw
SAB – 29.4.1553.  Jan van der Ee rente op 3 dw. Bosservelt neven goederen van Bouchout aen weg naer Assche.
SA 13.2.1579 – rente Jan vander Ee – 6 dw. Bosservelt
SA 2.9.1610 Jan vander Ee beleent 5 dw. Bosservelt

Brexeckweyde
SA 5715 : 06 09 1655 Anna vander Ee verpandt bos 3dw Brexeck – weyde

Diercoop
HGeest. 1637 Erfenis afgelegd door Jan van der Ee boomgaard den Diercoop 151 gulden in uitgaf echter = terugbetaals Jan van der Ee Diercoop 15 l g. aen huurder Diercoop 10 g.

Hertissenput
SAB – 22.3.1547 Vander Ee beleent halve dw Hertissenput aen goederen Bouchout.
29.4.1553 Vander Ee half b. Hertissenputten

Hoef Van Immerzele
SAB. 1051 – ende lot dese heerlickheyt noort noch toeeen schoon pachthoff geheeten de Hoef Van Immerzeel der nu in pachtingen houdende is Christoffel … daeraff sy … gheeft van den winnende lande waeraff de parcheelen ende stucken hun van volgen jaere vallende Sint Andriesmisse in rogge te Mechelen gelevert of te Brussel daert den voorsydehem heeft 57 sacken Mechels en in tarwe 3 sacken Mechels
HC 1474 – woenstede neven ‘thoff van Ymmersele er inne ende Beverstraete er altere commende met een eynde aende Molenbeke Z.B.
HC 1601 – eenen boomgaert metten vyvere … en alle andere toebehoorten, gelegen neven het pachthoff geheten thoff van Immerseel … metten zijde tegen tseven hoff met andere zjde tegen de Beverstrate en molenbeke
Not. 6750 – 21.11.1749 – van der Linden houtkap “aen het speelhuys genaempt d’ Heerlyckheit van Immerzele”
Not.5755 – 26.11.1756 – van der Linden verhuurt aan Jan Baptist van Bever Pachthof Hof van Immerzeele op de Mose 835 g. per jaer
Not. 6763 – 13.11.1764 van der Linden houtkap … ende op Immerzeelbosch tussenn Bouchout en St.-Anna-Capelle

Hof te Meise
= Hof van Immerzeel.  Binnen het hof lag de motte Berla – het Waterken.

Hof van Immersele
Immersele = opvolgers van de dorpsheren van Meise, zie tijdschrift Berla nr. 2
WEB I – pag. 263 – 296 : t’hoff te Meysse ou Van Imersele enz.
Cijnsboek Van der £Ee – Anna van Bouwhout = mottret twee mael omwaertertende pleeck hier voertijds te staan een schoon huys het welck genoempt was ’t Huys van Immersele ende nu al vergaen maer daarop blijven staen een cleyb steynen huysken
SA – 5922 – 9..1570 – verklaring Jan van der Ee = ’t Hoff te Meysse gesecht Hoff van Immersele sedert meer dan 200 jaar aan heren van Immersele. (zie beschrijving eigendom Berla nr. 33)
SA 5792 – Leen van Oranje = Jan van de Werbe, sone Aertsriddere, daer moeder van was Adriaene van Immersele, ’t Hoff te Meysse gesecht Hoff van Ymmersele ongeveer 22 b. met vijver van 1 – ½ dw.Hogere, middelbare en lagere justitie waerd ongeveer1.200 g.  Groot Brabants met 5 mannen van leen
25.8.1645 – Anna van der Ee over de doot wijlen Johanna Anna van der Ee, suster en eenighe erfgenaeme van Jan van der Eze, ’t voorsegd hoff bij testament.

Kasteel
SAB 475 : 30.3.1554 verkopren Hendr. V Berchem ridder en Margareta van de Werve kasteel aan jonker van der Ee en Anna van Bouchout : … dreve met Leinmansboomgaert ende den Eysputmet thuys van de Smisse synde het incomen voor het huis van plaisancie 3b.  Idem den Pollepel met plaitse huysinghe en rijstal, den Leenmanvijver, den molenvijver, de Ossendreve, den Partirrehof, het casteel, de Langen Vijver met het Prouweel daeraen geleghen,den Pruymhoff metden hof boven de trappenende den grooten Bankenhoff met de dreve daeraen gheleghen comende tegen de kwekerije in een geplant met dreven ende schone haeghen 5 b; idem de kwekerijemet nieuwen bogaert tegen Bouchout 3 b; aen het block met Eerbel – boschken 2 b;waer de camme op staet, de Notenmeirsche ende nagel met die woninghe en hoff waerop de meyer inne woont 2 b.  Dit alles in een quadraat rond in drevenaen straeteneplant 15 b 1dw.
Not. 3680 : 1829 verkoop Wemmel Kasteelken Hasselt.

Kinderbos
aangekocht door Roose 22.11.1660

Kortebrouw
KAB 24479 : Kerk Rode heeft hypo op 339 r leenroerig Hof van Lier tegen Calvereneusel Cortebouw (?) en Bouchoutbosken, geheeten het Preheel, Sommelbant

Leeman
COO Brussel 1019 Sartrozen 1744 : weyde en water gen den Pollepel  aan de bane naa Amelghem, den boomgaert den Leeman, casteel en hof d’Hoogvorst
Kerkr 1591 : vdEe betaalt zijn erfrente niet op den Leeman aan Bellaertstr (ook SA 5709 : 5.5.1606 : vdEe legt kerkrente af van 14 st op boomgaert den Leeman)
Caertb 1717 II 74 : een vijver gen de Leeman en 77 den bogaert tegen casteel gen den Leeman
Not. 5755 : 26.11.1756 : vdL verhuurt Jan Van Bever Hof te Immerzeel en boomgaert den Leeman voor de voorpoort van casteel ; de huurder is verplicht gras op partij bempt tussen Immerzeel en Leeman te maaien.

Moese, Mose
Not. 5755 : 1756 verpachting Hof te Immerzeel op de Mose

Pollepel
Cijnsb. vdEe – van Bouchout : huur van de Leemansbogaart herplant op de Leemansblock tusschen het water en de Pollepel

Vijver
SAB 1051 : vijvers Van Immerseel


6.  Kunst

M. Noblon : 

   Gravure van J. Neefs naar een schilderij van Antoon Van Dijck



Deze foto staat in de catalogus van de werken van Van Dijck van Dutoit onder het nummer deel 4.153.  Volgens het jaarboek van de adel van België van Altenstein.  Jean François vander Ee heer van Meys was amman van de stad Brussel waar hij de titel bij de dood van zijn vader bekwam in 1608.                                                                        M. Noblon

Edwin Ganz

























7. Bibliografie

7.1  Berla

83.01.02 Berla of waterken Van Hemeldonck L.
89.27.01 Baron d’ Hoogvorst Van Hemeldonck L.
93.32.02 Het hof van Meise Van Hemeldonck E.
93.33.01 d’ Hoogvorst hulde Van Hemeldonck E.
93.33.20 d’ Hoogvorst cantate Van Hemeldonck E.
97.50.05 Een merkwaardige vrouw barones d’ Hoogvorst Van Hemeldonck E.
99.55.03 De inboedel van een hofstede in Meise Van Hemeldonck E.
00.61.03 Het standbeeld van d’ Hoogvorst in Meise Van Hemeldonck E.
05.81.05 Baron van der Linden d’ Hoogvorst Moyson Raoul

7.2 Boeken
Jaarboek van de adel van België van Altenstein
                                      Baron van Herckenrode
Histoire des environs de Bruxelles A. Wauters
Het wapenschild van Meysche en het blazoen van de heeren van Bouchout (E.S.B.,1934, p. 80 – 82)
Het kasteel van Bouchout te Meise Lindemans J. (E.S.B., 1927 – 28 , p. 13 – 16)
Het hof te Meysse   Bettesone Achiel  Pasar 2011
Meise Achiel Bettesone Schoon Meise III Vakantiegenoegens 1997
Keizerin Charlotte op rust te Meise Achiel Bettesone 2013
Baron van der Linden d’Hoogvorst   Moyson Raoul  Artikel Tijdschrift Berla en Brochure
Meise Vanden Eynde Jan
Le domaine de Boechout et ses châteaux Edwin Ganz
Getuigenis Ganz Edwin
Meise, onder de toren van St.-Martinus Jef De Cuyper Sib 2001
Meise Jef Heyvaert
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n  Snoeck – Ducaju
Historische tuinen en parken in Vlaanderen M&L cahier 20 Roger Deneef Vlaamse overheid Onroerend erfgoed 2011 pag. 194
Iconografie van vlaams – Brabant IV Kanton Wolvertem
Standbeeld baron d’ Hoogvorst 100 jaar in Meise Het Nieuwsblad 9.9.1993 (RWM)
Vermakelijkheden van Brabant en deszelfs onderhoorige landen van De cantillon, uitg. David weege MDCCLXX
Eigen Schoon en de Brabander
1985 4-5-6 Chevalier Joan Joseph van der Linden d’ Hoogvorst 1651 chevalier de malte “Bessemhoeve tot 1748”
1937 Kasteel d’ Hoogvorst 120 vensters = Cosijns T.C.B.
1912 5-6-7 pag. 93 Meiboomplanting1985 4-5-6 Chevalier Joan Joseph van der Linden d’ Hoogvorst 1651 chevalier de Malte
Atiquitatis illustrini Brabantiae  I.B. Grammaye www.play.google.com





Geen opmerkingen:

Een reactie posten