Inhoud :
1. Gepubliceerde teksten van andere auteurs
1.1 T'Serclaes : L'érection de toutes les terres, domaines et familles titrées du Brabant
1.2 Wauters A. : Histoire des environs de Bruxelles
1.3 Edwin Ganz
M. Noblon : Gravure van J. Neefs naar een schilderij van Antoon Van Dijck
1.4 Wapenboek provincies en gemeenten van België Gemeentekrediet 1969
De herautstukken van Meise
1.5 Van den Eynde Jan : Meise
1.6 Eigen Schoon en de Brabander
1.7 Achiel Bettesone Historische data : http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise
1.8 Jef Heyvaert
1.9 Stefan Vidts Meise Domein van Boechout
1.10 Lucien Van Hemeldonck Berla 1983.01.02
Berla of Het waterken
1.11 E. Van Hemeldonck - Van Antwerpen Het hof van Meise Berla 1983.32.02
Het kasteel van Meise
Hoe werden de van der Linden - d'Hoogvorst dorpsheren van Meysse ?
1.12 Max Servais Heraldiek van België
1.13 Stadsarchief Brussel
2. Kaarten
Grondplan
3. Gebouwen vroeger en nu
Ingang Meise - dorp
Kasteel van Meysse
Kasteel van d' Hoogvorst
Vriendschapstempel
Ijskelder
Oranjerie
De Valckhoeve
Hermitage
Werkplaats
Houtlab
4. Genealogie
XIIIde eeuw Grimbergen Nassau leengoed
1212 de Menza Arnold en Rengot
1294 van Immerseel
van Lier
van de Werve
van Berchem
1544 of 1554 van der Ee Jan en Anna van Boechout
1671 Barbara van der linden
1818 nieuw onder baron Emmanuel
1866 Leon
1891 Edmond
1881 staf Keizerin Charlotte Cdt Luit. Kolonel Tillier
1938 Belgische staat
1940 Duits leger
1944 Engelsen - afgebrand
Nationale Platentuin
Plantentuin Meise
5. Toponomie
6. Kunst
7. Bibliografie
1. Teksten
1.1. T'Serclaes :
L'érection de toutes les terres, domaines et familles titrées du Brabant
1.2. Wauters A. :
Histoire des environs de Bruxelles livre 4
Meysse
Naast de mooie grasvelden en lommerrijke plaatsen van
het domein van Boechout, strekken zich aan de overzijde, prachtige en
pittoreske tuinen uit; de beek die in het midden van de vallei kronkelt trekt
de bijna onzichtbare grens tussen de twee domeinen, die geschapen schijnt om
het geheel op te fleuren. Maar het
kasteel van Meysse, stevig bouwwerk dateert slechts van 1818, geeft niet het
originele cachet dat Boechout onderscheidt, en haar geschiedenis herinnert niet
aan de bewogen episodes en illustere afstammingen. Het oude landhuis bestond
uit drie woongelegenheden omringd door een binnenkoer; deze werd langs de
vierde kant afgesloten door een muur waarin een grote centrale poort en twee
torens met drie verdiepingen, waarop een hoge vlaggenmast (De Cantillon, l.c.
p.161).
Ridder Rengot de Menza en Arnoul de
Menza kwamen tussen als getuigen, in 1212, in een geschil van Gerard van
Grimberghe. Arnoul, ongetwijfeld door
een band met de Crainehms, werd een van de heren of beschermheren van het
kapittel van Anderlecht; in overleg met zijn
vrouw Gisèle, en via een acte gegeven op het kerkhof van Anderlecht, stierf hij
in het klooster van Ninove 9 bunder van zijn neef in Neerpede, op 9 september
1223, in aanwezigheid van zijn meester Laurent, van zijn lijfeigene Godescalc
en van zijn bedienden Walter de Beverne en Simon; hij verliet nog aan dezelfde
gemeenschap 44 bunder , die een rente opbracht
waaraan hij afzag in Mens of Meysse, de dag van de heiligen Simon en Juda, 28
oktober 1227.
Vanaf het einde van de XIIIde eeuw wordt het hof te Meysse beheerd door de heer
Van Immerzeel.
Arnold Van Lier, heer van Immersele, leefde onder Jan I, die hem het
dorp Wommelgem schonk; zijn zoon, met dezelfde naam, trouwde volgens de
genealogen met Marguerite van Bouchout.
Sire Jan Van Lier, die geboren werd uit dit huwelijk, bracht hulde in
1356 aan Louis Van Male; maar op 20 januari 1356 – 57 , deed hij afstand van
zijn leengoed dat hij bezat via de prins.
Zijn zoon Godfried had met zijn tweede vrouw Béatrix van Duffel, Walter
van Immersele, die in 1401 het hof of boerderij van Meysse bezat. Zijn broer Arnold had twee kinderen : Arnold,
die in Parijs studeerde in 1447, en Elisabeth, echtgenote van Godfried Villain,
heer van Burcht. Het landgoed van Meysse
was in 1474 in het bezit van Charles van Immersele. Adrienne van Immersele bracht het door haar
huwelijk in handen van Arnoul van de
Werve; hun zoon Jean, daarna Charles geheten, nam het na hun over, en liet
het aan zijn zus Marguerite, echtgenote
van de heer Henri van Berchem
(vereffening van 11 juni 1544). Deze
samen met Marguerite Scheyffs, weduwe van Charles van Immersele, verkochten het aan Jean, zoon
van meester Lambert vander Ee, heer
van St. – Stevens - Woluwe, en aan zijn vrouw Anne van Bouchout ( r. van 30
juni 1556).
Deze laatste had reeds van haar vader en zijn neef, alle twee Laurent genoemd,
een heerlijkheid in Meise en een feodaal hof dat zich uitstrekte in Grimbergen,
Beigem en Humbeek, als leengoed gehouden door de twee heren van
Grimbergen; Zij werd moeder van Jean
vander Ee, benoemd tot amman van Brussel op 12 januari 1589, als
plaatsvervanger van de heer Antoine Van Os, ridder geworden in 1593 en
gestorven in 1607. Deze had meerdere
kinderen bij Marguerite van Sancto – Joanne, die stierf in 1602, en o.a. Jean
François vander Ee, die door de aartshertogen Albrecht en Isabella benoemd werd
tot amman ter vervanging van zijn vader op 9 januari 1608, en die deze functies
behield tot zijn dood in 1645.
Dit
portret komt uit de catalogus van werken van Van Dijck van Dutoit onder het
nummer van deel 4153. Volgens het
jaarboek van de Belgische adel d’ Altenstein.
Jean François vander Ee, heer van Meysse was amman van de stad Brussel,
titel die hij erfde van zijn vader bij diens dood in 1608.
Zijn zus Anne had als erfgenaam haar vrouwelijke bloedverwante
Anne Vanderee, dame van Lanenburgh. Haar
opgestapelde schulden veroorzaakten het
beslag dat gelegd werd op het hof van Meysse, dat verkocht werd, in gevolge
decreten van de raad van Brabant van 12 november 1671, aan Barbe vander Linden,
dame van Staye, weduwe van raadsheer Bourgeois, en echtgenote van Don Diégo
Gomès d’ Espinosa, oorlogsraadgever, ridder van Sint – Jabob, kampoverste van
een regiment van Spaanse infanterie (5 februari 1672); Barbe vander
Linden duidde als haar algemene erfgenaam haar neef Jean – Philippe vander
Linden d’ Hoogvorst aan, en als hij stierf zonder wettige erfgenamen, zijn
zussen, Barbe Marie, Anne – Ermance en Marie – Françoise.
Jean Philippe vander Linden, baron d’ Hoogvorst
(vereffening van 11 december 1665) huwde met
Anne – Albertine d’ Ongnyes, waarvan hij baron Jean François Joseph Ignace (r.
van 24 augustus 1690) had, stierf in 1734, en die zich verbond met Constance Le
Vasseur de Guernoval. Uit deze
verbintenis werden verschillende kinderen geboren, en o.a. Joseph Ignace
François (r. van 3 augustus 1734 en van 21 november 1772), aan wie zijn 2de vrouw, Marie Catherine de
Brunne kapittel van Moustier, één zoon had, baron Jean Joseph d’ Hoogvorst (r.9
augustus 1783), graaf van Hombeek, die zich actief mengde in de Brabantse
revolutie, en die emigreerde tijdens de eerste jaren van de Franse revolutie.
Uit hem en Angélique de Gages, kapittel van Nivelles, werden geboren, o.a. de
barons Emmanuele en Joseph d’ Hoogvorst.
Deze werd burgemeester van Brussel in 1814 en 1815, en gedurende een
lange tijd lid van de Belgische senaat.
De heer Emmanuel d’ Hoogvorst, die door de Burgerwacht van Brussel verkozen
werd tot opperbevelhebber in 1830, enkele dagen na 25 augustus, vervulde die
post met brio en overgave. Rijk en van
een oude en gewaardeerde familie, verbonden met bijna heel de Belgische adel,
vertegenwoordigde hij, in het hart van de oproerige beweging, de behoudsgezinde
en monarchale groep, die de troon van Nederland ondermijnde zonder te weten
waar de gevolgen van deze inspanningen
zouden eindigen. Uit patriottisme,
eerder dan uit ambitie, aanvaardde hij, zonder ervoor te solliciteren, de
positie die hij innam,. ‘ Hij verdient ten andere deze lof, zegde een
schrijver, waarbij hij zich nooit onbeslist gedroeg op het ogenblik van gevaar,
en dat hij op zijn post bleef tot het einde, in een tijd dat men moed nodig had
om zo te handelen. Inderdaad, toen het
Hollands kanon op Brussel gericht was, wanneer de meeste chefs gevlucht waren
naar Henegouwen of Frankrijk, verliet de eenzame baron d’ Hoogvorst het
stadhuis niet. Zonder de directie van de
actieve krachten op te eisen, nam hij deel aan alle vergaderingen of
organiseerde hij het verzet, en toen hij vanaf 24 september in het voorlopig
bewind trad, trotseerde hij de woede van de koning,, waarvan de legers schenen
te overwinnen tegen enkele slecht bewapende vrijwilligers. Wanneer de strijd stopte, verliet d’
Hoogvorst vrijwillig de macht, en nam genoegen met de eerder functies die
eerder voor de eer, dan belangrijk waren, als opperbevelhebber van de
Burgerwacht van het rijk.
Het hof van Meysse of van Immersele werd als leengoed
gehouden van Grimbergen – Nassau,
met de tuinen, gronden, weilanden en weiden die in het totaal 22 bunder bedroegen, een vijver van anderhalve dagwand, de heerlijkheid van Meysse, Rode en
Nieuwenrode, die hoge, middelmatige en lage rechtspraak inhield, een rente in Meysse, Rhode, Ten – Bosch en Strombeek., voor
een jaarlijkse waarde van 12 pond de gros van Brabant, een feodaal hof van 5
schattingen, enz; Deze eigendom bevatte
de feodale dienst met een vechter te paard en twee te voet. Een register van heerlijkheden van 1474
annexe aan het kasteel een hoeve genaamd te Nieuwenhove, en zegt dat ze gehuurd
werd , met 28 bunder afhankelijkheden, voor 9 pond 18 schellingen, per jaar. Het domein van Meysse vormt vandaag een van
de mooiste in de omgeving van Brussel; baron d’ Hoogvorst heeft het aanzienlijk
uitgebreid en heeft er de beste methoden van cultuur ingevoerd.
Achter het kasteel, en zonder twijfel op de plaats
waar zich nu de pastorij bevindt, stond er een stenen huis genaamd ’t Waterken
of Berla, omgeven door water, met vijvers.
François De Becker, vishandelaar, en zijn vrouw Jeanne De witte kochten
het op 26 oktober 1627, van Marguerite Van Oudenhaege, weduwe van Gaspard
Stubbelere. Het was een deel van een leengoed bestaande uit 7 dagwand vijvers
en dien Antoine van Bouchout vroeger verworven had van Grimbergen –
Nassau. Robert, derde zoon van Antoine,
had er de vereffening van gemaakt, de 17 januari 1548 – 49, en Arnoul, de zoon
van Robert, voltooide dezelfde formaliteit op 6 juni 1560. De 9 oktober 1600, stonden de heer Jean de
Bourgogne ook Falaix heer van Liezele, en zijn vrouw
de eigendom af aan Jean de Meer, burgemeester van Grimbergen, van Meise, van
Beigem en van Strombeek, die nog slechts bestond uit een boomgaard met vijvers,
reservoirs en dijken.
Kaart Meise dorpskern
1. De kerk met de Dries
2. De rechtbank
3. Het dorpskasteel
4. De pastorie
5. Het vertrekpunt van de wegen
Stippellijnen : De verdeling van de velden rondom de dorpskom in regelmatige blokken afgelijnd door veldwegen. Quid Romeins kasteel.
1.3. Edwin Ganz
Het kasteel van Meysse in 1670
Wapenschilden van de familie vander Ee Werk van J. Le Roy, 1696
Het kasteel van Meysse reeds gekend in de XIIIde eeuw werd vroeger “Hof te Meysse” en ook “’t Hof van Immersele” genoemd was eigendom van van Immersele die behoorden tot de eerste heren van Meysse. Het kasteel werd verkocht in 1544 aan de familie vander Ee. Er staat in de kerk een mooie grafsteen van Jean François vander Ee die amman was van Brussel van 1608 tot 1645. Hij volgde zijn vader op in deze functie.
Barbe vander Linden, dame van Staye bekwam het kasteel van Meys op 12 november 1671. Zijn was de eerste die de titel van “Dame van Meys van Immersele Rode en Nieuwenrode” mocht dragen. Barbe vander Linden trouwde in een tweede huwelijk op 5 februari 1671 met Don Diego Gome’s van Espinosa, oorlogsraadsheer, ridder in de militaire orde van Sint Jacob en kampmeester van een regiment van Spaanse infanterie. Zij legeerde het hof aan haar neef Jean vander linden, baron d’ Hoogvorst die huwde met Hélène d’ Ognies, baronne van Courrières. Een mooi schilderij geschilderd door Jean Valevens (Ec. Holl. 1640 – 1723) heeft de charmante trekken van Hélène d’ Ognioes “dame van Meys” vereeuwigt. Zij was een van de vooraanstaande dames was van haar tijd. Het behoort tot het bezit van Baron d’ Hoogvorst.
Het kasteel van Meysse werd helaas volledig herbouwd in 1883 door baron d’Hoogvorst en het werd toegevoegd aan het koninklijk domein van Boechout. Het werd bewoond door de dignitarissen van Hare Keizerlijke Hoogheid Charlotte tot 1927.
Bij onderzoek van de tekening van Harrewijn, uittreksel van het belangrijk werk van J. Le Roy 1696, is het niet moeilijk zich de poëtische charme in te beelden van deze oude herenwoonst omgeven door water met in zijn decor van gebladerte van de domeinen van Meys en van Boechout. Vertaling uit het origineel Frans door Jef De Cuyper
Baron d’ Hoogvorst in de volksoverlevering E.S.e.d.Br. nr.3 10-11 1937
Verdediging van Meise tegen vreemde vechtersbazen.
In de jaren 60 van de vorige eeuw werd er nogal gevochten tussen ploegen
drinkebroers van ’t een tegen ’t ander.
Elke kermiszondag, in de zomer, zat het erop. Ze daagden mekaar uit van de een kermis op de
ander. En als er al soms een zondag
tussen viel zonder kermis, trokken ze in bende, op ’t goed geluk af, naar een
naburig dorp, zochten er ruzie met de vreedzame boerkens die, bij hun zondag
kaartspel, hun pint zaten te drinken.
Het eindigde gewoonlijk met een gevecht in regel.
Het schijnt dat de mannen uit Breestraten (gehucht van Merchtem tegen Rossem) toen doorgingen voor de meest
beruchte vechtersbazen van de streek.
Zij hadden zojuist nog heel Ossel
overhoop gezet. Daar waren er ook van
Meise en die waren de arme Osselaars bijgesprongen. “Wacht, zeiden die van de Breestraten, de
volgende zondag komen we naar Meise en we slaan er alles kort en klein!”
Dit hoorde burgemeester baron d’ Hoogvorst.
Hij besloot eens voor goed een einde te stellen aan dat eeuwig
vechten. Hij was toen al een oude man,
wel 80 jaar, maar nog kloek en strijdlustig genoeg. Evenals in ’t jaar 30, te Brussel, zou hij
orde doen heersen in zijn gemeente!
Die zondag, (Bamiskermis) was de algemene mobilisatie te Meise. Alle weerbare mannen werden opgeroepen om na
het lof, met een stevige knuppel gewapend, op het kasteel te verschijnen. De baron verdeelde zijn mannen in
compagnies. De boswachters werden
bevorderd tot officiers en de champetter fungeerde als algemeen stafoverste. Dan deelde de baron zijn bevelen uit en elke
compagnie kreeg een bepaalde opdracht, want de oude bevelhebber van de
Brusselse burgerwacht had, volgens al de regels van de strategie, een
uitgebreid plan uitgewerkt.
Tegen de avond verscheen een bende van een twintigtal jongens van Breestraten
in ’t dorp te Meise, in de herberg van de weduwe Plas. Dadelijk begonnen ze overmoedig iedereen uit
te dagen en met knuppels te zwieren.
Doch zij hadden gerekend zonder de waard. Veertig van de kloekste Meisenaars zaten op
de loer vlak bij de herberg en vielen nu dapper de verblufte uitdagers te lijf – en
klopten er op “ dat hun achterste meewerkte”.
De Breestratenaars stoven uiteen in alle richtingen, achtervolgd door de
Meisenaars, die al maar door sloegen dat het er stoof.
Doch op alle wegen had de baron zijn mannen opgesteld zodat er geen ontkomen mogelijk scheen. Dwars door de velden ging het nu en dank zij
de duisternis, konden de vluchtelingen gaan schuilen, plat op hun buik, in een
of ander laat patatteveld. ’s
Anderendaags vond men er nog blauw geslagen en dood van schrik.
Op de plaats van het gevecht, in ’t dorp, vond men een oor en men droeg het bij
de baron, als krijgstrofee. De jongen,
die het voor de rest van zijn dagen moest stellen met één oor, heette voortaan
“baronsoor”.
Maar ’t was nu ook voor goed gedaan met vechten in de streek van Meise.
Meegedeeld
door Edwin Ganz, volgens een relaas van een ooggetuige, de 90 jarige schepen
van Meise, de heer August Van Doorslaer.
Berla 18
Le 22 septembre au cours
d’ une manifestation d’ hommage et de reconnaisance en l’ honneur du général d’
Hoogvorst, bourgemestre de Meysse de 1807 à 1866 le général baron Keucker de
Watlet disait devant le monument :
“ Né à Bruxelles en 1781, ancien membre des états provinciaux de Brabant
méridionale, le baron Emmanuel van der Linden d’ Hoogvorst participa de toute
son influence, de tout son dévouement et de toute son énergie à la Revolution
de la Patrie Belge.
Pendant les journées d’août et
de septembre 1830, la capitale et le pays avaient surtout besoin d’ ordre et de
confiance.
Appelé au commandement en chef de la Garde Urbaine de Bruxelles, par le voeux
deses habitants, le baron d’ Hoogvorst sut, par sa grande popularité, la
franchise de son caractère, son déinteressement, son énergie et son courage,
domineer la situation, l’ anarchie fut muselée, l’ ordre fut rétabli et
maintenu. C’ est le Baron d’
Hoogvorst qui le 21.9.1830 à 3 heures l’ après – midi fonda, à l’ hotel de
ville de Bruxelles le Gouvernement Provisoire en appellant à ses côtés Rogier
et Jolly. Plus tard ils s’ adsoignairent
les autres : Copain, de Mérode, de Potter etc.
Ceci figure dans le discours qui prononça M. Max dans cette même salle
de l’ Hotel de ville le 21.9.1930 à 3 heures de l’ après – midi en présence de
trois familles d’ Hoogvorst, Rogier et Joly.
Grand seigneur jusqu’à sa mort, il releva de sa fortune personelle une
partie de Meysse, détruite en 1820 par une incendie. Très populaire et respecté des paysans, ce féodal en imposait par sa
force herculienne et sa prestance militaire, un seigneur original, très vieux
régime, tel que fut le general d’ Hoogvorst, bourgemestre de Meysse. Edwin Ganz
Op 22 september, tijdens
een hulde- en erkenningsevenement ter ere van Generaal d' Hoogvorst,
burgemeester van Meysse van 1807 tot 1866, zei Generaal Baron Keucker de Watlet
voor het monument:
"Geboren te Brussel
in 1781, voormalig lid van de provinciale staten van Zuid Brabant, heeft Baron
Emmanuel van der Linden d' Hoogvorst al zijn invloed, toewijding en energie
bijgedragen aan de Revolutie van het Belgische Vaderland.
Tijdens de dagen van
augustus en september 1830 hadden de hoofdstad en het land behoefte aan orde en
vertrouwen.
Baron d' Hoogvorst, die
op verzoek van de inwoners van de stad was aangesteld als opperbevelhebber van
de Brusselse Stadswacht, wist de situatie te beheersen door zijn grote
populariteit, zijn openhartigheid van karakter, zijn toewijding, zijn energie
en zijn moed. De anarchie werd gemuilkorfd en de orde werd hersteld en
gehandhaafd. Het was Baron d' Hoogvorst
die op 21.9.1830 om 3 uur 's middags in het Brusselse stadhuis de Voorlopige
Regering oprichtte en Rogier en Jolly aan zijn zijde riep. Later voegden anderen zich bij hen: Copain,
de Mérode, de Potter enz. Dit blijkt uit
de toespraak die de heer Max op 21.9.1930 om 15.00 uur in deze zelfde zaal van
het stadhuis hield in aanwezigheid van de drie families Hoogvorst, Rogier en
Joly. Hij was een groot heer tot aan
zijn dood en gebruikte zijn persoonlijk fortuin om een deel van Meysse, dat in
1820 door brand was verwoest, te restaureren.
Deze leenheer was zeer geliefd en gerespecteerd door de boeren en was
indrukwekkend met zijn herculeskracht en zijn militaire aanwezigheid, een
originele heer, zeer ouderwets, zoals generaal d' Hoogvorst, burgemeester van
Meysse.
Vertaald met DeepL.com
(gratis versie)
56 Castelle Meys in 1670 zie 54
1.4 Xxx Wapenboek Provincies en gemeenten van België
Gemeentekrediet 1969
1.5 Vanden Eynde Jan
Kasteel “Hof te Meysse”
Het oorspronkelijke kasteel is een monumentale
vierkantige blok, volledig door vijvers van Meise omsloten. De toegang tot het gebouw liep over een
valbrug met drie pijlers. De voorgevel was versterkt door twee hoektorens met
spits. Naar de oostzijde toe stonden op
korte afstand twee gebouwen : het koetshuis en de stallingen en wat verder de
orangerie met ommuurde tuin.
De orangerie waar voorheen de zuiderplanten waren ondergebracht, werd ingericht
als spijshuis.
Naar de Noorderkant staat nog het jachtpaviljoen waaronder een ijskelder is
uitgegraven. ’s Winters werden de ijsschollen van de vijvers erin opgestapeld. Het was de koelkelder voor de bewaring van de eetwaren.
Naar de Westzijde, dicht bij het kasteel, stond een grote hoeve met gesloten
binnenplein die enkele jaren geleden gesloopt werd.
Het “Hof te Meysse” was een leen van de heren van Grimbergen-Nassau en zou
gebouwd zijn einde van de XIIIde eeuw?
Het omvatte 22 bunder, hof, landen en weiden, een vijver van 1.5 dagwand,
de heerlijkheid Meise met hoge, middelmatige en lagere rechtsmacht, cijnsen van
“12 pond groten Brabants” te Meise, Rode, Ten Bosch en Humbeek, een feodaal hof
met vijf achterlenen, het droeg de feodale last van 1 ruiter en 2 voetknechten.
Het werd aanzienlijk uitgebreid door de familie Van der Linden. Waarschijnlijk had er reeds vroeger een
herenwoning gestaan.
Alleszins was er in 1234 een Arnoud van Meise, die behoorde tot de hogere stand
van de “Melites de Menza” de ridders van Meysse, en met ridder Mengot van
Meysse reeds in 1212 als getuige is opgetreden.
In 1223 had Arnold met zijn echtgenote Gisela aan de abdij van Ninove 11
bunders grond afgestaan mits een rente waarvan hij te Meysse afzag op
28.10.1227.
Deze ridders waren achterleenmannen en hadden recht op een deel van de
tiendenheffing. Einde der 13de eeuw
volgde het gezin “De Immerzele” afkomstig uit Lier deze familie op. Vandaar ook de naam van “Hof van Immerzele”.
In het jaar 1544 werd het kasteel van Meysse en de warande verkocht aan Jan van
der Ee, baljuw van de stad Brussel.
Een lid uit dit geslacht namelijk François Van der Ee – zoon van Jan – was van
1608 tot 1645 burgemeester van Brussel en amman als opvolger van zijn
vader. Later ging het landgoed in handen
van zijn zuster, Anna, vrouwe van Lanenborgh die door schulden werd gedwongen
het kasteel en de heerlijkheid op 12.11.1671 te verkopen aan Barbara Van der
Linden, vrouwe van Staye, weduwe van Raadsheer Bougeois en echtgenote van Don
Diego d’ Espinoza, krijgsadviseur, ridder van St.-Jacob, mestre de camp van een
tercio Spaans Voetvolk.
De familie Van der Linden liet het oude kasteel slopen om een nieuw op te
bouwen – een massale vaste blok met vier gevels, meer dan honderd vensters en
ongeveer zeventig vertrekken – de vijvers rond het kasteel werden gedempt.
De orangerie waar voorheen de zuiderplanten waren ondergebracht, werd ingericht als spijshuis.
Naar de Noorderkant staat nog het jachtpaviljoen waaronder een ijskelder is uitgegraven. ’s Winters werden de ijsschollen van de vijvers erin opgestapeld. Het was de koelkelder voor de bewaring van de eetwaren.
Naar de Westzijde, dicht bij het kasteel, stond een grote hoeve met gesloten binnenplein die enkele jaren geleden gesloopt werd.
Het “Hof te Meysse” was een leen van de heren van Grimbergen-Nassau en zou gebouwd zijn einde van de XIIIde eeuw? Het omvatte 22 bunder, hof, landen en weiden, een vijver van 1.5 dagwand, de heerlijkheid Meise met hoge, middelmatige en lagere rechtsmacht, cijnsen van “12 pond groten Brabants” te Meise, Rode, Ten Bosch en Humbeek, een feodaal hof met vijf achterlenen, het droeg de feodale last van 1 ruiter en 2 voetknechten.
Het werd aanzienlijk uitgebreid door de familie Van der Linden. Waarschijnlijk had er reeds vroeger een herenwoning gestaan.
Alleszins was er in 1234 een Arnoud van Meise, die behoorde tot de hogere stand van de “Melites de Menza” de ridders van Meysse, en met ridder Mengot van Meysse reeds in 1212 als getuige is opgetreden. In 1223 had Arnold met zijn echtgenote Gisela aan de abdij van Ninove 11 bunders grond afgestaan mits een rente waarvan hij te Meysse afzag op 28.10.1227.
Deze ridders waren achterleenmannen en hadden recht op een deel van de tiendenheffing. Einde der 13de eeuw volgde het gezin “De Immerzele” afkomstig uit Lier deze familie op. Vandaar ook de naam van “Hof van Immerzele”.
In het jaar 1544 werd het kasteel van Meysse en de warande verkocht aan Jan van der Ee, baljuw van de stad Brussel.
Een lid uit dit geslacht namelijk François Van der Ee – zoon van Jan – was van 1608 tot 1645 burgemeester van Brussel en amman als opvolger van zijn vader. Later ging het landgoed in handen van zijn zuster, Anna, vrouwe van Lanenborgh die door schulden werd gedwongen het kasteel en de heerlijkheid op 12.11.1671 te verkopen aan Barbara Van der Linden, vrouwe van Staye, weduwe van Raadsheer Bougeois en echtgenote van Don Diego d’ Espinoza, krijgsadviseur, ridder van St.-Jacob, mestre de camp van een tercio Spaans Voetvolk.
De familie Van der Linden liet het oude kasteel slopen om een nieuw op te bouwen – een massale vaste blok met vier gevels, meer dan honderd vensters en ongeveer zeventig vertrekken – de vijvers rond het kasteel werden gedempt.
Het nieuwe kasteel.
Het “Hof te Meysse” heeft veel bijgedragen tot de
groei van de dorpskom en eveneens tot de uitbreiding van het gewest en van de
omliggende kernen als Amelgem, Oppem.
Hier was ook sprake van Singegem,
een strook gelegen tussen de Molenkouter en
Limbos, waar weleer een
leprozengesticht zou gestaan hebben (St.-Martinuskapel)
Het geslacht Van der Linden heeft zijn stempel gedrukt op de geschiedenis van
Meise en daarom past het enige aandacht te besteden aan de activiteit van het
voornaamste lid uit de stam, Baron Emmanuel Van der Linden d’ Hoogvorst. (1)
________
(1) In het jaar 1809 heeft deze het
kasteel van Meysse door erfenis verkregen.
Bij akte van 16 april 1881 opgemaakt door
notaris Van Halteren, heeft Emmanuel Van der Linden d’ Hoogvorst (neef van Leon
d’Hoogvorst, zoon van Emmanuel) zijn eigendom verkocht aan Keizerin Charlotte –
te weten : het kasteel van Meysse met warande – 45 ha 76 a 80 ca en daarbij nog
de gronden en de gebouwen gelegen buiten de omheining van het domein,
oppervlakte 52 ha 33 a 57 ca, dus in totaal 98 ha 10 a 37 ca, voor de som van
939.650 fr.
Het geslacht Van der Linden heeft zijn stempel gedrukt op de geschiedenis van Meise en daarom past het enige aandacht te besteden aan de activiteit van het voornaamste lid uit de stam, Baron Emmanuel Van der Linden d’ Hoogvorst. (1)
(1) In het jaar 1809 heeft deze het kasteel van Meysse door erfenis verkregen. Bij akte van 16 april 1881 opgemaakt door notaris Van Halteren, heeft Emmanuel Van der Linden d’ Hoogvorst (neef van Leon d’Hoogvorst, zoon van Emmanuel) zijn eigendom verkocht aan Keizerin Charlotte – te weten : het kasteel van Meysse met warande – 45 ha 76 a 80 ca en daarbij nog de gronden en de gebouwen gelegen buiten de omheining van het domein, oppervlakte 52 ha 33 a 57 ca, dus in totaal 98 ha 10 a 37 ca, voor de som van 939.650 fr.
Baron Emmanuel van der Linden d’ Hoogvorst
Geboren te Brussel – 7 juni 1781
In 1820 draagt hij de titel van “Conservateur des eaux et forets”.
In 1830 was hij inspecteur – generaal van de Nationale Burgerwacht. Lid van het voorlopig bewind.
Van 1807 tot de dag van zijn overlijden in 1866
burgemeester van Meise (Nieuwenrode inbegrepen) en eveneens van de gemeente
Wolvertem – functies die hij vervulde zo niet met brio dan toch met volledige toewijding. Hij werd tot burgemeester benoemd onder
Franse bezetting, en een nota meegedeeld door mej. Sylvie Haeck behelst het
besluit van de prefekt : “Le prefet conformément à l’ article 20 de la loi du
28 an VIII concernant la division du territoire de l’ empire et l’
administration nomme Monsieur d’ Hoogvorst aux fonctions de maire de la Commune
de Meysse. L’ installation aura lieu
dans les formes ordinaires et le procès-verbal sera envoyé au préfet.
A Bruxelles le 19-5-1809.
Sign. – niet leesbaar”.
Hij heeft de eed afgelegd “et fait en nos mains la déclaration de promesse de
fidélité et attachement à sa majesté.
Napoléon Ier empereur des français” ten overstaan van de toenmalige
burgemeester van Meise, de adjunkt-rechter van Wolvertem en de sekretaris van
de gemeente.
Hij heeft eveneens gedurende het Hollands bewind de funktie van burgemeester
bekleed.
Voor de benoeming van baron d’Hoogvorst was Gerard de Vidts, maire de Meysse.
Deze was de vader van Superior De Vidts,
alhier begraven en schrijver van de geschiedenis van Meysse.
Dit werk werd niet terug gevonden.
In de XIXde eeuw was
het paternalisme sterk gevestigd – het grootste deel van de bevolking behoorde
tot de lagere volksklassen – boeren en arbeiders leefden in armoede, in een
toestand van pauperisme die we ons niet meer kunnen voorstellen. Wie in financiële nood verkeerde In 1820 draagt hij de titel van “Conservateur des eaux et forets”.
In 1830 was hij inspecteur – generaal van de Nationale Burgerwacht. Lid van het voorlopig bewind.
Van 1807 tot de dag van zijn overlijden in 1866 burgemeester van Meise (Nieuwenrode inbegrepen) en eveneens van de gemeente Wolvertem – functies die hij vervulde zo niet met brio dan toch met volledige toewijding. Hij werd tot burgemeester benoemd onder Franse bezetting, en een nota meegedeeld door mej. Sylvie Haeck behelst het besluit van de prefekt : “Le prefet conformément à l’ article 20 de la loi du 28 an VIII concernant la division du territoire de l’ empire et l’ administration nomme Monsieur d’ Hoogvorst aux fonctions de maire de la Commune de Meysse. L’ installation aura lieu dans les formes ordinaires et le procès-verbal sera envoyé au préfet.
A Bruxelles le 19-5-1809.
Sign. – niet leesbaar”.
Hij heeft de eed afgelegd “et fait en nos mains la déclaration de promesse de fidélité et attachement à sa majesté. Napoléon Ier empereur des français” ten overstaan van de toenmalige burgemeester van Meise, de adjunkt-rechter van Wolvertem en de sekretaris van de gemeente.
Hij heeft eveneens gedurende het Hollands bewind de funktie van burgemeester bekleed.
Voor de benoeming van baron d’Hoogvorst was Gerard de Vidts, maire de Meysse. Deze was de vader van Superior De Vidts, alhier begraven en schrijver van de geschiedenis van Meysse.
Dit werk werd niet terug gevonden.
moest beroep doen op de openbare besturen en op de filantropie van enkele rijke mensen.
Enkele jaren later werd de steenweg naar Brussel door het provinciebestuur van
Brabant tegen vergoeding overgenomen.
Ik heb een korte schets van deze toestanden gegeven om aan te tonen dat de
sociale wetgeving er absoluut nodig is ten einde de ellende en het pauperisme
te bestrijden en een menswaardig bestaan te verzekeren.
In april 1866 overleed baron d’ Hoogvorst in zijn ambtswoning,
Wolvengrachtstraat te Brussel.
Op 24 september 1893 werd op het d’Hoogvorstplein ter ere van de oud-burgemeester en bevelhebber van de burgerwacht een bronzen standbeeld van 3 m hoog onthuld.
Op het voetstuk : het familiewapen met leus “Espoir et courage”.
Het stadsbestuur van Brussel heeft het initiatief genomen tot oprichting van dit monument dat het werk is van beeldhouwer Laumans.
Boeck, zonder dat zij veel aan de roem van deze laatste bijgedragen heeft.
Ik citeer de inleidende strofe van deze cantate :
“Wie
is die felle jonker daar ?
die stapt doorheen die loverdreven
met vasten tred
met kloek gebaar
en helder oog vol vuur en leven.”
Na het overlijden van Emmanuel Vanderlinden
d’Hoogvorst werd tot burgemeester van de gemeente Meise benoemd Léon Vanderlinden d’Hoogvorst die in 1891 opgevolgd werd door H. Van Dievoet.
De familie Vanderlinden d’ Hoogvorst heeft een crypte laten bouwen onder het
hoogkoor van de parochiekerk.
In 1945 werd het historisch kasteel van Meysse
volledig uitgebrand.
Ik kan bevestigen dat soldaten van het bevrijdingsleger in het gebouw
verbleven.
De brand werd opgemerkt kort na het neerploffen van een Duitse vliegende bom op
het Kasteelveld.
Over de oorzaak van deze brand werd nooit iets meegedeeld.
Jan Vanden Eynde (uit “Meise” ongeveer 1958)
1.7 Achiel Bettesone :
Enkele historische data Hof te
Meysse :
Volgens de bronnen verschillen de data nogal eens op
enkele jaren na. Deze gegevens plukten wij uit "Meise" van
Achiel Bettesone, 3de uitgave "Schoon Meise" van Vakantiegenoegens
Meise 1997. Ik ondervond dat deze uitgave vrij exacte gegevens
biedt. Alles is uiteraard onderhevig aan kwaliteitsverbetering.
Wij durven suggereren om aan de plaats van het verdwenen kasteel enkele foto's
aan te brengen. Dit werd ondertussen
uitgevoerd.
XIIIde eeuw
1170 tot 1182
Tijdens deze periode trad priester Menzo de Menz als getuige op in verschillende oorkonden. Men vermoedt dat hij afkomstig was uit Meise en verbonden was aan het kapittel van de kathedraal van Noyon door toedoen van Rudolf van Bourbourg die er als deken was aangesteld.
Misschien was hij een lid van de ridders of de heren van Meise.
Er werd aangenomen dat het Oud Hof te Meysse in de 13de eeuw werd
gebouwd.
1211 De schepenbank was gevestigd in het Hof te Meysse
1212 De ridders Rengot en Arnold de Menza werden vermeld als heren van
Meysse of van het hof van Meysse, waar ook de schepenbank gevestigd was. Ze kwamen toen getuigen in een diploma van
Gerard Van Grimbergen. Armand van
Grimbergen zou door zijn huwelijk met Gisèle verwant geweest zijn met de heren
van Kraainem, een bastaardtak van de hertogen van Brabant.
1220 Op 26 oktober was Wouter Vaner Speet (Spreethof Grimbergen) getuige
bij Arnold , heer van Meise magister
Henricus was toen nog pastoor te Meise (Menza). In september trad hij op als getuige bij een
gift van 9 bunder land te Anderlecht en Pede van Arnulhus , ridder van Meise
(milites de Menza) en zijn vrouw Gisèle, die verbleven op het hof te Meysse,
ten voordele van de abdij van Ninover.
Arnold van Meise schonk ook aan de abdij van Grimbergen 11 bunder bos nabij
het hof van Nieuwenrode.
1223 Na de Crainhem’s was het de beurt aan de ridders van Meise zelf om
afstand te doen van hun tiendenbezit te Meise en te Oppem. Dit gebeurde onder Arnoldus de Menza ten
voordele van de abdij van Grimbergen. De
aalgemene verdeling van de tienden te Meise bleef toepasselijk tot aan de
Franse omwenteling. Herhaaldelijk werden
hiervan bevestigingen gegeven door de heren van Grimbergen o.a. in 1294 door
Godfried de graaf van Viane en zijn zoon Philipos in 1299.
1294-1312 Op het einde van de XIIIde
eeuw kwam ‘’t Hof te Meysse in ’t bezit van Arnold Van Lier, heer van Immersele.
Hij was ook heer van Wommelgem die dat geworden was door hertog Jan I
van Brabant. Hij had het hof gekocht van
de heren van Meise. Hierdoor kreeg het
hof een nieuwe naam : “het hof van Immersele”.
De zoon van Arnold Van Immersele, Jan, huwde met
Margareta van Bouchout.
De heren Van Immersele verkochten het hof later aan de heren van der Ee.
De cijnzen van Meise werden verdeeld als volgt :
1. aan de kerk van Meise
2. aan de abdij van Grimbergen
3. aan de abdij van Ninove
4. aan de prins van Grimbergen
5. aan het geslacht Oranje-Nassau
6. aan de heren van Immersele
7. aan de heren van Boechout
1356 Jan van Lier, zoon van Arnold, was een vertrouweling van Lodewijk van Male, maar op 1 januari 1357 kwam hieraan een einde.
1401 Godfried van Lier, zoon van Jan van Lier en Margaretha van Boechout had met zijn tweede vrouw, Beatrijs van Duffel, een zoon Walter van Immersele genoemd, die in 1401 in het bezit was van het Hof te Meysse of ’t Hof te Immersele.
XIII en XIVde eeuw
1474 Het Hof te Meysse was toen eigendom van Karel van Immersele. Nadien droeg Adrienne van Immersele door haar
huwelijk met Arnold van den Werve het Hof te Meysse over aan de Van den
Werve’s. Hun zoon Jan die later Karel
werd genoemd, bekwam het Hof te Meysse, maar deze laatste liet het over aan
zijn zus Margaretha die gehuwd was met Hendrik van Berchem (verhef van 11.6.1544)
1500 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, huwde met Marie – Francisca van
der Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van Boechout
ook toelating om in de crypte langs de evangeliekant, in de kerk van Meise te
worden begraven.
1544 Arnold Van de Werve huwde op 11 juni met Adrienne van Immersele en
werd aldus heer van ’t Hof te Meysse.
Hun zoon Jan en later Karel stonden het hof van Meysse af aan hun zus
Margaretha Van de Werve die met ridder Hendrik Van Berchem huwde 1552).
1552 Hendrik Van Berchem en Margaretha van de Werve waren eigenaar van het hof
te Meysse. Hendrik was een afstammeling
van de Berthouts.
1553 Uit de Toponymic van Meise i.v.m. Bassevelt werd vernomen dat Jan Vander
Ee hierbij ontvangsten had.
1554 De aflaat van halfvasten werd afgekondigd door aartsbisschop Granvelle van Mechelen.
In het cijnsboek van Jan Vander Ee en Anna van Boechout werd melding gemaakt van "Achterste Broeck en Cleyn Broecxken" (Broekstraat). Broek is lager gelegen land dat moerassig is.
1556 Op 30 juni (verhef van
30.6.1556), volgens andere bronnen op 30 maart 1554, verkochten Hendrik van
Berchem (een afstammeling van de Berthouts) en Margaretha van de Werve, zijn
echtgenote, het Hof te Meysse met toestemming van Margaretha Cheyffs, de
weduwe van Karel van de Werve, aan Jan
Vander Ee, zoon van meester Lambrecht Vander Ee, heer van Sint Stevens
Woluwe en aan zijn echtgenote Anne van Boechout, gesproten uit een bastaardtak
van de heren van Boechout, Laurent (vader en grootvader hadden dezelfde naam)
en die daardoor bezittingen had in het feodaal Hof van Meise (afbeelding en
beschrijving).
Hun zoon Jean François Van der Ee (+1645) werd erfgenaam van het hof. Hij
was gehuwd met Maria Elvira Alvarado(+ 6 juni 1634).
1589 Op 12 januari werd Jan vander Ee benoemd tot burgervader van Brussel in de
plaats van Antoon van Os (+1607). Hij
was de zoon van Jan vander Ee en Anne van Boechout die ’t hof te Meysse hadden
gekocht.
1593 De
Beeldenstorm raasde opnieuw door het land. Deze terreur zou duren tot 1598. De
ramen, het dak en de inboedel van de St.-Martinuskerk waren opnieuw fel beschadigd.
Slechts na enige tijd kon men, met de steun van baron Christoffel d’ Assonville
van het waterslot Boechout, van graaf van Buren, de oudste zoon van Willem Van
Oranje, heer van het land van Grimbergen en van Jan Van der Ee, amman van
Brussel en kasteelheer van ’t Hof te Meysse de restauratie van de kerk
aanvangen.
1602 Margaretha van Santo Joanne, echtgenote van Jean Vander Ee overleed in 1602. Het gezin had verschillende kinderen waaronder Jan Frans Vander Ee die door Albrecht en Isabella tot burgervader van Brussel werd benoemd (9 januari 1608) in navolging van zijn vader. Hij zou, dit ambt uitvoeren tot aan zijn dood in 1645.
1607 Jan van der Ee ridder, burgervader van Brussel, overleed en Jean François Vander Ee erfde het Hof van
Meise.
1610 Uit de toponomie i.v.m. Basservelt werd vernomen dat er nog betalingen gebeurden voor wijlen Jan Vander Ee
1619 Uit de toponomie Basservelt werden uitgaven genomen (rekening van
smid aan Jan Vander Ee successie Merten Van Rooy)
1634 Grafsteen in de kerk+ 6 juni van Maria Elvira
Alvaredo, echtgenote van J.F.Van der Ee 1645 Jean François Van der Ee (zie ets naar een
schilderij van Jan Van Dijck) burgervader van Brussel sedert 9.1.1608 , heer
van ’t Hof van Meysse, overleed op 17 maart (zie grafsteen in de St.-Martinuskerk
: “D.O.M. etaeterna memoriae d. Joes Franciscus Vander Ee, H.S.E. cum
conjuge sua d; Maria Elvira Alvarado
obiere , illa anno Christi MDCXLV, mensis junii
die VI (6 juni 1634) viato,
beatam illis requiem apprecarte sequeris”.
Zijn vrouw Marie Elvira Alvarado (de Aguilar) overleed dus op 6 juni 1634. De zus van Jean François Vander Ee, Anne van der
Ee, dochter van Jan, dame van Lanenburgh had schuldenlast en het Hof van Meise
werd in beslag genomen en op 12 november 1671 toegewezen aan Barbe van der Linden, dame van Staye,
weduwe van raadsheer Bougeois.
1652 Anne Vander Ee, dame van Lanenborgh (1680) werd op 23 juni 1652
aangesteld als hoofd van de schuttersgilde.
Zij schonk aan de gilde een huis “’t Nieuw huys” genoemd en een stuk
grond in Limbos. Daarvoor moesten zij de
verjaardag vieren van de burgervader van Brusel, met name Jean Vander Ee en
zijn vrouw Marie -Anne d’ Alvarado d’
Aguilar (brief van 18 januari 1677)
1663 Jean Filips Vander Linden d' Hoogvorst werd door Filips IV van
Spanje tot baron verheven. Hij was door zijn tante Barbera
Vander Linden aangeduid als erfgenaam van het Hof te Meysse.
In het kunstglasraam van de familie d' Hoogvorst werd het overlijden aangeduid van een baron op 20 oktober 1663.
1665 Jan Filip Vander Linden (enig overblijvende zoon van Filip Vander Linden,
baron d’ Hoogvorst, neef van Barbe werd erfgenaam van laatstgenoemde op 11
december. Indien hij zonder wettelijke
erfgenamen zou sterven zouden zijn zusters Barbe-Marie, Anne-Ermance en
Marie-Françoise erfgenamen worden. Dit
zou echter niet gebeuren. Jan Filip
trouwde met Anne-Albertine d’ Ognies en kreeg als nakomeling Jean – François
Joseph Ignace, baron d’ Hoogvorst (24 augustus 1690).
1670 Gravure door Van Croes (deli) en Harrewijn (fecit) van het Hof van Meysse zoals het kasteel er destijds uitzag (zie afbeelding). Zij werd in het werk van J. Le Roy opgenomen in 1694.
1671 Anne Vander Ee, laatste telg van dit geslacht , kwam in faling. Het Hof van Meysse kwam even in handen van Anne Van Lanenburg. Er waren echter zoveel schulden datr er beslag werd gelegd waarop ingevolge een decreet van de Raad van Brabant van 12 november de verkoop van t' Hof volgde. Het Hof van Meysse werd toegewezen aan Barbera Vanderlinden, dame van Staye, weduwe van raadsheer Bourgeois en vrouw van Don Diego Gomès d' Espinoza (1672).
Deze was oorlogsraadsheer ridder van St.-Jacob en kampmeester van een Spaans legercorps infanteristen.
Barbera Vander Linden stelde Jean Philippe Vander Linden als haar erfgenaam aan. Hij was getrouwd met Helena d' Ognies , barones van Courrières. Hij was in 1663 door Philips IV, koning van Spanje, tot baron d' Hoogvorst verheven en hij was de enige overgebleven zoon van Philip Vander Linden. Van zijn vrouw, de barones, werd een mooi portret geschilderd door Jean Vanlevens (Hollandse school 1640 - 1723).
Barbera Vander Linden bleef kinderloos. Zij was de eerste dame die de titel van "Dame van Meise, van Immersele, Rode en Nieuwenrode" droeg. Jan Vander Linden was toen 11 jaar oud.
Barbera Vander Linden had de rangorde van haar erfgenamen als volgt vastgesteld :
1. Jan Filip Vander Linden, baron d' Hoogvorst, haar neef en indien deze kinderloos bleef
2. de zusters van deze man a) Barbera Maria
b) Anna Ermance
c) Marie Françoise
Barbera Vande Linden kocht in 1671 ook het goed "Berla" genoemd, gelegen in de buurt ban het Hof te Meysse, van Margaretha Van Oudenhage, weduwe van Gaspar Stubbelere. Dit was een deel van het leen van Antoine Van Boechout, bekomen van laten van de Grimbergers.
1676 Op 10 december 1676 deed Anne Vander Ee, toenmalig landsvrouwe van
Meise en laatste van het geslacht Vander Ee ‘s, ten overstaan van François Van der
Veken , notaris te Brussel, een schenking van een huis met een hof eraan
verbonden ter plaaste genoemd “Het Nieuwe Huys” aan de handbooggilde vanb Meise. In de akte werd ook het celebreren van zielenmissen
bepaald ter nagedachtenis van ridder Joan Vander Ee, amman van Brussel en
zijn vrouw Maria Alvarado de Aguilar.
Jean Vande Linden werd door zijn tante Barbera Vander Linden nogmaals als haar
erfgenaam van het Hof te Meysse bevestigd.
1694 Zicht op het oude kasteel van Meysse en bijgebouwen aan de Zuid - Oostzijde.
Op het voorplein naast de fontein en op de brug enkele edellieden - ook het
wapen van de heren van Meise (Vander Ee 's) (Zie afbeelding anno 1556 naar een
tekening van Jan Van der Croes en ets van Harrewijn - H. 0,103, Br. 0,
207). Uitgave Le Roy 1694 en latere " Castella et Praetorea Nobiléum
Brabantiae" - Antwerpen H. Thieullier.
1694 In het kunstglasraam van de familie d’Hoogvorst werd barones Van
der Eycken opgenomen (+ 26.12.1694).
1696 Gravure van het kasteel of 't Hof te Meysse in de uitgave van Leroy.1659 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige
afbeelding van de kerk, de pastorij en 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werd
getekend door C.J. Everaert (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te
Brussel).
1696
Gravure van het Hof te Meysse in de uitgave van Leroy.
1699 S.A.B. 1051 – tot dezer (Vander Ee) heerlijckheit hoort toe aan een selve
motte (’t Waterken Berla) tweemaal entwaart ende pleeck hier voortijds te staen
een schoon hys ‘twelck genoemt was thuys
van Immerzele ende nu al vergaen maar daerop blijven staend een cleyn
steynen huysken.
Hieruit mag worden afgeleid dat ‘t Hof te Meysse voor die tijd werd herbouwd.
1717 Dit is het bouwjaar van de historische hoeve van het domein “Drytoren”,
eigendom van de heren d’ Hoogvorst van het Hof van Meysse (zie afbeelding).
Van Acoleyen stelde een kaartboek op van 14 bladen met o.a.
1. Het kasteel van Boechout en de Sprietmolen
2. De dorpskom en het kasteel van Meysse
3. De St.-Elooikapel
4. De kerk van Nieuwenrode
Dit kaartboek is in feite het kadaster van die tijd, zoals het onder Jozef II
en Napoleon werd ingesteld.
1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout,
voor de tweede maal huwde met Maria
Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de
bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte
bijgezet te worden langs de evangeliekant. Deze crypte is onder het koor
ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee,
baljuw van de stad Brussel en heer van Meise. Deze crypte is niet
toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch
onderzoek en restauratie van de kerk.
1734 Op 11 of 14 mei stierf baron Jean François Joseph Vander Linden d' Hoogvorst (° 24.8.1690). Hij was getrouwd met Constance Le Vasseur de Guernonval en had vele (verhef van 9.8.1756) kinderen, waaronder Joseph François Ignace Vander Linden d' Hoogvorst die toen heer werd van het Hof te Meysse en huwde met Maria Katharina de Brunes de Henesse de Moustier + 21.4.1762). Hun zoon Jean Joseph werd graaf van Hombeek (verhef van 9.8.1783).
1739-1740 Van de St.-Sebastiaansgilde van Meise dorp zijn er nog rekenigen en ledenlijsten terug gevonden van 1739 en 1740. Baron Vander Linden d' Hoogvorst was als hoofdman van deze gilde aangesteld.
1750 Op 23 november stierf prinses de Berghes St.-Wino de Raches. Zij was de eerste vrouw van Joseph Ignace François Vand der Linden d' Hoogvorst (+ 14.12.1786).
1758 Op 6 juni werd Jan Jozef Ghislain Vander Linden over de doopvont gehouden in de
Sint-Martinuskerk van Meise door Jan Jozef Vander Linden, heer van Hombeke,
ridder van de orde van Malta en door Maria Francisca Vander Linden, douarrière
van melchior Roose. Hij was de zoon van
Catharina Philipotte Ghislaine de Brune en echtgenoot Jozef Ignace Antoon
Vander Linden , baron d’ Hoogvorst van ’t Hof te Meysse. Eigenaardig was wel dat de bevalling gebeurde
in het kasteel van Boechout.
1760 Arnold Melchior Roose, enige zoon van Melchior Frans sneuvelde te
Pruisen, Silezien, op 15 augustus in deinst van Maria Theresia (zie Obiit in de
St.-Martinuskerk). Op 24 september werd
hij bij gezet in het graf van Jan vander Ee, heer van het hof te Meysse, in de
crypte onder het koor van de St.-Martinuskerk.
Hij was 22 jaar oud. Toen moesten
de doodsklokken gedurende 6 weken blijven luiden, wat niet naar de zin was van
hertog van Croy (vide registrummortuorum 29 ibris 1760).
In de buitengevel van de achterkant van de St.-Martinuskerk zit een arduinen
plaat met de aanduiding van het overlijden op 15 augustus van een Roose (zie
ook obiit van 15 augustus in de kerk).
1761 Een brandglasraam in het koor van de kerk was door wind en weer,
vernieling en ouderdom stuk gegaan. Toch zat er nog een stukje brandglas in met
het wapen van de prins van Oranje. Toen werd gevraagd om het wapen te
herstellen aan de hertog van Croy en de hertogin Coppignie en Berghes en meteen
om een gift voor heel het venster, wat zij ook gedaan hebben als vroegere heer
van Meise. Dit op 18 november 1761.
De betaling gebeurde aan Mr Angelis.
1780 Zie Manuale Pastoris Meys door J.J. Raquin : Op 18 mei trouwde te Nijvel den edelen heer Joannes Josephus Gislenus, zoon van Josephus Ignatius Antonius Vander Linden baron d' Hoogvorst met juffrouw Maria, dochter van de heer Emmanuel Grave de Gage, chambellan van de koningin van Hongarije, Maria Theresia. Te Meysse werd het Te deum plechtig gedaan. Pastoor was J.J. Rasquin, onderpastoor Van Olen en kapelaan Mahy.
Op 7 juni 1781 te Brussel werd hun eerste zoon geboren Emmanuel Constantin Premier Ghislain. Op 12 juni 1782 werd Joseph Marie Jean Baptiste Second Colette Ghislain eveneens te Brussel geboren. Mevrouw Gravinnie Gage van Joannes Josephus Gislenus stierf op 19 juli 17483. Haar echtgenoor hertrouwde op 31 juli 1786 met Marie Anne Caroline Joseph Roose (° 23.4.1766) Antwerpen dochter van Jean e Marie Van de Werve. Uit dit tweede huwelijk kwamen nog 4 kinderen : Constantin Joseph Ghislain, Charles François Joseph Ghislain, Louise Jeanne Josephine Ghislaine en Emile Charles Joseph Ghislain.
Emmanuel gehuwd op25 mei 1807 met Marie Caroline Wilhelmine Louise Scolastique de Wal de Masbourg (° Luik 4 juni 1789), dochter van Joseph Alexandre Albert Jean Népomucène en van Marie Philipinne de Haltepenne kreeg 4 kinderen : op 1.3.1808 Philmipinne Emmanuelle Ghislaine, op 25.5.1812 Leon Joseph Ghislain, in 1813 Victor Joseph Ghislain, en ten slotte Pauline Marie Ghislaine.
1781 Emmanuel d' Hoogvorst werd geboren op 7 juni 1781. Hij zal de held worden in de onafhankelijkheidsstrijd van België. Zijn vaderwas baron Jean Joseph d' Hoogvorst, zijn moeder Angelique de Gages. Ook Jozef d' Hoogvorst kwam uit dit gezin (r. van 9.8.1783). Zie verder beschrijving in deel III dat afzonderlijk zal worden uitgebracht.
1782 Pastoor Rasquin van Meise werd in het ootje genomen door de
kasteelvrouw de Gage, echtgenote van baron Vander Linden. Deze vrouw zou vroegtijdig sterven bij haar
derde kinderbed. Har wapen komt voor in
het glasraam van de St.-Martinuskerk.
1783 Op 31 juli huwde de vader van Emmanuel voor de tweede maal te
Antwerpen met Marie Anne Caroline Joseph Roose, geboren te Antwerpen op 23
april 1766 en dochter van Jean Alexandre Joseph, graaf Roose de Baisy en Marie
Anne Josephe van de Werve . Er
kwamen 4 kinderen (zie namen 1780).
1787 Baron d’ Hoogvorst van ’t Hof te Meysse leefde verscholen in de
pastorij van Oppem.
1788 Jan Jozef Vander Linden d’ Hoogvorst werd heer van Meise op 6
augustus.
1793 Simon Margé, Norbertijn van Grimbergen werd provisor van de abdij van Grimbegen, die hij beheerde voor wat betreft geredde goederen. Ondermeer viel hij de zeer gelovige baron Vander Linden d' Hoogvorst aan die het gewaagd had zwarte goederen te kopen, ook het domein Amelgem, vroeger eigendom van de abdij. Daarvoor ontving pastoor de Margè 100 kronen als zoengeld per jaar. Dat geld verdween in de zwarte kas.
1794
– 1795 Het Hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag
genomen. Er werd veel geplunderd en
onder de leiding van Heger verdween alles wat waardevol was. Heger werd
uiteindelijk onnozel verklaard! Tijdens die periode maakten de Fransen
een einde aan de feodale instellingen.
1806 Op 17 november stierf Jean Joseph Ghislain Vander Linden d' Hoogvorst, 47 jaar oud, echtgenoot van Marie Anne Emmanuel Caroline Josephine Roose (zijn tweede echtgenote) en zoon Joseph Ignace Antoine en van Marie Catherine Philipinne Ghislaine de Brunne. Zijn wapen en dat van zijn beide echtgenoten komt voor in het glasraaam langs de epistelzijde in de dwarsbeuk van de St.-Martinuskerk. Zijn obiit werd destijds uit de kerk verwijderd. Als oudste zoon erfde Emmanuel het rijke bezit van zijn vader en ook de titel van baron.
1807 Baron Emmanueel Vander Linden d' Hoogvorst werd burgemeester van Meise en Nieuwenrode van 1807 tot aan zijn dood in 1866.
Op 12 mei werd hij hoofdman van de gildebroeders van St.-Sebastiaan Meise.
Op 25 mei huwde de baron met Marie Caroline Wilhelmine Louise Scolastique de Wa l de Masborurg, geboren te Luik op 4 juni 1789 en dochter van JosephAlexandre Albert Jean Népomucène, baron de Wal de Maasbourg en van Marie Philipinne de Haultepenne.Het paar kreeg 4 kinderen : Philipinne Emmanuelle Ghislaine ° 1.3.1808
Leon Joseph Gislain ° 23.5.1812
Victor Joseph Ghislain ° 1813
Pauline Marie Ghislaine
1809 Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst erfde het kasteel van Meise
1814 De ontruiming van
ons land door de Franse legers viel samen met de aanstelling van een nieuwe
burgemeester in Wolvertem. Het was de
taak van de gevolgmachtigde van het departement “Dijle” om na de dood van
burgemeester Constant Vander Linden d’Hoogvorst te Brussel op 22 februari 1814 een nieuwe
burgemeester aan te duiden. Zijn keuze
viel op de halfbroer van Emmanuel die reeds burgemeester was van Meise sedert
1807. Emmanuel werd geboren in Bussel op
7 juni 1781 en was gehuwd op 25 mei 1807 met Maria de Wal Masbourg geboren te
Luik op 4 juni 1789. Zij was de hofdame
van de eerste koningin der Belgen. Op 8
maart1814 werds Emmanuel officieel aangesteld als burgemeester van Wolvertem
door Jean Baptist Coppens, adjunct burgemeester. In de periode 1814 -1815 was baron Jozef Vander Linden burgemeester van
Brussel. Hij was ook een halfbroer van
Emmanuel. Jean Jozef was hun vader , de
man zeer betrokken bij de Brabantse omwenteling en die door keizer Frans II
ontboden werd om de vrede te herstellen.
Hun moeder noemde Angelique de Gages.
1816 Ook toen beleefden de landbouwers een ongeluksjaar. Door hagel en regen werd de oogst
vernield. Toen waren er veel arme mensen
in hongersnood en menig boerderijtje ging te niet omwille van allerlei
tegenslagen (dierensterfte en slechte oogsten). De prijzen van de landbouwproducten waren
toen nog zeer laag en brachten weinig op.
BaronEmmanuel d’ Hoogvorst gaf
toen kwijtschelding van landpacht en verschafte Meise werk door het oud
kasteel (Hof te Meysse XIIIde eeuw) te
laten afbreken en een nieuw kasteel te bouwen dat in Meise bekend stond als het
wit kasteel. Emmanuel liet ook de
Kasteeldreef van Meise naar Grimbergen aanleggezn op eigen kosten langs zijn
Drytorenhof. Deze werken waren pas in 1818
beëindigd.
1818 Na de afbraak van 't oud kasteel van Meise liet Emmanuel Vander Linden d'
Hoogvorst een splinternieuw kasteel bouwen (zie afbeelding).
1825 Op 11 augustus werd Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst burgemeester van Wolvertem.
1826 Op 26 maart (Paasmaandag) brandden er in 't dorp van Meise 12 woningen af. In zijn werkje "Eer aan onze helden" van Jan Van den Eynde, uitgegeven door de drukkerij Jamaer Pulinckx te Wolvertem in 1919 beweert de auteur dat het er 32 waren, allemaal gelegen rond de kerk.
Op de "prairie curale" werd een beksteenoven aangelegd gelegen tussen de pastorij en de Krogstraat. Hiermee zouden de stenen huizen worden opgetrokken op de plaats van de door de brand vernielde woningen en dit op kosten van de baron.
1829 Het klavier van het orgel van de St.-Martinuskerk werd verlegnd, een nieuw secreet werd gemaakt. Er werden twee nieuwe registers toegevoegd en twee nieuwe blaasbalken gestoken. De kosten van 500 gulden werden gedragen door mevrouw Roose en baron Vander Linden d' Hoogvorst.
1831 Op 13 februari trad baron d' Hoogvorst uit het voorlopig bewind.
Op21 juli escorteerde hij koning Leopold I bij de blijde intrede en de eedaflegging.
1838 Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst , burgemeester van Meise legde op 2 juli de eerste steen voor de vergroting van de kerk van Nieuwenrode (tijdens het pastoraat van Janssens). Deze kerk zou echter begin september 1914 tijdens het oprukken van het Duitse leger geheel in de vlammen opgaan. Op de blauwe steen aan het portaal staat de gebeurtenis vermeld als volgt : In ampivivatione hujus ecclesiae primum apidem posuit praenobilis Dominus Emmanuel vander Linden baro d' Hoogvorzst hujyus commintatis praetor pastore R.D. I.I.; Janssens : 2 juli 1838.
1847 Op 10 augustus overleed te Ayeneux in het kasteel van Wegimont (provincie Luik) Victor Jopseph Ghislain, baron Vander Linden d' Hoogvorst, geboren te Meysse op 5 augustus 1813, zoon van Emmanuel (zie obiit in de kerk). Hij was getrouwd met Emmilie Olympe d' Oultremont de Wegimont geboren te Aeyneux op 11 augustus 1818. Zij kregen 4 kinderen :
1. Adrien (° 31.12.1838) gehuwd op 6.4.1859met de jonge weduwe van graaf Plasenith. Deze verkocht zijn erfdeel aan zijn jongere broer Edmond (+ 18.10.1878).
2. Edmond Emile Charles (° 6.10.1840) , gehuwd op 1.6.1864 te Parijs met nicht Marie Louise Claire Maret de Bassano, dochter van graaf Maret, hertog de Bassano en Pauline d' Hoogvorst.
3. Olympe (° 18.7.1843) , religiezuze van de "Société de Marie Réparatrice", gesticht door haar moeder (+ Brussel 14.12.1872)
4. Marguerite (° 24.4.1845), religiezuze van dezelfde orde + Parijs 23.1.1867), begraven in de crypte.
1866 Op 15 april stierf Emmanuel J. J. Vander Linden d’ Hoogvorst in zijn
ambtswoning in de Wolvengrachtstraat te Brussel. De lijkdienst hads plaats in de Finistèrekerk
te Brussel. Om 3 uur werd hij naar de
crypte in de St.- Martinuskerk gebracht door de St.-Sebastiaansgilde (zie zijn
obiit in de kerk). Hij was te Brussel
gehuwd op 25.5.1807 met Marie Caroline de Wal de Masborurg (+ 19 maart 1874 (zie haar obiit in de
kerk). Zijn leuze was “Espoir et courage”. Zij hadden 4 kinderen;
1. Philipinne Emmanuelle ° 1.3.1808, op 22.6.1825 gehuwd met August Joseph baron
d’ Overschie de Neeryssche. Zij was
hofdame van koningin Louise Marie
2. Leon Joseph Ghislain baron Vander Linden d’ Hoogvorst ° 25.5.1812, gehuwd met Marie Philipinne de
Wal d’Anthsnes (zie obiit)
3. Victor Joseph Ghislain ° Meise 5.8.1813 (zie obiit 10.8.1847)
4. Pauline Ghislaine °; 24.8.1814 (zie
obiit 9.12.1867).
Op 9 augustus werd baron Leon Joseph d’ Hoogvorst burgemeester van Meise tot
20.3.1891).
1867 OP 9 oktober stierf Pauline Marie Ghislaine d’ Hoogvorst (zie
obiit). Zij was gehuwd met Napoleon
Joseph n, graaf Maret, hertog van Bassano te Meise op 28 december 18453. Haar echtgenoot was geboren te Parijs in 1803
en is overleden in 1898. Hij werd begraven in het familiegraf op het kerhof Père
la Chaise tge Parijs (leuze “Quod non
deliverit Aetas”. Zij hadden 3 kinderen
: een zoon geboren in 1845 en overleden te Parijs in 1906 als markies de
Bassano en er begraven in het familiegraf; Marie Louise Maret de Bassano,
gehuwd met Edmond d’ Hoogvorst en jonkvrouw de Bassano.
1874 Op 19 maart stierf Caroline de Wal Masbourg (° Luik 7.6.1789) zie
obiit. Zij was gehuwd metEmmanuel Vander
Linden d’ Hoogvorst . In 1839 werd zij
aangesteld als hofdema van onze eerste koningin Louise Marie. Het was een zeer grote, zwarze, roze en
blanke vrouw. Het echtpaar kreeg 4
kinderen : Philipinne, Leon, Victor en Pauline.
1878 Op 18 augustus overleed Adrien d’ Hoogvorst zoon van Victor
(18.10.1878) zie obiit. Hij had zijnn
erfdeel van d’ Hoogvorst verkocht aan zijn broer Edmond.
1880 Op 27 maart 1880 verkocht Leon d’ Hoogvorst, oudste zoon van Emmanuel zijn
patrimonium in Meise aanzijn neef.
Edmond behield het recht levenslang op het kasteelvan Meise te wonen en
over de bijgebouwen en het park te beschikken.Evenwel in 1881 bij de verkoop
aan keizerin Charlotte, verwisselde Leon d’ Hoogvorst met goeddunken van zijn
neef en eigenaar van het kasteel voor
het recht van wonen en vruchtgebruik van de kasteelhoeve het domein Drytoren.
1881 1884 Het
kasteel van Meise werd eigendom van Edmond Vander Linden d' Hoogvorst, zoon van
Emmanuel en neef van Leon. Deze Edmond verkocht het Hof te Meysse aan
keizerin Charlotte, zuster van Leopold II (akte van 16
april 1881, verleden door notaris Van Halteren).
1882
Barones Elisabeth de Briene d’Hoogvorst van echtgenote van Leon Vander Linden
d’Hoogvorst, moeder van Emmanuel, liet in het rechter transept van de kerk
(epistelkant) door meester Capronnier een nieuw kunstglasraam plaatsen. Het
stelde de H. Jozef voor en hun patroonheiligen Leo en Elisabeth. Zij betaalde hiervoor 2700 F. Meester Capronnier restaureerde ook de kunstglasramen van de St.-Michielskathedraal te Brussel (zie afbeelding). Het bevat een schat aan gegevens over de verschillende generaties van de familie d' Hoogvorst.
1883 Leopold II kocht het hof te Meysse en voegde het bij het Koninklijk domein van Boechout ten gerieve van zijn zus keizerin Charlotte van Mexico.
1889 Op 16 april verkocht Edmond Van der Linden d' Hoogvorst
het hof te Meysse aan keizerin Charlotte. Koning Leopold II trad hierbij
op in de plaats van de krankzinnige keizerin (het domein werd al aangekocht in
1879. Het kasteel met warande was 45 ha 76 a 80 ca groot en daarbij
kwamen nog 52 ha 33 a 57 ca andere eigendommen. De keizerin verwierf ook
het domein Drytoren.
1893 Op 24 september had de plechtige inwijding plaats van het standbeeld
van baron Emmanuel Vander Linden d’ Hoogvorst , die als bevelhebber van de
burgerwacht werd afgebeeld (in opdracht
van de stad Brussel). De rechter hand
draagt de hoge hoed van de toenmalige wachten en de linker hand rust op zijn
lang sabel. Het standbeeld is 3 m hoog,
gegoten uit brons,, ontworpen door beeldhouwer Lamans. Op het voetstuk uit arduin praalt het
familiewapen met de leus “Espoir et courage”.
Bijde inhuldiging was het een groot feest. De ministers graaf de Merode en der Burlet en
burgemeester Van Dievoet herinnerden de verhevendaden van d’ Hoogvorst aan het talrijke
publiek. De gelegenheidscantate werd
geschreven door J. De Smedt en gecomponeerd door August De Beock. (zie
afbeelding)
1918 Op 27 september stierf barones d’ Hoogvorst Edmond (zie
obiit). Zij noemde Marie Louise Claire Maret de Bassano. Na het overlijden van haar man was zij voogdes
van haar 2 jongste kinderen Victor en Adrien.
1936 Jan Van Gijsel (Sarma) werd eigenaar vanhet “Drijtorenhof” met 80 ha land
en vijvers.
1944 Op 2 december viel er opnieuw
een vliegende bom in de buurt van het Hof te Meysse dat toen bezet was door
Engelse soldaten. Naar men vermoedt
ontstond hierbij een kortsluiting en het kasteel brandde uit door een
kortsluiting (beschrijving).
Keizerin Charlotte op rust te Meise
Op
pag.57 beschrijft Achiel Bettesone de aankoop van het domein van de familie Van
der Linden d’ Hoogvorst.
Hoofdstuk B
2 Aankoop van het domein Hof te Meysse ( eigendom van de
familie Van der Linden d'Hooghvorst)
Reeds een paar jaar later, op 16 april 1881 kocht men
voor Keizerin Charlotte ook het Hof te
Meysse, eigendom van baron Edmond Vander Linden d' Hooghvorst, neef van
Leon d' Hooghvorst en zoon van Emmanuel.
Het domein had een totale oppervlakte van 98 ha 10 a 37 ca. De kostprijs
bedroeg 939.650 fr. De warande was 45 ha 76 a 80 ca groot.
Hierin was begrepen het Drijtorenhof dat reeds werd
opgericht in 1711 door baron Jean
François Joseph Ignace Vander Linden d'Hooghvorst. De hoeve werd echter niet
meer uitgebaat door Charlotte en verhuurd als laiterie, restaurant en feestzaal.
De huurder was de familie De Waet-Bettens.
Jean Van Gijsel – De Heu
Jean Paul Van Gijsel
De akte van aankoop van het domein werd verleden voor
Notaris Van Halteren . In het kasteel dat werd opgericht door de familie Van der Linden d'Hooghvorst
bevonden er zich een zeventigtal kamers.
1.8 Jef Heyvaert :
Meise, van oorsprong tot 1940
Op pag. 37 onder E. Feodaal tijdperk, ridders van
Meise, heren van Grimbergen, schetst auteur Jef Heyvaert in een bredere context
het verhaal van de ridders van Meise. Op pag. 332 “Hof te Meise”De ridders
Hoe de ridders in Meise hun stempel drukten op de activiteiten , is besproken
onder II. E. Feodale tijdperk
A. Van
Immersele
Op het einde van de XIIIde eeuw bieden deze heren zich aan als opvolgers van de
feodale ridders. Het krijgshaftige
begrip ‘ridder’ loopt ten einde en alleen de adellijke titel zal blijven.
Arnold van Lier – eigenaar van het slot in Lier – heer van Immersele, komt in
het bezit van het hof van Meise. Hij was
onder de getrouwen van Hertog Jan I van Brabant.
Zijn zoon, eveneens Arnold genoemd, huwt met Margareta van Boechout. Hun zoon Jan van Lier sluit een tijdelijk
verbond met Lodewijk van Male tijdens de Brabantse successieoorlog.
De zoon Godfried heeft als tweede vrouw Beatrijs van Duffel. Hun zoon Walter van Immersele wordt opvolger
in 1401.
Karel van Immersele – drossaert van Brabant – is de bezitter van het landgoed
in 1474.
Zijn dochter Adriana - vrouwe van Meysse
– huwt in 1544 met ridder Arnold Van de Werve.
Die wordt aldus heer van het hof te Meysse.
Hun zoon Jan (alias ridder Karel) staat het hof af aan zijn zus Margareta.
Deze huwt met ridder Hendrik Van Berchem, een afstammeling van dee Berthout.
Hendrik (genoemd Willem Van de Werve) en Margareta verkopen, met toestemming
van Margaretha Scheyff, weduwe van ridder Karel, het goed in 1554 aan jonker
Jan Vander Ee.
De naam Immersele zal nog lang bijblijven wan de historicus A. Wauters en
sommige historici nu nog, spreken van het “Hof van Immersele” in plaats van het
hof van Meise.
B. Vander
Ee
De familie Vander Ee is afkomstig uit Brugge.
In de XVde eeuw vestigen ze zich in Brabant. Te Mechelen hebben zij zitting als schepenen.
Lambrecht Van der Ee (+ Mechelen 1546) huwt met Margareta Vander Noot. Jonker Jan I Vander Ee – de oudste zoon van
Lambrecht – is in 1540 gehuwd met Anna Laureys (uit een bastaardtak van de
Boechout) en van haar ouders Laureys van Boechout en Margareta de Kempeneer
“leenroerige goederen te Meise, Beigem en Humbeek, met hoge middelen en lage
jurisdictie”.
Jan en Ana worden door hun koop in 1554 een van de belangrijkste vazallen van
de prinsen van Oranje van Grimbergen.
Jan brengt leenhulde aan deze prinsen voor zijn bezittingen in Meise in
juni 1556.
C. Jann
II, zoon + 1607 is gehuwd met Margareta de Sancto – Joanne (+ 1622). Amman van Brussel in 1589 – 1607. Ridder in 1593. Heeft 3 kinderen :
1. Jan III sneuvelt bij de bestorming van Oostende in 1602.
2. Jan Frans (+1645) huwt met Maria Elvira d’Alvarado d’ Aguilar. Amman van Brussel in 1608 ter vervanging van
zijn vader. Ze zijn beiden in de kerk
van Meise begraven. De grafsteen bevindt
zich in de doopkapel.
Hun kind (° 1609) sterft jong en de heerlijkheid van Meise gaat over naar
3. Anne, vrouwe van Meise die ongehuwd blijft.
Bij haar overlijden gaan de goederen naar de afstammelingen van Jacob
(+1599), jongere broer van Jan I, gehuwd met Anna van de Werve. Deze afstammelingen zijn :
1.. Willem, sneuvelt in Friesland, in Spaanse dienst.
2. Cornelis, zonder afstammelingen.
3. Maximiliaan, gehuwd met Anna de Provins, vrouwe van Laenenborg, door
huwelijk vrouwe van Meise. Zij wordt in
1652 gekozen als hoofdman van de handbooggilde St.-Sebastiaan.
Zij laten de goederen, maar ook een onoverkomelijke schuldenlast na aan hun
enig kind Anna Vander Ee, ongehuwd Die
overlijdt in 1680, als laatste van haar geslacht. Zij was op haar beurt hoofdman van de
schuttersgilde aan wie zij het gildenhuis schonk in 1676. Zie IX.A.a.
Over kapelanieën voor leden van het Hof zijn aanduidingen gevonden. Het verslag van een dekanaal bezoek uit 1743
maakt wel melding – de enige gevonden vermelding – van een kapel in het kasteel
d’Hoogvorst..
De goederen worden aangeslagen en bij decreet van de Raad van Brabant in
1671 toegewezen aan Barbara Vander
Linden. Het gildenhuis is daar niet in begrepen en wordt aan de schuttersgilde
geschonken.
D. Vander
Linden d’ Hoogvorst
Wapenspreuk : “Espoir
et courage”.
Wapen : van keel (rood) met het schildhoofd van zilver, beladen met drie
hellende klophamers van sabel (zwart).
Hun oorsprong ligt bij het domein genaamd Hoogvorst, te Tervuren. Het behoorde sinds eeuwen aan de familie
Vander Linden.
Vertegenwoordigers van de stam in Meise :
1.Ferdinand vander Linden 1570
2. Jean Philippe + 1663
3. Marie Barbara
4. Jean Philippe 1658 – 1690
5. Jean François 1685 – 1734
6. Joseph Ignace François 1711 – 1786
7. Jean Joseph Ghislain
8. Emmanuel Constantin 1781 – 1866
9. Leon Joseph ,° 1812 – 1847
10. Victor Joseph Ghislain 1813 – 1847
11. Edmond Emile Charles 1840 – 1890 : verkoop 1881 keizerin Charlotte
12. Victor Antoine Marie 1878 – 1943
13. Emmanuel 1914 – 1999
14. Edmond °1944
1.9 Stefan Vidts :
Meise Domein van Boechout - Nationale Plantentuin van België
Enkele
paragrafen uit deze tekst handelen over het kasteel van Meysse.
Pag. 2
Van de 13de tot midden 16de eeuw was het goed van Meise in het bezit van
de familie Van Immersele. In 1544 werd het verkocht aan de familie vander Ee
die het op zijn beurt, wegens een te zware schuldenlast, in 1671 moest verkopen
aan weduwe Barbe Vanderlinden, burchtvrouw van Staye. Het is deze dame die bij
haar kinderloos overlijden, vermoedelijk rond 1688, het domein van Meise
testamentair naliet aan haar neef Jean-Philippe Vanderlinden baron van
Hooghvorst, later schoonvader van voormelde Melchior Roose [i]. Zijn kleinzoon
Jean-Joseph-Ghislain zou na het overlijden van zijn eerste vrouw in 1783 huwen
met de dochter van zijn buurman, Maria-Caroline-Jozefa Roose de Baisy.
In het archief van de stad Brussel (farde 475) zit een
inventaris opgemaakt naar aanleiding van de aankoop door jonker vander Ee in
1554 én een beschrijving door jonkvrouw Anna vander Ee, gedateerd 1653. Het
kasteel en zijn onmiddellijke omgeving worden als volgt omschreven: “…een schoon en playsant gebouw, ’t casteel
in ’t voorzicht op zijn Italiaans met schoone thorens, schoone bassecourt,
quadraat met schoone stallinge ende ’t bassecourt besloten in zijn muren ende
thorekens. Schoon innecomen ofte entree door grooten boomgaert. Hoven,
parteiren, bemden en boomen, prieelen, vijvers, kweekerije, pruymderijen,
wijnberge ende vijgenboschken ende groote keukenhoff, het perspectief van boomen
dat gesien wordt van den grooten saletten. Doelhofboschken, sternboschken ende
het Block om pijnboomen tegen de fraaie trunckdreve. […] Den pruymenhoff met den hof boven de trappen ende groote bankenhof met
dreve daaraan gelegen ende tegen de kwekerije ineen geplant met dreven en
schoone haegen [ii].”
Bovenstaande beschrijving beantwoordt aan het slot dat
te zien is op een ets van Harrewijn in Le Roys ‘Castella & praetoria nobilium Brabantiae’ van 1699 [i]: Het heeft een
symmetrisch, U-vormig grondplan, hoge ramen met kruiskozijnen - sommige
ingelijst met voluten en driehoekige frontons - en twee hoektorens met golvende
tentdaken en ajuinspitsen - typisch voor de 17de eeuw, maar een precieze
bouwdatum is niet bekend. In de linker bovenhoek van de ets bevindt zich het
wapenschild van de familie vander Ee. Dit wapenschild, in combinatie met het
bovenstaande citaat, laat vermoeden dat de gesloten middeleeuwse burcht onder
de vander Ee verbouwd is in de eerste helft van de 17de eeuw, dus vóór de
verkoop aan de familie Vanderlinden in
Pag. 5 tot 6
Het kasteel van Meise in de 18de eeuw, van lustslot naar een productie domein.
De heerlijkheid Meise, feodaal afhankelijk van de
heren van Grimbergen, was veel nauwer betrokken bij het dorp, dit in
tegenstelling tot Bouchout, dat rechtsreeks onder de hertog stond. Van de
riante omgevingsaanleg zoals beschreven door jonkvrouw Anna vander Ee bij het
midden van de 17de eeuw blijkt bij de aanvang van de 18de eeuw vrij weinig meer
terug te vinden. De percelen rond het kasteel en hun bijhorende omschrijvingen,
terug te vinden in de tekstboeken bij het kaartenboeken van Grimbergen (1699)
en – meer gedetailleerd - Meise (1717), wijzen eerder op een gereduceerde
tuinaanleg. Het kasteel en het neerhof met in zijn centrum een vierkant stenen
bekken met opspuitende fontein zijn gebleven, net als de kleine siertuin
(perceel nr. 73), ‘den bogaert genoemt
den leenman’ (nr.72) op het oosten en ‘den
Casteel bogaert’ (nr. 76) zuidwestelijk van het kasteel. Het voormalige
sterrenbos, (nr.78) werd vereenvoudigd en wordt in het Kaartenboek van Meise
omschreven als ‘hoff ende eeckelen bos’.
Perceel nr. 79 is benoemd als ‘lant de kriekerije’, een duidelijk
verwijzing naar een steenfruitboomgaard en naar de eerder op productie gerichte
bestemming. Uit het tekstboek is ook op te maken dat de vijvers te Meise
verpacht werden net als de kasteelhoeve ( nr. 67). De drie verschillende
vijvers langs de zuidzijde van het kasteel werden niet omgewerkt tot één grote
spiegelvijver, een vast onderdeel bij de omgevingsaanleg van de tweede
‘castellisatie’.
De overige niet bebouwde percelen werden benoemd als ‘lant’ of ‘weijden’ en hadden dus een louter agrarische functie. De percelen
langs de Maelbeek (ook Meisebeek of Amelvonnesbeek) werden omschreven als bos.
Deze zones zijn tot vandaag in beheer als natbos of broekbos waarin nog enkele
uitgegroeide meerstammige hakhoutstoven voorkomen. Op de Ferrariskaart zijn
deze zones ingekleurd als hakhout, waarin op ruime tussenafstand hoogstammige
bomen stonden. Open hakhout met op regelmatige tussenafstand hoogstammen was
sinds de hoge middeleeuwen een algemeen verspreid beheertype [i]. In tegenstelling met de
familie vander Ee, die het hof van Meise tot 1671 beheerde, hechtten de
Vanderlindens veel meer belang aan een productieve landbouwuitbating. De bouw
van een imposante vierkantshoeve, vandaag gekend als het Drietorenhof of het hof
van baron Van Gysel, in 1717 illustreert dit [ii]. Door de bouw van deze
nieuwe landbouwuitbating wordt te Meise de sinds eeuwen nauwe band tussen
herenhof en neerhof doorgesneden; dit wordt ook wel de eerste stap in de derde
fase van de ‘castellisatie’ genoemd.
Pag. 11 tot 14
De
‘Jardin Anglais’ in het domein d’Hooghvorst
In 1806 ging het kasteel van Meise over op Emmanuel
Vanderlinden baron d’Hooghvorst. Toen in hij 1816 tot kamerheer van koning
Willem I werd gepromoveerd, was de tijd rijp om het 17de-eeuwse barokke
lustslot een grondige facelift de geven. In 1818 werd op de oude funderingen
een nieuw kasteel gebouwd, dat beantwoordde aan zijn status en aan de mode en
de nieuwe normen qua architectuur: een confortabele, witgekalkte, neoklassieke
‘manoir’ met ruime vertrekken en grote vensters op een bijna vierkant
grondplan. Het had een souterrain met daarop drie bouwlagen, waarvan de hoogte
naar boven toe afneemt. De gevel met de ingang omvatte negen traveeën en werd
omkaderd door twee torenachtige hoekrisalieten met afgeknotte tentdaken, een
configuratie die verdacht veel aan het kasteel van Malmaison (Île-de-France,
Frankrijk) doet denken (zie verder) [i].
Ten oosten van het kasteel werd een monumentale
oranjerie opgetrokken. Deze oranjerie vertoont grote gelijkenis met deze die
rond dezelfde tijd werd gebouwd door architect Ghislain Henry voor koning
Willem I in het domein Schonenberg te Laken en ze is een groots voorbeeld van
de oranjeriebouw in de vroege 19de eeuw - een neoklassiek, balkvormig,
bakstenen gebouw met een leien tentdak op een hoge plint in blauwe hardsteen.
Elf boogvormige poortramen ritmeren de zuidgevel; in de noordgevel zijn dit
boogvormige uitsparingen, op de centrale nis na waar eveneens een poortraam
voorzien was als toegang en zichtas tot de moestuin [ii]. Links en rechts bevonden
zich de slaap- en de woonplaats van de tuinman. Het gebouw is volledig
onderkelderd en de kelders deden dienst als opslagplaats voor (knolvormende)
groenten en bewaarplaats voor fruit. Een concaaf ommuurde moestuin (ongeveer
Met het puin van het oude kasteel werd de slotgracht gedempt. Rond het kasteel werd een park aangelegd in Engelse landschapsstijl. De weg van Meise naar Brussel, die door het domein liep, werd naar het oosten verlegd en een hoeve die op dit tracé lag (de hoeve Swerts) werd gesloopt. De gazons liepen door tot aan het kasteel, zodat kasteel en park één geheel vormden, overeenkomstig de principes van Capability Brown. In het park verscheen een rijke verzameling bomen uit de ‘Nieuwe Wereld’ en zeldzame cultivars - bijzondere, zeldzame of exotische bomen, waarvan sommige de tand des tijds hebben weerstaan, met name moerascipres (Taxodium distichum), Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera), zwarte els met ingesneden blad (Alnus glutinosa ‘Imperialis’), oosterse plataan (Platanus orientalis), doornloze robinia (Robinia pseudoacacia ‘Inermis’) en Vilmorinokkernoot (Juglans x intermedia ‘Vilmoreana’).
Litho 1818
Een litho van J.-B. Madou in de ‘Voyage pittoresque dans le royaume des Pays-Bas’ toont het kasteel rond 1818 vanuit het zuidoosten, omkaderd door een gevarieerd bomenbestand, o.a. twee sparachtigen en twee groepjes zuilvormige bomen, vermoedelijk Italiaanse populieren. Uiterst rechts zien we de oranjerie en, half verscholen achter een bosschage, het donkere silhouet van de paarden- en koetsenstalling. Op de achtergrond: de torenspits van de dorpskerk van Meise.
De
drie oorspronkelijke vijvers werden verenigd tot één grote landschappelijke
waterpartij, die de voorgrond vormt van de litho. In tegenstelling tot vele
andere landschappelijke parken uit die periode trachtte de ontwerper niet de
indruk te wekken van een weids rivierlandschap; de bovenloop van de
Onze-Lieve-Heersbeek werd zelfs overwelfd, zodat de vijver abrupt voor het
kasteel eindigde in plaats van uit te verte te voorschijn te ‘stromen’. Links
achter het kasteel ziet men tussen de bomen een kleine ‘folly’, een paviljoen
(mogelijk een ‘cabane rustique’) dat
waarschijnlijk een ijskelder verhulde. Op deze plaats bevindt zich vandaag een
terp met daaronder een bakstenen koepel, waarschijnlijk een relict van een
18de-eeuwse ijskelder. In 1818 wordt onder een andere ‘folly’, die niet op de
litho van Madou zichtbaar is - de ‘Vriendschapstempel’ -, een nieuwe, grotere
en beter geïsoleerde ijskelder gebouwd. Zowel de oude ijskelder als de
Vriendschaptempel met de nieuwe ijskelder worden weergegeven op de Primitieve
kadasterkaart (1821). De boszone ten zuidwesten van het kasteel, die in het
kaartenboek van Meise omschreven wordt als de ‘eeckelen bos’ (perceel nr. 79 op
de kaart van 1717), kreeg een slingerende padenstructuur, die aansloot op het
oude rechte dreventracé dat het toen achterliggende landbouwgebied ontsloot.
Tijdens het Ancien Régime was de abdij van Grimbergen eigenaar van een groot
gedeelte van deze gronden, maar bij de eeuwwisseling zijn ze waarschijnlijk
verworven door de familie d’Hooghvorst. In de eerste kadastrale legger van 1821
staan ze op zijn naam.
Om
bepaalde paden of uitzichten te accentueren werden ze afgelijnd door taxus en
of buxus. De meeste van deze taxussen hebben opeenvolgende wijzigingen in de
parkarchitectuur overleefd. Ze groeiden in de loop der jaren uit tot bomen en
werden geïntegreerd in de huidige massieven. Hun verspreiding is een
belangrijke hulp bij de reconstructie van de initiële padenstructuur, die
blijkbaar exact wordt weergegeven op de stafkaart van 1864. Om deze ingrijpende
en omvangrijke tuinaanleg te verwezenlijken nam baron d’Hooghvorst François
Verly onder de arm [iv].
Mogelijk heeft Verly, net zoals te Wissekerke en Duras, samengewerkt met een
plaatselijke (Zuidnederlandse) architect.[v]
[i] DE LABORDE A., Description des nouveaux jardins de
[ii] In 1958werd deze oranjerie verbouwd tot restaurant, langs de
voorzijde, dus zuidzijde, werd er een terras en grote trappenpartij aangebouwd.
Langs de noordzijde werd de poortdeur in het centrum vervangen door een blinde
nis.
[iii] H. VAN DIEVOET, Les grands arbres de
[iv] GOETGHEBUER P.J., op. cit,
p. 9..
[v] Er is momenteel nog geen onderzoek gebeurd naar de vraag of het
tijdens het Hollands bewind wettelijk verplicht was om als buitenlands
architect samen te werken met een lokaal architect. Dergelijke samenwerkingen
komen opvallend veel voor.
De
emblematische landschapstuin en de Vriendschapstempel
De emblematische landschapstuin, ook wel ‘jardin anglais’ of ‘jardin pittoresque’ genoemd, kende in Frankrijk net vóór de
Revolutie een eerste hoogtepunt onder een verlichte elite en zal dank zij
publicaties als graaf Alexandre de Labordes ‘Description des nouveaux jardins de la France’ [i] in 1808 een ruimere
weerklank en verspreiding krijgen in het keizerrijk van Napoleon. Het wordt ook
de tuinstijl van de elite, die in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
tussen 1815 en 1830 op zoek gaat naar waarden en ideeën om hun herwonnen status
en zelfbewustzijn te bevestigen. De toen, vooral voor de zuidelijke
Nederlanden, groots opgezette kasteeltuinen puilen uit van deze symbolische en
emblematische verwijzingen, die vooral gematerialiseerd worden in de fabriekjes
of ‘follies’. Vaak kan hun vormentaal
gerelateerd worden aan de rituelen en de symboliek, die ook de vrijmetselarij
hanteert bij de aanvang van de vroege 19de eeuw [ii]. Het feit dat de
vrijmetselarij mede dank zij het Hollandse koningshuis een gewichtige rol
speelde, heeft hier zeker toe bijgedragen. Baron d’Hooghvorst heeft zich via
zijn architect Verly ongetwijfeld laten inspireren door de la Borde en de
maçonnieke vormentaal. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze romantische,
op het eerste zicht natuurlijk ogende tuin is opgebouwd volgens een complexe,
mathematische rasterstructuur, waarin vooral de primaire bomen zoals eik en
tamme kastanje en de constructies referentiepunten vormen. De gelijkbenige
driehoek waarvan de Vriendschapstempel deel uit maakt is tot vandaag het vlotst
te traceren. Ook hier duikt andermaal een parallel op met het voormelde domein
van Malmaison, waar een gelijkaardige driehoekig patroon voorkomt.
De Vriendschapstempel vormt de top van de driehoek, de
oranjerie en de zogenaamde Valckhoeve zijn de hoekpunten van de basis. Deze
hoeve in rustieke stijl werd gebouwd op de plek van een kleine boerderij, die
in oorsprong buiten het private domein lag - eigenaardig als men bedenkt dat
het domein een volwaardig pachthof telde, het Drietorenhof, goed
De Vriendschapstempel te Meise valt op door zijn
gesloten karakter. De vensterdeur in de façade is de enige opening. De deur
heeft een vast bovenlicht in de vorm van een rondboog met een geprofileerde
lijst, die wordt afgedekt met een decoratieve guirlande. Ze is geplaatst in een
verdiepte portiek en geflankeerd door massieve Toscaanse zuilen. Binnen een
maçonnieke symboliek zou dit perfect de toegang tot de tempel van Salomon
kunnen voorstellen met, respectievelijk rechts en links, de zuilen ‘Jakin’ en
‘Boas’ [ii]. De pronkgevel is gebouwd
in de harde zandsteen van Rochefort, het decoratieve beeldhouwwerk in het broze
witte krijt van Avesnes. Dit laatste is vandaag bijna onleesbaar verweerd. De
laag bakstenen onder de kapittelen van de zuilen toont aan dat het gebouw van
meet af aan geverfd was; anders zou men op die plaats zeker zandsteen hebben
gebruikt.
Het interieur van de tempel is cirkelvormig. Het
entablement of hoofdgestel met de tempelkoepel wordt geschraagd door acht
slanke zuilen met een papyruskapiteel. Het ronde daklicht in het midden van de
koepel wordt momenteel verduisterd door een bovenliggend zinken zadeldak, maar
in stopverfresten van de gesmede chassis werden fragmenten van gekleurd
‘kathedraalglas’[iii]
teruggevonden. Het motief van de vlammende ster in het daklicht wordt
uitvergroot herhaald in het centrum van de schitterende terrazzovloer. Terrazzo, in België ook wel granito genoemd, is een vloerbedekking
van mager marmerbeton waarin gekleurde mozaïeken in glas of marmer worden
gedrukt. Na uitdrogen wordt het geheel glad gepolijst zodat men een gespikkeld
granieteffect krijgt. Tijdens de vroege 19de eeuw was terrazzo een dure en
arbeidsintensieve techniek, die door rondtrekkende Italiaanse ambachtslui werd
beoefend. Pas aan het einde van de 19de eeuw wordt terrazzo merkelijk
goedkoper, omdat er polijstmachines waren uitgevonden. De terrazzovloer van de
Vriendschapstempel is ongetwijfeld een van de oudste van België. De vloer is
opgebouwd uit verschillende concentrische cirkels. Opmerkelijk zijn de vier
lauwerkransen in de buitenrand van het terrazzo. Deze buitencirkel wordt
gevormd door marmeren mozaïekband met een meanderlabyrint, dat waarschijnlijk
de moeizame inwijdingstocht symboliseert die men moet afleggen om het ‘centrum’
te bereiken, de kern van het leven, waarna men zichzelf tot een hoger niveau
kan tillen. De blauwmarmeren mozaïekband zou kunnen verwijzen naar de broederketen
van de zogenaamde blauwe vrijmetselarij [iv]. De vier lauwerkransen
zijn gericht op de vier windstreken en meer centraal komen nog kleine, vierkant
geblokte kruisen voor, waarvan de hoekpunten eveneens de windrichtingen
aanduiden. De buitenhoeken van deze decoratieve vierkantjes vormen een
onzichtbaar vierkant waarrond de hele constructie is opgebouwd. De
lauwerkransen worden gevormd door twee geveerde bladeren of lauriertwijgen. Ze
zijn met een lint van blauwe steentjes samengeknoopt dat wordt voortgezet in
zopas aangehaalde cirkel van blauwe mozaïeken. Deze geknoopte krans komt ook
opvallend sterk overeen met de voorstelling van de acaciatakken op maçonnieke
schootsvellen of tableaus uit dezelfde periode. Binnen het maçonnieke ritueel
wordt de geknoopte acacia gebruikt bij de verheffing tot de meestergraad [v].
De hierboven aangehaalde linken met de maçonnieke
rituele symboliek kunnen doorgetrokken worden tot in alle details van Emmanuel
d’Hooghvorst’s emblematische tuin. Deze interpretatie maakt het leggen van
effectieve linken met loge en vrijmetselarij zeer verleidelijk en, gezien het
karakter van het park, zou men al snel durven stellen dat d’Hoogvorst zelf een
vooraanstaand lid was van een Brusselse loge. In tegenstelling tot zijn broer
Joseph, is Emmanuel echter nooit lid geweest is van een loge en zeker nooit
geïnitieerd in de hoogste graden van de vrijmetselarij, waarnaar de symbolen in
het park lijken te verwijzen.De inbreng van
deze doorgedreven en consequente symbolische verwijzingen zijn dus zo goed als
zeker volledig op naam te zetten van de ontwerper François Verly, die wel
degelijk in een Rijselse en waarschijnlijk ook in een Brusselse loge
geïnitieerd was.
Hoe duidelijk de verwijzingen naar maçonnieke riten
ook mogen zijn, de emblematische tuin van baron d’Hooghvorst toont aan dat niet
elke landschapstuin die beladen is met emblemen, hoe perfect de samenhang van
symbolische elementen ook mag lijken, sensu stricto als een maçonnieke tuin kan
geïnterpreteerd worden. De hierboven aangehaalde symboliek, die vandaag vooral
met een zuiver maçonnieke initiatie of beleving geassocieerd wordt, was toen
waarschijnlijk veel breder verspreid en had waarschijnlijk ook een algemeen
raakvlak met de cultuur en de opvoeding van de adel en de hoge bourgeoisie. Het
lijkt onlogisch dat Verly een zo complexe structuur zou hebben uitgewerkt
zonder dat de bouwheer daar iets van kon vatten. Het gelaagde en meerduidige
denken, dat de vormentaal van de architectuur en de tuinkunst sinds de
renaissance beheerste, leefde bij de aanvang van de 19de eeuw nog duidelijk
door. Er kan misschien gesteld worden dat deze cultuur in dergelijke tuinen
zijn hoogtepunt aan complexiteit bereikte, waarna er noodgedwongen een
versobering kwam. Vanaf 1850 verschraalt onder druk van een nieuwe elite de
tuinsymboliek [vi].
De opkomende industriële toplaag moet geld verdienen en heeft geen tijd meer om
zich te verdiepen in complexe interpretatiespelletjes. De tuin wordt een park
gericht op vermaak; thema’s als vriendschapstempels worden vervangen door
erotische spielereien zoals schaars geklede Diana’s.
Pag. 14 tot 20
De
kasteeldomeinen van Meise en Bouchout rond 1860
De eerste militaire topografische kaart (1864) toont
de domeinen van Bouchout en Meise zoals ze door de Beauffort en Vanderlinden
d’Hooghvorst werden aangelegd. De landschappelijke aanleg rond het ‘Château du
Baron d’Hoogvorst’, ten noorden van de Amelvonnesbeek, was duidelijk meer
doorgedreven dan deze rond het kasteel van Bouchout, waar de rechte lijn bleef
primeren. In het domein van Bouchout bleef ook nog, doorheen de
landschappelijke aanleg, de oude dubbelstructuur (hoog- en neerhof) leesbaar.
De twee parken liepen desalniettemin onmerkbaar in mekaar over. De visuele
eenheid, die al rond 1820 een feit was, wordt in 1855 herbevestigd door
ooggetuige Alphonse Wauters [i]. De twee parken liepen ook
geleidelijk over in het omringende agrarische landschap. Enkel langs de
oostelijke rand, langsheen de weg naar Brussel, vormde een muur de enige
visuele en reële barrière.
In de jaren 1850 wordt het neerhof van Bouchout
grondig vernieuwd. Het resultaat zijn drie losstaande vleugels - pittoreske
baksteenarchitectuur, vroeg eclecticisme waarvoor een modellenboek van
Cluysenaar mogelijk inspiratie heeft geleverd [ii], maar de ontwerper is
onbekend. Het vernieuwde neerhof omvat twee vleugels op plinten van witte
zandsteen, telkens vijf traveeën en één bouwlaag onder leien schilddaken,
boogfriezen onder de daklijst en steekboogramen met omlijstingen van gesinterde
baksteentjes. De hoofdvleugel (1854 volgens een jaarsteen) leunt aan tegen een
toren met een spits tentdak. De derde vleugel - een bakstenen gebouw met gekoppelde
zadeldaken en vier rondboogpoorten - is een typisch koetshuis uit het midden
van de 19de eeuw.
De eerste
nederzettingvan wat de “ridder” en later de “dorpsheer” van Meise zou worden, was gelegen in de
vlakte waar thans de eerste tuinwijk staat naar toe.
Zoals meestal in dezez tijden was het een omwalde hoeve, uit
veiligheidseredenen en ook wel voor de afwatering der eerder laag gelegen
gedeelten. Meerdere beekjes - die in
verbinding stonden met de pastorijvijver – voedden de hofgracht rond het
riddergoed. Zij zijn op de O.L.Heerbeekna, sedert lang verdwenen
door wijziging van de afwatering of ze zijn roemloos in het rioolnet geëindigd.
Dit riddergoed droeg dus met reden de naam “WATERKEN”, doch werd ook om
onbekende redenen BERLA genoemd. Het
woord Berla komt niet voor in het “Middelnederlandsch woordenboek” van .Verdam
uitgegeven in 1911.
Het is niet geweten wanneer het oorspronkelijke hoevegebouw van leemvakwerk en
strodak vervangen werd door een stenen gebouw.
Evenmin is geweten wanneer deze ligging als verblijfplaats opgegeven
werd en de dorpsheer het kasteel liet optrekken, genoeg gekend door de gravure
van Harrewyn en dat baron Vanderlinden
in 1818 liet vervangen.
Wel vindt men terug dat de bastaarden van Boechout in 1548 – 1549, het in leen
hadden van de heren van Grimbergen. Op
dat ogenblik bestond dus reeds het dorpskasteel dat amman Jan vander Ee en Anna
van Boechout kochten van het geslachtBerchem – Van Immerseel, dat toen Meise
voor goed verliet.
Het Waterken werd in1600 overgedragen door Jan, bastaard van Boergondi¨en heer
van Liezele, aan Jan de Beer, meier van Meise en andere dorpen in de omtrek.
Op dat ogenblik was het gebouw verdwenen en omvatte het slechts een boomgaard
en onderverdeelde vijvers.
In 1627 stond de toenmalige eigenas, Margriete van Oudenhage, weduwe van Jan de
Strubbeleer, het af aan Frans De Becker en Johanna De Wit : “groenvissers” dit
is handelaars in riviervis en die er kweekvijvers inrichtten en
uitbaatten. Later ging het over in
handen van de Vanderlinden’s.
Nadat het oorspronkelijke gebouw verdween, werd de naam Waterken overgedragen
op een woning gelegen tegen de Brusselweg : het huidige nummer 36.
In 1832 werd het verhuurd voor een tijdsspanne van 9 jaar tegen 260 frank per
jaar en met een oppervlakte van 17 roeden 49 ellen – ongeveer 450 m2 – aan Jan
Alexander van Laethem, ontvanger van belastingen alhier. Hij had dit ambt gekregen wegens de kwetsuren
opgelopen in Brussel tijdens de omwenteling van 1830 waaraan hij actief had
deelgenomen en waarvoor hem het Ijzeren Kruis toegkend werd.
De naam “Waterken” slaat niet alleen terug op de woning, maar op het
parkgedeelte gelegen rechts van de ingang van de Plantentuin in de richting van
Amelgem. Zo laat baron Vanderlinden, zichzelf
betitelend als “oppergeneraal der Borgerwacht van Belgiënland en Borgemeester
der gemeynte Meysse”, bomen verkopen 13- in 1836 : “in het Waterkensbosch
onder Meysse” – 23.1.1843 : “in het Waterkensbosch te Meysse tegen het dorp”.
L.V.H.
1.11 E. Van Hemeldonck – Van Antwerpen
Door huwelijk en erfenis kwam het Hof van Meysse of ’t
Hof Immersele in het bezit van Hendrik van Berchem en zijn vrouw Margareta Van
de Werve. Zij verkochten de goederen in
1554 aan jonker Jan vander Ee en Anna Van Bouchout :
“ hoff met alle den huysinghe, schueren, stallen, baek ende branhuyse endt alle
sijn andere edificiën ende toebehoorten, winnenlands bempden, boimgaerden,
hophoff, wateringen enselen ende elsbroecken dewelcke hij heeft liggende ende
staen binnen de parochië van Meys ende daer toe oock sijne heirlijckheyt hooghe
middele ende lagere justiciën vogelrye paertrysederey keuren ende breucken ende
alle andere heerlycke rechten met oocksijn recht ende actie deweleke hij heeft
in de VROONE al oick biet uyt referendeert in alle manieren als nu ten tijd in
tochte, besettende den heere Heer Willem van de Werve, riddere ende trouwe
Marguerite Scheyffs sijn wettige geselline met oock de collatie van de costere
tot Meys vors. Dies heeft voors Joncker
Jan vander Ee ende jouffr. Anna belooft ende geloeft mets desen nyt te rycken
ende geven den voors. Heer Hendrick voor alle voors. De somme van seven duysent
Bs.guldens eens 3000 te Paeschen naercomende 2000 half Meye, 2000 te Kersmisse
(1 Archief stad Brussel fardenr. 475) Cijnsen = meester Willem Martini, Raet
ende Pensionaris Antwerpen 46 stuyvers – te casseren; andere cijnsen te corten
: pachten enz. tot Kersmesse voor verkoper; vanaf Kersmesse voor kopers (1)
Anna van Bouchout erfde van haar grootvader Laureys, die uit een bastaardtak
van de Bouchouts stamde en van haar ouders Laureys en Margareta de Kempeneer,
leenroerige goederen te Meise – Beigem en Humbeek – Laureys en Margareta werden
in de Karmelietenkerk te Brussel begraven.
De familie van der Ee was afkomstig uit Brugge.
Adriaen vander Ee nam actief deel aan de onderhandelingen in 1447 -1448
gevoerd om het bezit van Filips de Goede tot koninkrijk om te vormen. Hij bleef dit nog schriftelijk doen na de
terugkeer van de hiertoe afgevaardigde gezanten.
In de XVde eeuw vestigde de familie vander Ee zich in Brabant. Te Mechelen fungeerden meermaals leden van
deze familie als schepen van de stad.
Een vander Ee – lid maakte zelfs deel uit van de afvaardiging die in
1565 prinses Maria van Portugal, de verloofde van Alexander Farnese ging
afhalen.
Foto met tekst M. Noblon
Lambrecht vander Ee, heer van St. – Stevens Woluwe, rymelghem en Herent was
gehuwd met Margareta Vander Noot. Hij
overleed te Mechelen in 1546.
Hun zoon Jean I huwde in 1540 met Anna van Bouchout. Toen zij op 30 maart 1554 de heerlijkheid van
Meysse kochten werden zij één van de belangrijkste vazallen van de Oranje’s van
Grimbergen.
Jan I vander Ee bracht leen hulde voor Meise op 30 juni 1556.
De oudste zoon van Jan I en Anna van Bouchout, Jan II van der Ee werd als amman
van Brussel aangesteld op 12 januari 1589 en ridder op 27 januari 1593; hij
sterft op 13 december 1607. Hij huwde
Margareta de Sancto Joanne die hem overleefde tot 1622. Zij worden zoals Jan I en zijn vrouw begraven
in de kerk van de paters Karmelieten te Brussel.
Jan II vander Ee en zijn vrouw hadden als kinderen :
a) a) Jan
III die sneuvelt bij de bestorming van Oostende in 1602
b) b) Jan
Frans, werd op 9 januari 1608 door de
Aartshertogen Albrecht en Isabella benoemd tot amman van Brussel in vervanging
van zijn vader.
Hij was gehuwd met Maria Elvira d’ Aguilar, afstammelinge van een reeds
ingeburgerd Spaans geslacht. Zij sterft
in het jaar 1634.
Een jaar voor zijn overlijden verkoopt Jan Frans vander Ee zijn goederen van
St. – Stevens Woluwe aan Ferdinand van Boisschot; hij sterft op 17 maart
1645. Beide echtelingen werden in de
kerk van Meise begraven. Hun monumentale
grafzerk lag voorheen centraal in het koor en staat heden tegen de binnenmuur
van de vroegere doopkapel.
grafsteen
Zij hadden slechts 1 kind, Ferdinand, te Brussel geboren op 18 april 1609 en
dat jong gestorven is, waardoor de heerlijkheid van Meysse overgaat naar de
jongere zuster van Frans Jan.
c c) Anna,
vrouwe van Meysse die ongehuwd blijft.
Na haar overlijden gaan de goederen naar de afstammelingen van Jacob
vander Ee, de jongere broer van Jan I.
Jacob overleed te Antwerpen op 25 juni 1599; hij was
gehuwd met Anna van de Werve, die stierf in 1610, bieden werden begraven in de
St. – Michielskerk te Antwerpen.
Zij hadden als kinderen :
a) a) Willem,
in Spaanse dienst; hij sneuvelt in Friesland.
b) b) Cornelis
die sterft zonder afstammelingen.
c) c) Maximiliaan,
gouverneur van het kasteel van Hoogstraten, gouverneur van het kasteel van
Hoogstraten. Hij sterft daar en wordt in
de kerk begraven. Hij was gehuwd met
Anna de Provins, vrouwe van Laenenborgh.
Te vermelden waard is dat deze Anna, door huwelijk trouwe van Meise, op 23 juni
1652 hoofdman van de handbooggilde St.-Martinus en St.-Sebastiaan gekozen
werd. Zij was de eigenares van “’t Nieuw
Huys”, het schuttershof gelegen op de weg naar Amelgem (2 Schepenbrief
18.1.1677), dat zij bij schenking overmaakt aan de gilde (document in het archief nr. …) met daarbij een halve
bunder grond te Limbos gelegen bij de St.-Annakapel. Zij stelt evenwel als voorwaarde dat ten
eeuwigen dage een jaargetijde voor haar zielenrust en voor Jan Frans vander Ee
en Elvira d’ Alverado zou opgedragen worden.
De schuttersgilde schijnt trouw aan deze voorwaarde voldaan te hebben,
in de rekeningen van 1884 en 85 vinden we nog voor januari “jaarmis voor vander
Ee of met vermelding voor juffr. Vander Ee”.
Jammer genoeg laat deze milde schenkster een onoverkomelijke schuldenlast na
aan haar enig kind Anna vander Ee. Op 26
november 1667 wordt het geheel van de goederen aangeslagen :
“Herlichheyt Meysse onder Meysse, Rode, Nieuwenrode, Strombeek en Wolvertem
enz; Schoon huys van plaisantie met vijver van ’t somme; met optreckemde
brugghen en thorens, neerhoff, of pluymlenhoff, bosschelken ende schoon block
met grote schoone dreven, 2 schoone pachthoven waarvan een bemetst met
kareelsteen en gedekt met schaliën, met huysingen, stallinghen, schueren,
landt, bemt, weyden, motte, vijvers en lavoiren; nogdiversche hofsteden,
huysingh en brauwerijen, niet inbegrepen hoffstadt en huysingh”. De nieuwe herberg en 6 daw. Lant gelegateerd
door Jan vander Ee voor jaargetijde in kerck Meys.
Aanbiedingen op 17 juni 1668 in huys deurwaerder tegen groote portael
St.-Godele tussen twee en vijf met getuugen – coopsom te consigneren binnen 14
dagen, de renten zijn te bonifieëren aan koper.”
De rechthebbende worden een jaar later gedagvaard te Brussel op 17 oktober 1670
en twee dagen later in de parochie van Meise.
Op 12 november 1671 wordt de Heerlijckheid Meysse uiteindelijk bij
decreet van de raad van Brabant toegewezen aan Barbara vander Linden, vrouwe
van Staye.
Anna vander Ee die ongehuwd gebleven is, sterft in 1680 te Court St.-Etienne
als laatste van haar geslacht.
Voortaan behoort het “Casteel mette Schoonigheyt” aan de familie vander Linden
d’ Hoogvorst.
1) Archief stad Brussel farde nr. 475
2) Schepenbrief 18.1.1677
3) In 1684 afgebrand door de Fransen
4) Zie ook tijdschrift Berla 1984/6
Het kasteel van Meise
Anna
van der Ee, vrouw van Meise (1), beschrijft in 1653 in een
memorie, het hof van Meise als een :
“schoon en playsant gebouw, ’t casteel in ’t vooruitzicht op zijn Italiaans met
schoone thorens, schoone bassecourt besloten zin zijn muren ende
thorekens. Schoon innecomen ofte entree
door grooten boomgaert. Hoven,
parterres, bemden en boomen, prieelen, vijvers, kweekerije, pruymderijen,
wijnberge ende vijgenbosscheken ende groote keukenhoff, het perspectief van
boomen dat gesienwordt van den grooten saletten. Doelhoffboschken (doolhof) steenboschken ende
het block om pijnboomen tegen de fraaie trunckdreve.”
Alles wijst erop datde aanplantingen rond het kasteel
van Meise weelderig waren en dat de tuinen volgens een zekere renaissancestijl
aangelegd werden.
“ den pruymebnhoff met den hof boven de trappen en de groote bankenhof met
dreve daaraan gelegen ende tegen de kweekerije inéén geplant met dreven en
schoone haegen”.
Er werd eenn nieuwe boomgaard aangelegd tegen het
domein van Boechout :
“want er is nog land genoeg die men soude mogen hebben om de fraeyheit ende
plaisantie te Meys geleghen in sijn volcomen perfectie te setten”.
Ook het meyershuis wordt beschreven :
“het is ter drie sijden van steen gemeytst, heeft schoone gewelfde kelders,
twee comers, (1673)keucken ende vloer,
een schoon gemeytst pachthof, schueren ende stallingen, met schaliën gedicht”
Als dit moois werd duidelijk verwezenlijkt tijdens het bezit van de familie Van
der Ee en voornamerlijk tijdens het leven van Jan Frans en zijn zuster Anne van
der Ee.
Barbara
van der Linden, de nieuwe titularis van de heerlijkheid
Meysse (1671) was de dochter van Ferdinand en Anna van der Noot;
weduwe van Marc Bougeois huwde zij met een spaanse edelman Don Diego d’
Espinoza die zelf weduwnaar was met niet minder dan 9 kinderen. Eens in het bezit van het kasteel en de
aanhankelijkheden en met hulp van rentmeester Adriaan Mussche, worden die
goederen met vaste hand beheerd. Barbara
zelf houdt er een pachtboek op na. Er
wordt steeds gewag gemaakt van het kasteeldomein als de “Schoonigheit” maar
zelfs de vijvers ervan waren verhuurd, de brouwerij, de pachthoven enz. steeds
met groot profijt voor de eigenares. In
het jaar 1674 bvb. verpachtte zij voor 9 jaar de vijvers die in en rond het
domein gelegen zijn =
‘kasteelvijver, hoffvijver, Leemansvijver,
Nieuwenvijver en Berghvijverken gelegen in de schoonichheit” aan Michel Parijs
een groenvisser uit Brussel (2) tegen 80 gulden en 6 “kelpers”. Daarvoor moet hij zorgen voor het onderhoud,
het “sloeberen’ en op voorwaarde dat de kasteelvrouw één of twee koppels zwanen
mag houden op de kasteelvijver. Bij het
einde van de huurceel moetn 0200 “Antenoos” en 100 “Rafcrys” elk 6 gulden
waard, en twee veertelen van elk twee stuyvers witvis, uitgezet worden.
Een ander goed voorbeeld van een pachtovereenkomst met
de brouwer Adriaan Seghers. Hij huurt op
de PLAETSE van Meise 75 roeden genomen uit de ‘Schoonichheit’ 1 dagwand en 75
roeden bezit gelegen aan de ‘verbrande hoffstede’ voor 90 gulden,, ook nog 50
roeden ‘waer de ijsput staet, de Bellaert 1 dagwand 54 r., het ‘prieelken’ 70
r. en de ‘Nagelbemt’ voor 20 gulden bovendien zijn er ‘4000 ockernoten uyt de
sloesteren’ thuis te leveren, 250 ‘gelaey (3) en 1 dag correwey met wagen en
paarden. De huurder moet zorgen
voor het onderhoud en de ‘gelasen ‘ van
het huys; hij moet laten brouwen voor de kasteelvrouw en haar pachters, mag
niet rijden door de dreven of schade laten veroorzaken door het vee, het
slemrecht van de opgaande bomen blijft voorbehouden aan het kasteel enz.
Barbara van der Linden, nu mevrouw d’ Espinoza heeft
zeker haar taak als kasteelvrouw met glans vervuld en haar stempel gedrukt op
het leven in het dorp en omgeving.
Hierbij denken wij aan het landelijk tafereel geschilderd op een paneel
in de oude pastorij van Meise : in een weids landschap wordtop het voorplan een
voornaam gezelschap afgebeeld. Iets
verderop vrolijk feesztvierende dorpelingen.
Tussen de reusachtige bomen ziet men het kasteel van Meise en lager
rechts het kasteel van boechout. Het is
duidelijk dat de dame met de zwarte sluier hier het voornaamste personnage
is. Het zou Barbara van der Linden
zijn. Met haar gesloten waaier wijst zij
naar het jongetje dat haar vergezelt = haar neefje en erfgenaam Jan Philip
Emmanuel. Hij is de enige zoon van Jan
Philip van der Linden, baron van d’Hoogvorst en heer van Tervuren, de broer van
Barbara die reeds overleden was toen zij eigenares werd van het Hof van Meise.
Het testament van de kasteelvrouw werd geopend op
14.7.1681. Daarin drukt zij o.a. de wens
uit begraven te worden in de grafkelder van de Zavelkerk (Brussel) waar ook
haar eerste man begraven werd. Hetzelfde
jaar heeft de erfgenaam Jan Philip
Emmanuel verhef gedaan voor de stadhouder van Nassau van Meise, Rode en
Nieuwenrode.
De jonge baron d’ Hoogvorst, heer van Marneffe en Seraing, woudmeester van
Brabant in opvolging van zijn vader, was dus de eerste mannelijke telg van der
Linden d’ Hoogvorst die bezit nam van de heerlijkheid Meise. Hij huwde Anne Hélène d’ Ognies. Zijn zuster Anne Hermanne zal met de broer
François d’ Ogn ies, baron van Courrières trouwen.
Jan
Frans Ignace, hun zoon werd te Brussel geboren op 7
maart 1685. Hij stierf in 1734 als baron
d’ Hoogvorst, heer van Marneffe, Meise enz. ;
Zoals zijn vader was hij ook woudmeester van Brabant. Hij huwde te Mechelen in 1710 met constance
Théodore le Quien de Guernoval, kannunikes van Moustier. De echtelingen hebben 4 kinderen :
1. Joseph Ignace Frans, de opvolger
2. Jan Joseph, ridder van Malta en efgenaam van zijn grootoom, graaf de Lognet
enz.
3. Petronille Françoise, huwde Willem van Nassau, graaf van Corroy, baron van
Warcoing enz.
4. Marie Françoise Constance. Zij werd
in 1733 de tweede vrouw van Melchior Roose, baron van Boechout, de weduwenaar
en kinderloos was. De geboorte van hun 3
kinderen werd te Meise telkens samen met de dorpelingen feestelijk
gevierd. Er bleef een hechte band
bestaan tussen de twee adellijke families van Boechout en Meise.
Joseph Ignace, baron d’ Hoogvorst, heer van Meise,
Marneffe enz. Hhuwde een eerste maal met Ernestine Françoise, dochter van de
burggraaf van Winocsbergen, kannunikes van Nijvel, die jong en kinderloos
stierf.
Een tweede huwelijk met Marie Catherine de Brune, vrouwe van Wittecom, werd
gezegend met een zoon : Jan Joseph Ghislain.
Ook deze vrouw stierf na slechts 7 jaar huwelijk (1762). Haar echtgenoot Joseph Ignace stierf op 14 december 1786.
Jan
Joseph Ghislain van der Linden d’ Hoogvorst, heer van
Meise, Marneffe, Wittecom, Volandre, Bavegem, Boechout, Priems, werd op 6 juni
1758 op het kasteel van Boechout geboren en groeide er op, waarschijnlijk onder
de hoede van zijn tante barones Roose, die toen reeds weduwe was. De overdracht van titel en goederen gebeurde
nog tijdens het leven van zijn vader.
Hij huwde op 15 mei 1780 met Angélique Philipinne Gage, kannun ikes van Nijvel
te Gent geboren op 9 april 1755, de enige dochter van Emmanuel Philippe graaf
Gage en Marie Madeleine Spangen.
Zij zijn ouders van :
1. Emmanuele
Constantin Premier, geboren te Brussel op 7 juni 1781 op jeugdige leeftijd
baron d’ Hoogvorst en kasteelheer van Meise.
In 1807 huwde hij met de acht jaar jongere Marie Caroline de Wal
Wasbourg. In het adellijk gezin werden 2
zonen en 2 dochters geboren.
Hij werd generaal van de burgerwacht in 1830 en bleef burgemeester van Meise
van 1807 tot aan zijn dood in 1866.
2. Joseph
Marie Jean Baptiste Second werd geboren te Brussel op 12 juni 1782. Meyer van Brussel in 1814 en 1815 en voor
zijn verdiensten onder het Koninkrijk ten persoonlijken titel tot baron
verheven. Hij werd lid van het nationaal
congres in 1830. Daarna maakte hij deel
uit van de afvaardiging die naar London gezonden werd om Leopold van Saksen -
Coburg de troon aan te bieden en die hem op de reis naar België
vergezelde. D’ Hoogvorst werd lid van de
Senaat tot aan zijn dood in 1846.
Jan Joseph van der Linden d’ Hoogvorst huwde na de
dood van zijn eerste vrouw (9 juli 1783) te Antwerpen met Marie Anne Roose,
dochter van Jan Alexander, graaf Roose de Baisy, baron van Boechout en Anne Josèphe
van de Werve. Uit dit huwelijk werden 4
kinderen geboren :
1. Constantin
Joseph Ghislain van der Linden d’ Hoogvorst.
Hij huwde met Marie Thérèse Moretus die te Antwerpen op 11 juni 1790
geboren was. Dit huwelijk bleef
kinderloos. Constantin die te Meise
verbleef verving zijn halfbroer Emmanuel als burgemeester terwijl deze zijn
talrijke verplichtingen te Brussel nakwam.
2. Charles
François verkreeg de titel van baron onder het Verenigd Koninkrijk wegens
bewezen diensten. Hij huwde met Marie Thérèse
Moretus, weduwe van zijn broer Constantin.
3. Louise
Jeanne, huwde Frederic, baron de Secus, die lid was van het Nationaal Congres
voor het district Ath in 1830. Hij zetelde later in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Hij stierf
op 24 september 1862 in zijn kasteel te Bauffe.
4. Emile
Charles van der Linden te Meise geboren op 10 oktober 1797 huwde met Marie de
Cort. Hij stierf te Brussel op 18
december 1861.
Wij mogen stellen dat al de kinderen van Jan Joseph Ignace van der Linden d’ Hoogvorst in meerder of mindere mate betrokken waren bij de gebeurtenissen onder het Verenigd Koninkrijk, bij de Omwenteling van 1830 en bij het ontstaan van het Koninkrijk België.
Voetnoten :
(1) Zie het Hof te Meise – tijdschrift Berla nr. 32
(2) Groenvisser : hij die zoetwaters verkoopt : Middelnederlands woordenboek
(3) gelaey : houten paaltjes
Hoe
werden de van der Linden d’ Hoogvorsts dorpsheren van Meise ?
Vooreerst dient een vooroordeel uit de weg geruimd : zo
er sedert onheuglijke tijden de baronie Boechout bestond, is er nooit een
baronie Meise geweest. Wel voerden de
van der Linden d’ Hoogvorst de titel van baron sedert 1663, doch deze titel was
niet gevestigd in Meise maar op Hooghvorst een afhankelijkheid van Tervuren
waar de van der Lindens hun erfgoed hadden.
Hoe zijn ze hier beland ?
Een der freules van der Linden, met name Barbara liep hoog op met titels en
adeldom en ouderdom van haar geslacht.
Zij was gehuwd met een lid van de Geheime Raad, die echter de
plebejernaam Bourgeois droeg. Met veel
geduld en moeite werd er de particule ‘de’ voorgezet, maar Bourgeois of de
Bourgeois bleef burgerlijk klinken. Don
Diego d’ Espinoza, die zich bij gelegenheid als graaf liet betitelen en in 1660 al militair
gouverneur van de stad La Basée in Noord – Frankrijk was en later te Damme,
Oostende …
Op 12.11.1671 kocht zij het voor schulden in beslag genomen erfgoed van de van
der Eee ’s te Meise, waar echter geen enkele titel aan verbonden was – zij
betitelde zichzelf “dame van Meys” alhoewel zij slechts een gedeelte van de
parochie bezat.
Alhoewel zij twee zonen had uit haar eerste huwelijk – waarover niets
bijzonders geweten is – stelde zij als erfgenaam aan, haar neef Philips van der
Linden, die (beweren kwatonden) stierf van … vreugde bij ontvangst van het
koninklijk perkament, gedateerd 27.9.1663, waarbij de koning van Spanje hem
baron maakte, in een tijdspanne waarin men het toekennen van adellijke titels
vergelijkt met de verkoop van aflaten een goede eeuw vroeger : alles was
getarifeerd en voor iedereen bereikbaar, mits afdokken. De titels van onze landadel dateren alle uit
de spaanse tijd en het is daarom dat in de toen reeds afgescheiden Nederlanden
men thans heel wat minder getitelde edelen vindt.
De van der Lindens waren eeuwenlang forrestiers of woudmeesters van de hertogen
van Brabant geweest. Het was de
kandidaat baron Philips waarvan hoger sprake die als laatste fungeerde van
24.12.1629 tot zijn overlijden 24. .1664.
toen ging het ambt naar een andere familie. Het is dan ook ten onrechte dat onze generaal
– baron - burgemeester Emmanuel door
Sander Pieron nin zijn Histoire illustrée de la forêt de Soignes, betiteld
wordt als “le dernier grand forrestier” ten ware zijn functie van “inspecteur
général des eaux et forêts” bedoeld wordt.
1.13 Mark Servais
1.13 Stadsarchief
Brussel
1474 Het oudste stuk dateert van 1474 over Ferdinand,
orphelin de Philippe van der Linden Hannut, Villers et environs
1512 Uittreksel uit de rekening drossaert Grimbergen
1573 Lodewijk van der Linden riddere, soen whijlen heer Jan van der Linden oyck
riddere
1596 Schepenbank Hooghvorst – heer was ridder Jan van Steenweghen
1643 Mathijs van der Linden capiteyn van compagnie hoogduytschen van regiment van
colonel Bager in dienst van Z.M. geeft volmacht aan Marc Emmanuel de Bourgeois,
Raed voor liquidatie erfenis van der LindenFerdinand (in 2de
huwelijk 22.12.1626 met Christina de Bourgeois + 23.7.1637 waarvan dochter
Carolina Lenora van der woutmeester van Brabant.
1653 Memorie van Anne van der Ee over kasteel Meys :
Dreve van Leinmanbogaert ende de Eysput met thuis van de smisse synde het
incomen voor het huys van plaisance 3b.
Idem den Pollepel met plaitse huysinghe en rijstal den Leemanvijver, den Molenvijver,
de Ossendreve, den Partirrehof, het Casteel, den Langen vijver met het Prouweel
daeraen gelegen, de Pruymhof let den hof boven de trappenende den grooten
Bankenhoff met de dreve daeraan gelegen comende tegen de kweekerije in een
geplant met dreven ende schoone haeghen 5b
Idem de kweekerije met nieuwen bogaert tegen boechout 3b.Aen het block met het
boschken en de Eerbel boschken 2b.
Aen den Bellart waar de camme op staet met bollaert – block daer den sneeuwput
op staet, den Notenmeirsche ende nagel met die woninghe en hoff waerop de meyer
inne woont$2b.
Dit alles in een quadraet rond in dreven aen straeten wel beplant 15 b 1 dw
Groote Wauwer tussen nieuwe dreve tegen Amergemlant van abdij en aan voetweg
aldaer men Boechout naar Ophem gaet 4b.
Groote Wauwer bove, den voetweg genoemt Middel Wauwer 4 ½ b
Kaerlijck 1 b bempt en bos wel beplant voor een warande te maecken 1 b
Het Wijnblock dat den meyer in huringhe hout 1 b 1 dw
Clayne Wauwer in diverse stukken 6 b = 16 b 3 dw samen 32 b
Groot scoon gemeyst pachthoff daer Jan Terwecoren op woont met boomgaert en
block 2b
Partijen van lande die men soude mogen hebben om die frayheyt ende playsantie
te Meys geleghen in syb volcome perfectie te setten.
Block Jan Terwecoren achtre O.L. Heer aan ’t Cruys ghelegen;
eenighe stukken van de Abdij op groote Wauwer.
Weyken van Chartrozen en cleyn beitsken lant.
1 of 1 ½ dw van Caelijckenbosch tegen lant van ’t Sestich.
Deze 3 stukken te wisselen tegen land op de 3 wauwers voor Groot en Midden dat
van Sestich met 11 / 2 dw Cleyne Wauwer; dat van Terwecoren kan gekocht of verwisseld worden.
Frayheyt
Schoon paysant gebouw van ’t Casteel in ’t vooruitzicht op syn Italiaans met
schone thorens.
Schoone bassecourt quadraet met schoone stallinge ende ’t bassecourt belotenn in
syn muren en thorekens.
Schoon innecomen oft entree door dyen grooten boomgaert.
Schoon planttahgien in dreven rontsom de hovinghen in syn quadraet.
Hoven, parterres, bemden en bomen, de prieelen vijvers boomgaerden der
kweekerye, pruymenderye, wijnberge ende vijgenboschken ende den grooten
keukenhoff, het perspectief van boomen dat gesien wordt van den grooten
salletten.
Doelhofboschken, steunboschken ende het block om pijnboomen tegen de fraaye
trunckdreve.
Groote schoone dreve op den Grooten Wauwer daer de landen die nog binnenwaerts
verthoonen een schoone block dewelckers met wisselinge van landen rontsom in
synb quadraet can brenghen; 4 scoone vijvers waerin medegerekent de vijver van
’t casteel; t s meyershuyse ter 3 syden van steen gemeyst, heeft schoon
gewelfde kelders, 2 camerzs, keucke, ende vloer ter aerde. Een schoon gemeyst pachthoff schueren ende
stallinghen met schaliën, gedicht.
32 b min 2 b Cleyne Wauwer om te
wisselen met Eterwecoren, ’t Sestich en chartroyzen sal blijven 30 b – volgens verclaring
meyer Louis Verbeyst.
1.9.1663 testament van ridder Philips van der Linden en
echtgenote Marie Françoise van der eycken aan zoon Jan Philippe baronnie d’
Hoogvorst (Wezenbeek), idem baronnie Sorrin le Chastuin, quartier de Moha , in
fedéicommis.
Andere kinderen : Barbara Maria, Anna Hermana, Anna Françoise krijgen met jan,
¼ van het overige bezit
1672 daagt mevrouw de huysvrouwe van colonel spinoza Anna
van der Ee in verband met het kasteel van Meys.
Testament van Barbara van der Linden dochter van
Ferdinand en Anna van der Noot.
Te begraven in kelder “daer mijn goede man (de bourgeois) in begraven ligt in
Savelkercke van de capelle van St. – Michiel.
5 mudden tarwe en een mudde coren, te backen
en te verdeelen aan arme cholieren en vondelingen in Brussel; 1000 g aan
armen in Brussel
1500 missen aan het St. – Michielsaltaer enn 20 “6weken” missen.
Op 16 september jaergetijde “mijn lieve man saeliger” 25 jaar lang.
Door erfgenaam te geven aan Capucienen 50 g; dezelfde som aen de Arme Claren,
de Brigitinnen, Miniemen, Augustijnen, de gevangenis van de Steenpoort en
gasthuys St. – Jan; 100 pattacons aan biechtvader Jezuiet
Rente 300 g op stad Brussel 5 % aan armen en gebrekkigen (3mans en 3 vrouwen
elk 50 g) dooe erfgenaam aan te duiden met gebod voor mijne sile te bidden en
eens per jaer te communiceren en dagelijkcks een paternoster en een Ave Maria
voor saliger Bourgeois en testatrice.
Absolute erfgenaam : Jan Philippe, enige zoon van broeder Philippe en Marie
Françoise van der Eycken met actief en passief; eventueel met overgang op haar
zusters Barbara en Maria.
Mobilier aan haar zuster Barbara : scribant van schieldtpadde, beslaghen met
coper en vergult; 4 silveren pottekens (olis, azijn, suyker en moastaert); 2 silveren “saliern” met wapens Bourgeois en
van der Linden; 6 silveren lepels en 6 silveren foreketten; ebbenhouten tafel,
Turks tapijt; 2 touren parels van mijn hals 100 in getal.
Aan Anna 100 g, Barbara 200 g en Françoise 100 g van rente 400 g op de stad
Brussel; aan Barbara van peerlen
braceletten, de cleynste van de twee; goden
rinck met roosken en diamanten (van vader afkomstig; 2 groote silveren
doosen; ovaal deurlichtig silveren gouttiere aan Françoise : stricke met
diamanten waeraen Lieve Vrouw met diamanten : silveren schaele met pint en 2
cleyne silveren flambeeuwen voor haer nacht parquet.
Aan mevrouw haere moeder ter memorie een silvern suyckerose met decksel.
Aan mijn broeder Jan jacques van der Linden prior van Renty 300 g in geld
Aan Anna van der Linden geestelycke dochter, mijne zuster : rente 300 g op de
stad Brussel en de Bantmolens; idem 150 g op stad Brussel en het vee; k 30 g op
domein Tervuren, 100 g op domeybn Brussel en pachthoff Tervuren. Idem altaer in vorm van scribant, kelck,
geweyde steen enz.; 2 silvere coffoire, 2 silveren kandelaers, een O.L.V. in
palmhout die 2 engels de croone boven het hooft houden.
Aan halfzuster Carolina renten : 125 g op Berg Brussel; 50 en 29 g 19 st op
Staeten Brabant; 25 g op stad Mechelen, 9 g 7 st op domeyn Leuven; 9 g 11 st op
domeyn Brussel en 100 g op stad Nijvel; een verzilverde schaal; ente 25 g op
stad Diest mits 2 jaargetijden voor grootouders in Savelkercke; renten 60 en 40
g op domeyn Jodoigne aan nicht; schilderij schouwstuk St. – Jan Baptist;
schilderij Ecce Homo; een paer silveren kandelaars.
Aan 2de nicht : 3 mudden coren op hoeve Gaesbeek; renten 31 g 5 st
op Jan del Vade; 30 g op Hub fontaine; schotel met vergulde boord; 2 silveren
kandelaers; 2 silveren soutvaten op pullekens, half vergult; schilderij met
O.L.V. en kindje Jezus.
Aan don Diego Gomez d’ Espinoza,
echtgenoot : vruchtgebruik van de goeren Meysse en Immersele met verbod bomen
te cappen, ten ware ter reparatie van selfde goet, huysoinghe en pachthoeve,
daarna Philip Jan van der Linden. Verbod
aan erfgenamen van een Espinoza rekeningen te vragen sedert huwelijk; Spinoza heeft geen recht op geld in ijzeren
kist, dat van voor huwelijk dateert; 1000 g aan Spinosa “als courtoisie en
danckbaerheyt”
460 A III Aangewezen als executant : advocaat Servranckx
van Raad Brabant. Aen alle cnechten en
meyden een “treffelyck rouwcleet” en loon tot einde jaer.
Cathar van der Mercke kokenmeyd en Niklaas Klaerwaeter knecht 220 g indien nog
in dienst.
Dit besloten testament werd geopend op 15 juli 1681.
Meerdere cocicilles :
rente 150 g aan plebaan St.- Godele op de noen na sermoon in form van
catechismus die aldaer gedaen wordt met
assistentie van geestelijcke dochters;
rente 50 g aan arme prioesters voor Maandags requiemmis aan altaer St. –
Michiel; op jaargetyde en O.L.V. feesten 4 keersen op altaer
een rente van 50 g of 800 g eens aan de 1ste meter Barbara Maes
(codicille 21.10.1676).
Bij opening is Spinosa nog steeds gouverneur van de stad Oostende.
2. Kaarten
Kaart Meise dorpskern
1. De kerk met de Dries
2. De rechtbank
3. Het dorpskasteel
4. De pastorie
5. Het vertrekpunt van de wegen
Stippellijnen : De verdeling van de velden rondom de dorpskom in regelmatige blokken afgelijnd door veldwegen. Quid Romeins kasteel.
3 Gebouwen vroeger en nuHet wit kasteel van baron d' Hoogvorst
1.1.1939 De Belgische staat wordt eigenaar van het domein van 92 ha7.6.1940 Duitse troepen bezetten het domein tot 3.9.1944
2.12.1944 Vliegende bom valt en het kasteel brandt af
7.9.1944 Engelse troepen bezetten het domein en installeren er de “Desert Rat Battle School” tot 9.8.194515.8.1945 Het Engelse vervoerskorps 712 Cy van de R.A.S.C. bezet het domein tot 1.1.19461948 Kunstschilder Edwin Ganz stierf op de zolderruimte van de Oranjerie (zie afbeelding).1952 Een der bijgebouwen van de hoeve van d’Hoogvorst wordt ingericht als schrijnwerkerij.1954 De funderingen van de hoeve d’Hoogvorst worden uitgebroken.1956 Verbouwen van de oude wasserij van het d’Hoogvorst kasteel aan de ingang van Meise – dorp tot werkplaatsen.15.4.1958 Het domein wordt plechtig geopend voor het publiek.1959 Aanleg van het terras voor de Oranjerie.16.3.1960 De Oranjerie van d’ Hoogvorst wordt in concessie gegeven om uitgebaat te worden als café – restaurant.14.2.1967 De naam Rijksplantentuin wordt gewijzigd in Nationale Plantentuin van België9.8.1967 Het domein wordt geklasseerd als landschap.1987 De binnentuin van de Oranjerie wordt opnieuw ingericht en de sierborders rond het terras worden aangelegd.
4. Genealogie
Leengoed van de Berthouts
Een “leen” is een
onroerende zaak welke door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan,
met onderlinge verbintenis van bescherming aan de ene, en van manschap de
heergewaden aan de andere zijde, een leenhouder – een leen verheffen.
Berthouts (van
Mechelen) en de Heren van Grimbergen zijn niet over één kam zijn te scheren. Ze
zijn wel afstammelingen van dezelfde voorvader en de Berthouts zijn
aangetrouwd. Ze beheerden samen wel een condominium en de Berthouts waren ook
heren van Humbeek, die van Grimbergen zaten in Asse en Ninove.... Maar dat is
zeer complex..... Over de Berthouts van Mechelen bestaat er wel een gedegen
werk: van Crijnen: Familie en Macht of zoiets....
Nog een bedenking:
Die Vander Ee ? zijn dat dezelfde ( of familie van Van der Aa).... Ik heb hier
nog wel een “Opvolging van de Heren van Grimbergen”, maar die is ook
gepubliceerd in “Uit het Verleden van Grimbergen (2 delen)
XIIIde eeuw Grimbergen Nassau
Als we over deze periode iets weten, dan komt dat uit
de eerste oorkonden van de abdij van Grimbergen uit 1110, 1132, 1147, 1155, …
Het hof te Meys was een leengoed van de Berthouts en
behoorde tot het “land van Grimbergen”.
Deze benaming is een eerder late fictieve geografische omschrijving van een
bepaald gewest in het oude Brabant, dat weliswaar een juridische en historische
eenheid vertoonde, doch geenszins een nauw samenhangend geheel vormde. Het groeide uit de feodale configuratie, door
de Berthouts in het leven geroepen.
Het omvatte Grimbergen, Strombeek, Meise, Brussegem, Londerzeel, Eppegem als
hoofdkern;
Grimbergen was toen niet het hoofd van een parochiecomplex, maar wel Meise.
volgens J. B. Grammaye was Grimbergen in 1110 nog een afhankelijkheid van Meise
en in 1132 werden de rollen omgekeerd o.a. door toedoen van de heren van
Grimbergen en de invloed van de abdij.
Bisschop Odo en zijn opvolgers plaatste Meise onder het patronaat van de
abdij van Grimbergen. Er is echter een
grondig verschil tussen patronaat en afhankelijkheid. Uit de oorkonden van 1110 en 1132 en de
volgende jaren blijken twee verscheidene rechtstoestanden
Het hoogtepunt van de feodale macht van de Berthouts lag zeker tussen 1128 –
stichting van de Norbertijnerabdij – en 1159, jaar van hun nederlaag tegen de
hertog van Brabant.
Het ontstaan van de moederparochie Meise is het best
te vergelijken met de vestiging en de uitbreiding van een missiepost. Naast een centrale kern in het oudste en
meest bevolkte gedeelte van de streek gevestigd, groeit en verspreidt de
parochie zich tot waar natuurlijke hinderpalen de grenzen trekken of nabij
gelegen moederparochiën, zoals bijvoorbeeld Ossel en Zemst, elke verdere
expansie beletten.
De ganse primitieve uitgestrektheid van het Land van Grimbergen telde slechts
een viertal moederparochiën, namelijk Meise, Ossel, Wemmel en Zemst. Van de overige was er nog geen sprake. De meeste hunner ontstonden pas later, tussen
de IXde enXIIde eeuw, ten gevolge van de algemene uitbreiding van de
villakerkjes.
Meise als moederparochie omvatte dus heel de uitgestrektheid van de huidige
gemeente (voor de fuzie), een deel van Brussegem, d.z. Oppem en Amelgem, geheel
Grimbergen en Strombeek.
De patroonheilige St. - Martinus, de dorpsstructuur van het vicus, de grenzen
en de bodemgesteldheid zijn zovele littekens, die daarvan getuigenis afleggen.
De nabijgelegen donjon van Godfried met de baard
(hertog van Brabant) werd waarschijnlijk gebouwd om een dam op te werpen tegen
de heerszucht van de Berthouts.
In 1211 was de Schepenbank in het hof te Meys
gevestigd.
1212 de Menza
Arnoldus
de Menza x Domina Gisela
Arnold en Rengot de Menza
Onder Meise behandelden we reeds de oorkonden
daaromtrent van 1139, 1171, 1176, 1182, 1286, 1211 en 1223. De herkomst van
deze tienden en het vrij ernstig geschil dat er uit voortvloeide leidde tot de
excommunicatie van Adam d’ Ophem. De
betwisting liep ruim 40 jaar.
Het andere deel tiende hielden ze van de milites de Menze, die op hun beurt leenmannen waren van de kasteleinen van Grimbergen en langs deze de rechtstreekse tak van de Berthouts. Deze ingewikkelde feodale toestand blijkt duidelijk uit de oorkonde van 1233. De Berthouts namen de erfenis over van de beide abdijen Grimbergen en Ninove. Het is de laatste overdracht in een lange reeks. Voortaan is gans het parochiaal patrimonium weerom in geestelijke handen en is de nieuwe en definitieve toestand geschapen, die eeuwen zal duren.
Van Immersele
XIIIde eeuw Arnold Van Lier
Jan Van Lier
Godfried Van Lier
1474 Karel Van Immersele
Arnold Van de Werve
1544 Hendrik Van Berchem X Margaretha van Werve
Samenvatting
1671 Van der Linden
1818 nieuw Emmanuel Van der Linden – d’Hoogvorst
1866 Leon
5.Toponomie
Belle
SA 9184 : Lenen van Margrete van Meys welcke si voert vanWill VdEtten : halve b
op Meysveltte Belle aan Hof van Meys (XV?)
SA 26-2-1592 hofstede Bellestraete aan kerkhoff goed.
Berghuis
Caertb 1717 : 22 een plaetse met een mot
genaemtBerchhuys 0-1-68
Not. 6763 13-11-1764 Vdl houtkap … van aen het Berghuys aks immerzeel zie ook
Top Brussegem 16
Not. 8236 Nr. 34 id ’t Berghuis
Berla
SAB 1051 tot dese (vander Ee) heerlyckheyt hoort toe een selve motte tweemael
entwaert ende pleeck hier voortijds te staen een schoon huys, twas tHuys van
Immerzele ende nu al vergaen maer daerop blijven staend een cleyb steynen
husken
KAB 5792 1699Franck Diertien en Barb De Pricker over Mich. Janssens, Juffr.
Petronella en Anna de Croy en wijlen zuster ; rente 67-10 (1300 gulden) op Waterken
ofte Berla leeenroerig Fr. Swerts heer van Riddervoorde stadhouder Groot
Brittanje.
WEB II blz. 296 stenen gebouw nabij de pastorijalias ’t Waterken
SA 5751 : placcaet van 1764 baron d’Hoogvorst verhuurt seker huys en erve gen
Berla oft Waterken tegen Brusselbane omtrent het Waeterken metten boomgaart en
block lants sonder de wateringhen ende vijvers daeraan liggende
Not. 36385 : 1832 vander Linden verhuurt het huis het Waterken, 17 r 49 e aan
Stwg.
Biesweide
– Bierweide
SAB. 475 : uitgewonnen vander Ee bos de
Biesweyde 0-3-6
COO Brussel – 1297 = hypoteek Anna vander Ee 26.8.1655 – 3 dw de Biesweyde
SA 5692 – Juni 1758 Petrus Vleracjers = de Biese Weydeweg niet geëffend
Not. 36393 8.3.1836 Thielemans verhuurt weyde Bierweyde 36r 8c Rode
Bosschervelt
SAB – 1051 – Van der Ee – Bosservelt oen ’t land van Bouwout tegen
Brusselstraete 2 dw
SAB – 29.4.1553. Jan van der Ee rente op
3 dw. Bosservelt neven goederen van Bouchout aen weg naer Assche.
SA 13.2.1579 – rente Jan vander Ee – 6 dw. Bosservelt
SA 2.9.1610 Jan vander Ee beleent 5 dw. Bosservelt
Brexeckweyde
SA 5715 : 06 09 1655 Anna vander Ee verpandt bos 3dw Brexeck – weyde
Diercoop
HGeest. 1637 Erfenis afgelegd door Jan van der Ee boomgaard den Diercoop 151
gulden in uitgaf echter = terugbetaals Jan van der Ee Diercoop 15 l g. aen
huurder Diercoop 10 g.
Hertissenput
SAB – 22.3.1547 Vander Ee beleent halve dw Hertissenput aen goederen Bouchout.
29.4.1553 Vander Ee half b. Hertissenputten
Hoef
Van Immerzele
SAB. 1051 – ende lot dese heerlickheyt noort noch toeeen schoon pachthoff
geheeten de Hoef Van Immerzeel der nu in pachtingen houdende is Christoffel …
daeraff sy … gheeft van den winnende lande waeraff de parcheelen ende stucken
hun van volgen jaere vallende Sint Andriesmisse in rogge te Mechelen gelevert
of te Brussel daert den voorsydehem heeft 57 sacken Mechels en in tarwe 3
sacken Mechels
HC 1474 – woenstede neven ‘thoff van Ymmersele er inne ende Beverstraete er
altere commende met een eynde aende Molenbeke Z.B.
HC 1601 – eenen boomgaert metten vyvere … en alle andere toebehoorten, gelegen
neven het pachthoff geheten thoff van Immerseel … metten zijde tegen tseven
hoff met andere zjde tegen de Beverstrate en molenbeke
Not. 6750 – 21.11.1749 – van der Linden houtkap “aen het speelhuys genaempt d’
Heerlyckheit van Immerzele”
Not.5755 – 26.11.1756 – van der Linden verhuurt aan Jan Baptist van Bever
Pachthof Hof van Immerzeele op de Mose 835 g. per jaer
Not. 6763 – 13.11.1764 van der Linden houtkap … ende op Immerzeelbosch tussenn
Bouchout en St.-Anna-Capelle
Hof
te Meise
= Hof van Immerzeel. Binnen het hof lag
de motte Berla – het Waterken.
Hof
van Immersele
Immersele = opvolgers van de dorpsheren van Meise, zie tijdschrift Berla nr. 2
WEB I – pag. 263 – 296 : t’hoff te Meysse ou Van Imersele enz.
Cijnsboek Van der £Ee – Anna van Bouwhout = mottret twee mael omwaertertende
pleeck hier voertijds te staan een schoon huys het welck genoempt was ’t Huys
van Immersele ende nu al vergaen maer daarop blijven staen een cleyb steynen
huysken
SA – 5922 – 9..1570 – verklaring Jan van der Ee = ’t Hoff te Meysse gesecht
Hoff van Immersele sedert meer dan 200 jaar aan heren van Immersele. (zie
beschrijving eigendom Berla nr. 33)
SA 5792 – Leen van Oranje = Jan van de Werbe, sone Aertsriddere, daer moeder
van was Adriaene van Immersele, ’t Hoff te Meysse gesecht Hoff van Ymmersele
ongeveer 22 b. met vijver van 1 – ½ dw.Hogere, middelbare en lagere justitie
waerd ongeveer1.200 g. Groot Brabants
met 5 mannen van leen
25.8.1645 – Anna van der Ee over de doot wijlen Johanna Anna van der Ee, suster
en eenighe erfgenaeme van Jan van der Eze, ’t voorsegd hoff bij testament.
Kasteel
SAB 475 : 30.3.1554 verkopren Hendr. V Berchem ridder en Margareta van de Werve
kasteel aan jonker van der Ee en Anna van Bouchout : … dreve met
Leinmansboomgaert ende den Eysputmet thuys van de Smisse synde het incomen voor
het huis van plaisancie 3b. Idem den
Pollepel met plaitse huysinghe en rijstal, den Leenmanvijver, den molenvijver,
de Ossendreve, den Partirrehof, het casteel, de Langen Vijver met het Prouweel
daeraen geleghen,den Pruymhoff metden hof boven de trappenende den grooten
Bankenhoff met de dreve daeraen gheleghen comende tegen de kwekerije in een
geplant met dreven ende schone haeghen 5 b; idem de kwekerijemet nieuwen
bogaert tegen Bouchout 3 b; aen het block met Eerbel – boschken 2 b;waer de
camme op staet, de Notenmeirsche ende nagel met die woninghe en hoff waerop de
meyer inne woont 2 b. Dit alles in een
quadraat rond in drevenaen straeteneplant 15 b 1dw.
Not. 3680 : 1829 verkoop Wemmel Kasteelken Hasselt.
Kinderbos
aangekocht
door Roose 22.11.1660
Kortebrouw
KAB 24479 : Kerk Rode heeft hypo op 339 r leenroerig Hof van Lier tegen
Calvereneusel Cortebouw (?) en Bouchoutbosken, geheeten het Preheel, Sommelbant
Leeman
COO Brussel 1019 Sartrozen 1744 : weyde en water gen den Pollepel aan de bane naa Amelghem, den boomgaert den
Leeman, casteel en hof d’Hoogvorst
Kerkr 1591 : vdEe betaalt zijn erfrente niet op den Leeman aan Bellaertstr (ook
SA 5709 : 5.5.1606 : vdEe legt kerkrente af van 14 st op boomgaert den Leeman)
Caertb 1717 II 74 : een vijver gen de Leeman en 77 den bogaert tegen casteel
gen den Leeman
Not. 5755 : 26.11.1756 : vdL verhuurt Jan Van Bever Hof te Immerzeel en
boomgaert den Leeman voor de voorpoort van casteel ; de huurder is verplicht
gras op partij bempt tussen Immerzeel en Leeman te maaien.
Moese,
Mose
Not. 5755 : 1756 verpachting Hof te Immerzeel op de Mose
Pollepel
Cijnsb. vdEe – van Bouchout : huur van de Leemansbogaart herplant op de
Leemansblock tusschen het water en de Pollepel
Vijver
SAB 1051 : vijvers Van Immerseel
Gravure van J. Neefs naar een schilderij van Antoon Van Dijck
Deze foto staat in de catalogus van de werken van Van Dijck van Dutoit onder het nummer deel 4.153. Volgens het jaarboek van de adel van België van Altenstein. Jean François vander Ee heer van Meys was amman van de stad Brussel waar hij de titel bij de dood van zijn vader bekwam in 1608. M. Noblon
Edwin Ganz
7. Bibliografie
7.1 Berla
83.01.02 Berla of waterken Van Hemeldonck L.
89.27.01 Baron d’ Hoogvorst Van Hemeldonck L.
93.32.02 Het hof van Meise Van Hemeldonck E.
93.33.01 d’ Hoogvorst hulde Van Hemeldonck E.
93.33.20 d’ Hoogvorst cantate Van Hemeldonck E.
97.50.05 Een merkwaardige vrouw barones d’ Hoogvorst Van Hemeldonck E.
99.55.03 De inboedel van een hofstede in Meise Van Hemeldonck E.
00.61.03 Het standbeeld van d’ Hoogvorst in Meise Van Hemeldonck E.
05.81.05 Baron van der Linden d’ Hoogvorst Moyson Raoul
7.2 Boeken
Jaarboek
van de adel van België van Altenstein
Baron van Herckenrode
Histoire des environs de Bruxelles A. Wauters
Het wapenschild van Meysche en het blazoen van de heeren van Bouchout
(E.S.B.,1934, p. 80 – 82)
Het kasteel van Bouchout te Meise Lindemans J. (E.S.B., 1927 – 28 , p. 13 – 16)
Het hof te Meysse Bettesone Achiel Pasar 2011
Meise Achiel Bettesone Schoon Meise III Vakantiegenoegens 1997
Keizerin Charlotte op rust te Meise Achiel Bettesone 2013
Baron van der Linden d’Hoogvorst Moyson
Raoul Artikel Tijdschrift Berla en
Brochure
Meise Vanden Eynde Jan
Le domaine de Boechout et ses châteaux Edwin Ganz
Getuigenis Ganz Edwin
Meise, onder de toren van St.-Martinus Jef De Cuyper Sib 2001
Meise Jef Heyvaert
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n
Snoeck – Ducaju
Historische tuinen en parken in Vlaanderen M&L cahier 20 Roger Deneef
Vlaamse overheid Onroerend erfgoed 2011 pag. 194
Iconografie van vlaams – Brabant IV Kanton Wolvertem
Standbeeld baron d’ Hoogvorst 100 jaar in Meise Het Nieuwsblad 9.9.1993 (RWM)
Vermakelijkheden van Brabant en deszelfs onderhoorige landen van De cantillon,
uitg. David weege MDCCLXX
Eigen Schoon en de Brabander
1985 4-5-6 Chevalier Joan Joseph van der Linden d’ Hoogvorst 1651 chevalier de
malte “Bessemhoeve tot 1748”
1937 Kasteel d’ Hoogvorst 120 vensters = Cosijns T.C.B.
1912 5-6-7 pag. 93 Meiboomplanting1985 4-5-6 Chevalier Joan Joseph van der
Linden d’ Hoogvorst 1651 chevalier de Malte
Atiquitatis illustrini Brabantiae
I.B. Grammaye www.play.google.com

























.jpg)

















Geen opmerkingen:
Een reactie posten